22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1703 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij een fiche aan te bieden die werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: herziene richtlijn betaaldiensten

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: herziene richtlijn betaaldiensten

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2013/36/EU en 2009/110/EG en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG

Datum ontvangst Commissiedocument

25 juli 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013) 547, 2013/0264 (COD)

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

Zie http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SWD:2013:0288:FIN:EN:HTML

voor het Impact Assessment van de Commissie

Zie http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SWD:2013:0289:FIN:NL:HTML voor de samenvatting van het Impact Assessment van de Commissie

Behandelingstraject Raad

Ecofin

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Financiën

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    Artikel 114 VWEU

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

    Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing door het EP.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    Titel V van de verordening omvat gedelegeerde handelingen. De Europese Commissie kan de definitie van micro-onderneming aanpassen indien nodig en kan enkele bedragen corrigeren voor inflatie of naar aanleiding van significante marktontwikkelingen.

    Ook is bepaald dat de Europese Banken Autoriteit technische reguleringsnormen opstelt in het kader van de inrichting van een webportaal, die vervolgens door de Commissie worden vastgesteld.

2. Samenvatting BNC-fiche

De richtlijn wijzigt de al bestaande richtlijn betaaldiensten1 om te komen tot meer harmonisatie en het onder toezicht brengen van zogenoemde derde-dienstverleners. Het subsidiariteitsoordeel van het kabinet over het voorstel is positief; het proportionaliteitsoordeel is positief met een enkele kanttekening.

Harmonisatie

Een belangrijke harmonisatieslag vindt plaats in de reikwijdte van de richtlijn en in de vrijstellingsregeling. Daarnaast worden ook op andere terreinen harmonisatie-voorstellen gedaan. Het gaat onder meer om de regeling op grond waarvan betaaldienstverleners geld dat zij van hun klanten ontvangen hebben, moeten veiligstellen. Daarnaast stelt de Commissie voor om de regels voor het doorberekenen van kosten die handelaren maken voor het aanbieden van elektronische betaalmethoden op Europees niveau te maximeren. Aan het doel om tot meer harmonisatie te komen, moet ook tegemoet komen dat de Europese Banken Autoriteit (EBA) voortaan de bevoegdheid krijgt om standaarden en richtsnoeren af te kondigen over de vaststelling, invoering en monitoring van beveiligingsmaatregelen. Ook zou de EBA een webportaal moeten beheren via welke op eenvoudige wijze alle nationale registers waarin betaaldienstverleners zijn ingeschreven toegankelijk zijn.

Het kabinet is in beginsel positief over de voorgestelde harmonisatieslag op een enkele uitzondering na.

Toezicht op derde-dienstverleners

Derde-dienstverleners initiëren in opdracht van consumenten betaaltransacties of verzamelen rekeninginformatie zonder zelf de betaalrekening aan te bieden of te beheren. Deze diensten heten ook wel betalingsinitiatiediensten. Zij verkrijgen in hun werkzaamheden rechtstreeks toegang tot de betaalrekening van consumenten. Aan deze vorm van dienstverlening, waarbij partijen in de voorstellen van de Commissie directe toegang tot de betaalrekening van de consument krijgen, kleven behoorlijke risico’s voor de consument als er geen nadere maatregelen worden getroffen.

Het kabinet is vanuit het oogpunt van consumentenbescherming en borging van een veilig betalingsverkeer positief over de ondertoezichtstelling van derde-dienstverleners, maar is van mening dat in het voorstel van de Commissie nog niet voldoende prikkels zijn opgenomen voor derde-dienstverleners om de risico’s die met die activiteit verbonden zijn, voldoende te mitigeren.

Het kabinet zet erop in dat derdedienstverleners die betalingsinitiatiediensten verlenen, niet alleen met de consument afspraken maken, maar ook met de betrokken betaaldienstverleners die de rekening van die consument aanhouden.

