22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1721 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 oktober 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening statistiek spoorvervoer (Kamerstuk 22 112, nr. 1717)

Fiche 2: Verordening geldmarktfondsen (Kamerstuk 22 112, nr. 1718)

Fiche 3: Verordening preventie en beheer van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (IUS) (Kamerstuk 22 112, nr. 1719)

Fiche 4: Verordening, mededeling en aanbeveling Europese interne markt voor elektronische communicatie (Kamerstuk 22 112, nr. 1720)

Fiche 5: Mededeling EU innovatie-indicator

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling EU Innovatie-indicator

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Het meten van de innovatieresultaten in Europa: naar een nieuwe indicator.

Datum ontvangst Commissiedocument

13 september 2013

Nr. Commissiedocument

COM (2013) 624

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

n.v.t.

Behandelingstraject Raad

Raad voor Concurrentievermogen

Eerstverantwoordelijk Ministerie

Ministerie van Economische Zaken

2. Essentie voorstel

Op 13 september 2013 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht over de Innovatie-indicator. Tijdens de Europese Raad van juni 2010, waarin de Europa 2020-strategie werd aangenomen, werd de Commissie gevraagd een tweede op output gerichte innovatie-indicator te ontwikkelen, naast de inputindicator investeringen in R&D als percentage van het bruto binnenlands product (bbp). De nieuwe indicator is volgens de Commissie gericht op de outputkant van de economie en neemt alle sectoren mee. De indicator geeft aan hoe de lidstaten presteren ten opzichte van elkaar en ten opzichte van enkele innovatieve landen buiten de EU, zoals de VS, Japan en Zwitserland.

Aangezien innovatie-output diverse vormen aan kan nemen, heeft de Commissie ervoor gekozen om een gewogen indicator op te bouwen uit vijf elementen:

  • 1) Technological innovation (PCT): dit element betreft het aantal aangevraagde octrooien per miljard euro bbp;

  • 2) Skills (KIA): dit is het aandeel kennisintensieve werkgelegenheid (werkgelegenheid in sectoren waarin (op EU-niveau) ten minste 33% tertiair opgeleiden werkzaam zijn) in de totale werkgelegenheid;

  • 3) Competitiveness: hier ligt de focus op export. Deze deelindicator bestaat weer uit twee gelijk gewogen onderdelen voor de industrie en voor diensten:

    • a) GOODS heeft betrekking op de maakindustrie. Dit onderdeel telt het aandeel van medium- en hightech goederenexport in het saldo van de handelsbalans. De medium en high-tech sectoren zijn op OESO-niveau bepaald op basis van R&D-intensiteit;

    • b) SERV gaat over diensten. Dit onderdeel berekent het aandeel van kennisintensieve dienstenexport in de totale dienstenexport. In de teller telt de exportwaarde van sectoren mee waarin (op EU-niveau) ten minste 33% hoger opgeleiden werkzaam zijn. De noemer bestaat uit de totale dienstenexport;

  • 4) Employment dynamism in firms (DYN): dit betreft het aandeel snel groeiende bedrijven in innovatieve sectoren, binnen de totale populatie snel groeiende bedrijven. Daarbij zijn snel groeiende bedrijven gedefinieerd als bedrijven die drie jaar achtereen ten minste 10% banengroei vertonen. Daarbij weegt groei in relatief innovatieve sectoren zwaarder (dat zijn sectoren die in de hele EU hoog scoren in de Community Innovation Survey van 2008).

De eerste vier elementen (PCT, KIA, GOODS en SERV) zijn bestaande deelindicatoren uit het Innovation Union Scoreboard (IUS), dat de Commissie jaarlijks blijft uitbrengen. Het laatste element (DYN) wordt aan het IUS toegevoegd. De uitkomsten van de vijf elementen worden voor elk land omgerekend tot een totaaluitkomst, die is weergegeven in figuur 1, met Nederland op een tiende plaats (binnen de EU-landen).

Figuur 1: de ranglijst van landen op basis van de voorgestelde indicator.

Figuur 1: de ranglijst van landen op basis van de voorgestelde indicator.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

De mededeling valt binnen het bereik van artikel 4, lid 3 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU). De Unie is bevoegd op te treden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, zonder dat de lidstaten belet worden hun bevoegdheden uit te oefenen. Verder is de Unie bevoegd ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling te stimuleren (artikel 179 VWEU). Daarnaast dragen de EU en de lidstaten gezamenlijk zorg voor het versterken van het concurrentievermogen. Hiervoor heeft de Commissie met name een rol bij de coördinatie van de activiteiten in de lidstaten (artikel 181, lid 2 VWEU).

Subsidiariteit en proportionaliteit

Nederland heeft een positieve grondhouding ten opzichte van zowel de subsidiariteit als de proportionaliteit. Nederland ondersteunt de doelstelling van de Commissie om een meer strategisch onderzoek- en innovatiebeleid te voeren. De EU heeft vooral een rol bij het stimuleren van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling. Hier ligt een meerwaarde voor Europees beleid om focus en bundeling van krachten binnen Europa te realiseren, versnippering van inspanningen te voorkomen en grensoverschrijdende samenwerking te stimuleren. Het meten van innovatiebeleid in Europa voor empirisch onderbouwde beleidsvorming past ook binnen deze doelstelling van de Commissie. Nederland beoordeelt de subsidiariteit dan ook als positief.

Nederland beoordeelt de proportionaliteit eveneens positief. Het voorstel van de Commissie zal beleidsmakers ondersteunen bij het scheppen van een innovatievriendelijk klimaat en gaat hierbij niet verder dan nodig.

Financiële consequenties

Geen. De Commissie voorziet geen gevolgen voor de EU-begroting of nationale begrotingen.

Inschatting van de gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

Geen. De Commissie maakt voor de voorgestelde indicator gebruik van bestaand datamateriaal.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland ondersteunt de doelstelling van de Commissie om een meer strategisch onderzoek- en innovatiebeleid te voeren. Daarbij hecht Nederland eraan dat naast een EU-indicator gericht op input (R&D intensiteit) er ook een EU-indicator komt die de outputzijde van innovatie belicht. Innovatie met als doel om de productiviteit(groei) te verhogen, behelst immers meer dan de R&D die een land verricht.

De voorgestelde outputindicator moet daar inzicht in geven, zowel op het niveau van de EU als geheel als op het niveau van de individuele lidstaten. Nederland is van mening dat verdere discussie en analyse noodzakelijk is, aangezien:

  • 1. de indicator onvoldoende rekening houdt met verschillen binnen sectoren tussen landen. Nederland heeft bijvoorbeeld een sterke agrofood sector die bovengemiddeld innovatief is. Maar omdat in de EU als geheel deze sector minder kennisintensief is, telt die hele sector niet mee in de indicator. Dan is de vraag wat de indicator zegt over innovatie in Nederland.

  • 2. de onderdelen van de indicator met betrekking tot hoogopgeleide arbeid niet zozeer gericht zijn op output, maar meer op input. Immers, bedrijven verrichten innovatie en zij benutten menselijk kapitaal als input. Output betreft informatie over productiviteit (een maatstaf voor de efficiëntie waarmee productiefactoren worden ingezet) en over innovatie-activiteiten van bedrijven, zoals de mate waarin bedrijven hun producten, organisaties en processen vernieuwen.

Naar boven