3. Samenvatting voorstel

Het voorstel betreft een herziening van de richtlijn betaaldiensten. De bestaande richtlijn betaaldiensten bevat een wettelijk kader voor vergunningverlening aan en toezicht op ondernemingen die betaaldiensten verlenen (zogenoemde betaaldienstverleners of betaalinstellingen). In de oude richtlijn betaaldiensten was veel ruimte voor nationale regelgeving opgenomen (zogenoemde lidstaatopties). De Europese Commissie stelt voor deze lidstaatopties zoveel mogelijk te schrappen, zodat er op Europees niveau meer harmonisatie bereikt kan worden bij het stellen van regels voor betaaldienstverleners. Daarnaast stelt de Europese Commissie voor om zogenoemde derde-dienstverleners onder toezicht te brengen. Het doel van de Europese Commissie met de herziening van de richtlijn betaaldiensten is tweeledig:

  • 1. de Europese Commissie wil met de herziening gelijke kansen bewerkstelligen voor alle categorieën betaaldienstverleners, waardoor vervolgens de keuzemogelijkheden, efficiëntie, transparantie en veiligheid van betalingen in de detailhandel zullen toenemen en

  • 2. de Europese Commissie wil het aanbod van innovatieve grensoverschrijdende kaart-, internet- en mobiele betaaldiensten bevorderen.

Inhoud voorstel

De Europese Commissie stelt voor om de reikwijdte van de richtlijn betaaldiensten uit te breiden in tweeërlei opzicht. In de richtlijn betaaldiensten is toezicht geïntroduceerd op betaaldienstverleners2 voor zover deze transacties verrichten in een valuta van een lidstaat. Bovendien was noodzakelijk dat de bij een betaaltransactie betrokken betaaldienstverleners beide in een lidstaat gevestigd zijn. In het voorliggende voorstel voor wijziging van de richtlijn betaaldiensten, wordt voorgesteld de richtlijn niet langer te beperken tot transacties waarbij beide betaaldienstverleners in de Europese Unie zijn gevestigd. Ook transacties waarbij slechts één van de betrokken betaaldienstverleners in de EU is gevestigd (zogenoemde one leg transacties) zouden onder de reikwijdte van de richtlijn betaaldiensten moeten gaan vallen voor zover het gaat om toepassing van artikel 78 (valutadatum) en titel III van de richtlijn betaaldiensten. Daarnaast wordt titel III van de richtlijn betaaldiensten van toepassing verklaard op betaaldiensten in elke valuta. Deze titel III bevat bepalingen over transparantie en informatieverstrekking van betaaldienstverleners aan betaaldienstgebruikers.

De uitzonderingen op de reikwijdte van de richtlijn, opgenomen in artikel 3 van de richtlijn betaaldiensten, worden ook gewijzigd. Voorgesteld wordt om de uitzondering die betrekking heeft op betaaldiensten die worden verricht binnen een beperkt netwerk3, strikter te definiëren. De uitzondering voor betaaldiensten verricht via telecomapparatuur of -netwerken wordt ingeperkt, evenals de uitzondering die van toepassing is voor handelsagenten. Tot slot wordt voorgesteld de uitzondering voor geldautomaatdiensten volledig te schrappen. Alle genoemde aanpassingen kunnen tot gevolg hebben dat meer ondernemingen verplicht worden een vergunning als betaalinstelling aan te vragen. Eveneens invloed op de reikwijdte van de richtlijn heeft de wijziging van de vrijstellingsregeling voor kleine betaalinstellingen. Het totale maandelijkse bedrag aan betaaltransacties dat de grens bepaalt tussen kleine betaalinstellingen die onder het vrijstellingsregime kunnen vallen en andere betaalinstellingen wordt verlaagd van 3 miljoen euro per maand naar 1 miljoen euro per maand. Dit zou een potentiële toename van het aantal vergunningplichtige betaaldienstverleners tot gevolg kunnen hebben.

Nieuw in de richtlijn betaaldiensten is dat er op Europees niveau een webportaal komt via welke alle nationale registers zijn te raadplegen. De EBA krijgt de taak deze toegangspoort op te zetten en te beheren. De EBA krijgt ook de bevoegdheid om na overleg met de ECB richtsnoeren af te kondigen over de vaststelling, invoering en monitoring van beveiligingsmaatregelen.

De regeling over het veilig stellen door betaaldienstverleners van gelden die zij van betaaldienstgebruikers ontvangen hebben4, wordt verder geharmoniseerd. Deze aanpassing houdt in dat Nederland niet langer van alle betaalinstellingen kan eisen dat zij van consumenten ontvangen gelden veilig stelt.

Voorts zijn de randvoorwaarden geschetst waaraan voldaan moet zijn wil een betaalinstelling rechtstreeks toegang kunnen krijgen tot betaalsystemen.

In navolging van de richtlijn consumentenrechten5 wordt ook het artikel over de in rekening te brengen kosten aangepast. Handelaren mogen nog steeds kortingen in rekening brengen of een kostenvergoeding vragen. Deze laatste mag echter niet hoger zijn dan de kosten die de handelaar zelf heeft moeten maken voor de betaaltransactie. Nieuw is ook dat in het voorstel is opgenomen dat handelaren aan hun klanten ter zake van het gebruik van betaalkaarten die binnen de reikwijdte van de (concept-) MIF-verordening6 vallen, geen kosten meer in rekening mogen brengen.

De Europese Commissie wil diverse wijzigingen aanbrengen in de richtlijn betaaldiensten waardoor zogenoemde «derde-dienstverleners» onder toezicht komen en op basis van een vergunning vrijuit in de Europese markt kunnen opereren. Deze derde-dienstverleners initiëren in opdracht van consumenten betaaltransacties of verzamelen rekeninginformatie zonder zelf de betaalrekening aan te bieden of te beheren. De Europese Commissie is in haar voorstel positief over de opkomst van deze dienstverlening; zij is van mening dat hierdoor een positieve bijdrage aan innovatie en concurrentie op het terrein van het betalingsverkeer wordt geleverd.

Impact assessment Commissie

De Europese Commissie geeft aan dat een volledig geïntegreerde kaartmarkt voor bedrijven en consumenten tezamen ongeveer 4 miljard euro voordeel zou kunnen opleveren. Daarnaast zou het bevorderen van grensoverschrijdende acceptatie van kaarten voor handelaren nog ongeveer 3 miljard euro per jaar kunnen opleveren. De toegang voor derde-dienstverleners die betalingsinitiatiediensten verrichten zou volgens de Commissie ongeveer 0,9 tot 3,5 miljard euro per jaar aan besparingen voor handelaren op moeten leveren.

De uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn betaaldiensten naar zogenoemde «one-leg»-transacties en naar transacties met valuta van buiten de EU, brengt volgens de Europese Commissie slechts marginale kosten met zich mee.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

De Europese Commissie baseert de bevoegdheid van de Unie om deze maatregel vast te stellen op artikel 114 van het EU Werkingsverdrag. Het voorstel draagt volgens de Europese Commissie bij aan een verdere integratie van de Europese betaalmarkt. De voorgestelde regels zorgen voor verdergaande harmonisatie en daardoor voor een beter functionerende interne betaalmarkt. Deze bevoegdheid lijkt het kabinet een correcte basis voor het voorstel.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Subsidiariteit

Een geïntegreerde EU-markt voor elektronische betalingen draagt bij aan de doelstelling betreffende de interne markt in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het voorstel betreft een herziening van een al bestaande richtlijn en beoogt meer harmonisatie op EU niveau te brengen. Een dergelijke harmonisatie van de betaalmarkt en betaalstandaarden is nodig voor de ontwikkeling van het grensoverschrijdend betalingsverkeer Deze harmonisatie kan onvoldoende door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt, en beter op het niveau van de Unie. Het subsidiariteitsoordeel van het kabinet is om deze reden positief.

Proportionaliteit

Het proportionaliteitsoordeel van het kabinet is positief, met een aantal kanttekeningen.

Voor een geïntegreerde betaalmarkt is het van belang dat lidstaten zoveel mogelijk dezelfde standaarden en regels hanteren, zodat bedrijven eenvoudig grensoverschrijdend kunnen werken zonder dat dit voor hen extra kosten met zich meebrengt. Daarom wordt in het voorstel terecht voorgesteld de ruimte voor nationale regelgeving te beperken. De voorgestelde uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn naar transacties waarbij slechts één van meer betrokken betaaldienstverleners in de Europese Unie is gevestigd, gaat echter volgens het kabinet verder dan noodzakelijk. Deze uitbreiding van de reikwijdte ziet namelijk deels op betalingen waarvan de ontvanger buiten de Europese Unie is gevestigd.

Verder staat het kabinet kritisch tegenover onderdelen van de regeling ten aanzien van de positie van derde-dienstverleners. Het kabinet is van mening dat de opgenomen regeling inclusief directe toegang tot de betaalrekening op een enkel punt de risico’s bij de verkeerde partij legt. Hierdoor heeft het voorstel meer dan in de optiek van het kabinet nodig is invloed op de bestaande rechtsverhouding tussen private partijen (namelijk tussen rekeninghouders enerzijds en de bank of betaalinstelling die de rekening beheert en aanhoudt anderzijds). Het kabinet zal zich er tijdens de onderhandelingen voor inzetten om de regeling die betrekking heeft op derde-dienstverleners met meer waarborgen te omkleden en de prikkels voor alle betrokken partijen zo te leggen dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen in hun invloedssfeer ligt.

c) Het kabinetsoordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Gedelegeerde handelingen

De EBA moet een webportaal inrichten via welke er toegang bestaat tot de registers in alle lidstaten waarin betaaldienstverleners zijn ingeschreven. De Commissie stelt op voorstel van de EBA technische reguleringsnormen vast die moeten bijdragen aan het goed functioneren van het webportaal. Het kabinet vindt het positief dat een dergelijk webportaal wordt ingericht, omdat het hierdoor eenvoudiger wordt om informatie te achterhalen over betaaldienstverleners die grensoverschrijdend werkzaam zijn.

De Europese Commissie kan gedelegeerde handelingen vaststellen voor aanpassing van de definitie van «micro-onderneming». Ook kunnen de bedragen genoemd in artikel 27, eerste lid (drempelbedrag voor vrijstelling) en artikel 66, eerste lid, (bedrag van eigen risico voor betaler bij verlies of diefstal van het betaalinstrument) van de richtlijn betaaldiensten worden gecorrigeerd voor inflatie en naar aanleiding van significante marktontwikkelingen.

Het kabinet is positief over de mogelijkheid voor de Commissie om de definitie aan te passen. Het kabinet is negatief over de mogelijkheid voor de Commissie om zelfstandig de genoemde drempelbedragen te kunnen aanpassen; hierbij is meer invloed van lidstaten wenselijk.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Het kabinet is van mening dat benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.

De Europese Commissie heeft een financieel memorandum opgesteld waarin is opgenomen dat met name kosten zullen moeten worden gemaakt voor de taken die de Europese Bankautoriteit (EBA) op zich gaat nemen. In totaal begroot de Europese Commissie deze kosten voor haar in 2014 op 160.000 euro, in latere jaren neemt dit bedrag af naar 75.000 euro per jaar op structurele basis. Indien per saldo sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland, dan zullen deze worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De aanpassing van de reikwijdte van de richtlijn betaaldiensten heeft tot gevolg dat meer transacties en betaaldienstverleners onder toezicht komen te staan. Dit legt in beginsel derhalve een groter beslag op de capaciteit van de toezichthouder. Het verminderen van lidstaatopties en een versimpeling van de regeling om ontvangen gelden veilig te stellen, zal mogelijk een vermindering van toezichtscapaciteit met zich meebrengen. Eventuele extra toezichtskosten die gemaakt worden zullen door de financiële sector zelf gedragen moeten worden (dit wordt aan hen doorberekend). Eventueel budgettaire gevolgen voor de rijksoverheid worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Nieuwe ondertoezicht gestelde ondernemingen zijn kosten kwijt voor een vergunningaanvraag en het lopend toezicht. Alle betaaldienstverleners zullen kosten kwijt zijn aan uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn. Tegelijkertijd levert de versoepeling van de regeling voor het veiligstellen van gelden en de harmonisatieslag die gemaakt wordt, weer een kostenverlaging op voor betaaldienstverleners.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Doordat een nieuwe categorie betaaldienstverleners onder toezicht zal worden gesteld, nemen de uitvoeringslasten voor toezichthouder DNB toe. Voor betaalinstellingen en banken kan de uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn leiden tot een toename van regeldruk. Daar staat tegenover dat het beperken van het aantal lidstaatopties een vermindering van de regeldruk betekent voor bedrijven die grensoverschrijdend activiteiten ontplooien en ook grensoverschrijdend betalingsverkeer hebben. Ook het voorstel om niet langer te eisen dat van klanten ontvangen gelden bij faillissement van hun betaaldienstverlener veilig gesteld moeten zijn, heeft voor betaalinstellingen een vermindering van regeldruk tot gevolg.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De voorstellen in de richtlijn zorgen ervoor dat het kabinet enkele bepalingen in het Burgerlijk Wetboek en enige bepalingen in de Wet op het financieel toezicht en daarop gebaseerde bepalingen zal moeten aanpassen.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

In het concept-richtlijnvoorstel wordt voorgesteld om als uiterste omzettingsdatum de dag te hanteren die volgt twee jaar na goedkeuring van de richtlijn. Dit is volgens het kabinet haalbaar.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

In het concept-richtlijnvoorstel is een zogenoemde herzieningsclausule opgenomen waarin is bepaald dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de richtlijn de Commissie verslag moet doen over de toepassing en gevolgen van de richtlijn, waarbij speciaal aandacht moet worden geschonken aan de adequatie en de gevolgen van de in artikel 55, leden 3 en 4, vervatte voorschiften voor de kosten en vergoedingen.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Het voorstel vergt aanpassingen in systemen van bestaande betaaldienstverleners.

b) Handhaafbaarheid

Het voorstel is grotendeels goed handhaafbaar. Aandachtspunt is wel de handhaving van de bepaling dat handelaren niet meer dan de werkelijke kosten van een betaaltransactie mogen doorberekenen aan hun klanten.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.

9. Nederlandse positie

Het kabinet vindt het belangrijk dat gestreefd wordt naar één Europese betaalmarkt en begrijpt dan ook de wens van de Europese Commissie om minder ruimte te laten voor lidstaatopties en meer bepalingen te harmoniseren. Eén Europese betaalmarkt kan bijdragen aan het stimuleren van e-commerce, met name als het voor consumenten eenvoudig is om elektronisch te betalen. Vanuit die optiek bezien verdient het steun dat de EBA de bevoegdheid krijgt om (a) een webportaal in te richten wat toegankelijk is vanuit alle lidstaten en (b) enkele technische standaarden en richtsnoeren vast mag stellen die zullen gelden voor de gehele Europese Unie.

Toch is de praktijk bij het streven naar één Europese betaalmarkt lastig; er bestaan grote verschillen tussen de lidstaten in betaalgewoonten en de efficiëntie die in een nationale betaalmarkt is bereikt. Nederland heeft een van de meest efficiënt georganiseerde betaalmarkten, met relatief lage kosten voor consumenten en een hoog percentage elektronische betalingen.

Voor het goed functioneren van de Nederlandse betaalmarkt is daarom van belang dat consumenten vertrouwen hebben en blijven houden in het elektronisch betalingsverkeer. Om deze reden is voor het kabinet de opkomst van de zogenoemde derde-dienstverleners in het betalingsverkeer een punt van aandacht. Het kabinet is positief over de ondertoezichtstelling van dit soort dienstverleners. Deze nieuwe vorm van dienstverlening biedt kansen, maar brengt ook risico’s met zich mee. Dit risico is met name gelegen in het feit dat derden toegang krijgen tot de betaalrekening (van consumenten). In de optiek van het kabinet houdt het voorstel van de Europese Commissie voor de regeling van de positie van derde-dienstverleners nog onvoldoende rekening met deze risico’s. Met name de wijze waarop de aansprakelijkheid voor foutieve of malafide transacties geëffectueerd moet worden, vereist aanpassing. De inzet van het kabinet is erop gericht om het verlenen van betalingsinitiatiediensten met meer waarborgen te omkleden en de prikkels voor alle betrokken partijen zo te leggen dat zij verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen in hun invloedssfeer ligt. Het kabinet zet er daarbij op in dat derdedienstverleners die betalingsinitiatiediensten verlenen, niet alleen met de consument afspraken maken, maar ook met de betrokken betaaldienstverleners die de rekening van die consument aanhouden.

Positief vindt het kabinet de verheldering van de uitzonderingen op de reikwijdte van de richtlijn, die zijn opgenomen in artikel 3 van de richtlijn betaaldiensten. Uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn wordt ook bereikt door het drempelbedrag voor vrijgestelde betaaldienstverleners te verlagen. Hierdoor vallen kleine betaaldienstverleners eerder in het verplichte vergunningenregime. Het kabinet is er niet van overtuigd dat de wens om (zeer) kleine betaaldienstverleners onder toezicht te stellen opweegt tegen de extra toezichtskosten die hiervoor gemaakt moeten worden. Om deze reden is het kabinet negatief over de voorgestelde verlaging van het drempelbedrag.

Evenmin is het kabinet overtuigd van de noodzaak om de reikwijdte van een deel van de richtlijn uit te breiden naar one leg-transacties.

De Europese Commissie wenst tot een geïntegreerde Europese betaalmarkt te komen. Om dit te bereiken zijn in het voorstel enkele lidstaatopties geschrapt en zijn er op meer punten eenduidige regelingen opgenomen. Het kabinet staat positief tegenover deze voorstellen tot harmonisatie met uitzondering van één punt. Die uitzondering betreft het voorstel om de lidstaatoptie te schrappen dat van alle betaaldienstverleners geëist mag worden dat zij de van hun klanten ontvangen gelden veilig stellen. Het schrappen van deze lidstaatoptie doet in de ogen van het kabinet te veel afbreuk aan de consumentenbescherming.


X Noot
1

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG

X Noot
2

Een betaaldienstverlener is een onderneming die diensten verleent als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten. Het gaat hier onder meer om het overmaken van geld en de uitgifte van betaalinstrumenten (zoals bijvoorbeeld debitcards en creditcards).

X Noot
3

Deze uitzondering ziet op een beperkt netwerk in geografische zin. Het gaat om betaaldiensten die plaatsvinden binnen een beperkte hoeveelheid winkels op één locatie of om betaaldiensten die plaatsvinden door één winkelketen. Onder beperkt netwerk wordt tevens verstaan de aanschaf van een beperkte reeks van goederen en diensten.

X Noot
4

Betaalinstellingen moeten ervoor zorgen dat het geld dat zij ontvangen van hun klanten afdoende afgescheiden is van het eigen vermogen, zodat ingeval van faillissement van de betaalinstelling, de gelden van hun klanten zijn veiliggesteld.

X Noot
5

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 304/64)

X Noot
6

Voorstel van de Europese Commissie (Commissie) voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (COM(2013) 550, 2013/0265 (COD).

Naar boven