22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr.1552 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de Leden

Den Haag, 23 januari 2013

Op 6 december 2012 heeft het lid Omtzigt bij de Regeling van Werkzaamheden via een brief om de mening van het kabinet en de Kamervoorzitter gevraagd ten aanzien van de openbare behandeling van concept-conclusies van de Europese Raad, een zogenaamd limité-document (Handelingen II, vergaderjaar 2012/2013, nr.32, behandeling Regeling van Werkzaamheden). Hierover heeft tijdens het algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken van de vaste commissie voor Europese Zaken op 5 december jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1211) een kort ordedebat plaatsgevonden.

Het lid Omtzigt verwees in dit algemeen overleg expliciet naar de concept-Raadsconclusies. Dit document was echter geen punt op de agenda en de minister van Buitenlandse Zaken beriep zich op het reglement van de Raad van de Europese Unie dat hem niet toestond te reageren. De voorzitter van de commissie heeft toen vastgesteld dat de heer Omtzigt zijn vraag aangaande de conceptconclusies mocht stellen maar dat de minister van Buitenlandse Zaken niet gehouden was deze te beantwoorden.

Op 10 december 2012 is de minister van Buitenlandse Zaken in de geannoteerde agenda van de Europese Raad (Kamerstuk 21 501-20, nr. 707), mede namens de minister-president, in gegaan op de behandeling van conceptraadsconclusies:

«Alle inhoudelijke elementen waaraan in de concept-raadsconclusies wordt gerefereerd, kunnen uiteraard met uw Kamer worden besproken (...) Ten aanzien van het betreffende document zelf, en ten aanzien van de exacte bewoordingen die in dit document worden voorgesteld, geldt echter dat hierop in de gehele Europese Unie geldende afspraken van vertrouwelijkheid van toepassing zijn. Het betreft immers een document dat door het EU-raadssecretariaat de classificatie limité heeft gekregen. Dit document of onderdelen ervan worden derhalve niet publiekelijk met uw Kamer gedeeld, en ik verzoek uw Kamer er ook niet in een openbaar debat uit te citeren of anderszins elementen eruit publiek te maken. Voor zover parlementen in andere lidstaten inzage hebben gekregen in deze concept-raadsconclusies, zijn daarop deze zelfde EU-brede afspraken inzake vertrouwelijkheid van toepassing.»

Op 11 december 2012 is tijdens de Regeling van Werkzaamheden op verzoek van het lid Omtzigt en met steun van een Kamermeerderheid besloten om de concept-raadsconclusies van de Europese Raad toe te voegen aan de agenda van het plenaire debat met de minister-president over de Europese top op 12 december 2012(Handelingen II, vergaderjaar 2012/2013, nr. 33, behandeling Regeling van Werkzaamheden). De Kamervoorzitter heeft daarbij aan het lid Omtzigt toegezegd dat zij nog zal terugkomen op zijn eerder hierboven genoemde verzoek aan haar.

Op 20 december 2012 heeft de vaste commissie voor Europese Zaken in een procedurevergadering een brief vastgesteld (gedateerd 14 december 2012) waarin de minister van Buitenlandse Zaken wordt verzocht om in te gaan op vertrouwelijkheidsregels omtrent limité-documenten en de wijze waarop de informatiepositie van de Kamer op dit punt verbeterd kan worden. De vaste commissie voor Europese Zaken heeft hierbij ook aandacht gevraagd voor een rapport van de COSAC gedateerd april 2012 waaruit blijkt dat 21 parlementen in de Europese Unie kennis kunnen nemen van limité-documenten, hetzij via toezending door hun regering, hetzij door geautoriseerde toegang tot de database van de Raad van de Europese Unie.

Op 18 januari 2013 heeft de minister van Buitenlandse Zaken in een brief gereageerd op dit verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken (Kamerstuk 22 112, nr. 1548). Blijkens deze brief is het kabinet, onder bepaalde voorwaarden, bereid om de Kamers toegang te verschaffen tot limité-documenten via een Europese database:

«Het kabinet heeft na ampel beraad besloten om de Eerste en Tweede kamer toegang te geven tot de zogenoemde Limité-documenten van de Raad. Overwegingen die daarbij meespelen zijn: aanhoudende verzoeken vanuit uw beider Kamers aan individuele leden van het kabinet om inzage in dergelijke documenten, en de inventarisatie in het 17e bi-annual report van de COSAC, waaruit naar voren komt dat in 21 van de 27 EU-lidstaten het nationale parlement wel toegang heeft tot de zogenaamde Limit-documenten van de Raad (...)

Het kabinet heeft dan ook besloten uw beider Kamers de mogelijkheid te bieden om via een zogenaamde EU-extranet-database rechtstreekse toegang te verkrijgen tot interne EU-Raadsdocumenten met de aanduiding Limité. Zoals u zult begrijpen vindt dit plaats onder het beslag dat Nederland – en daarmee ook uw Kamers – zich blijft houden aan de tussen de EU-lidstaten in de Raad overeengekomen richtsnoeren over de omgang met dergelijke documenten. (...)

De belangrijkste bepaling uit die richtsnoeren is dat deze documenten of delen ervan niet publiek gemaakt mogen worden zonder voorafgaande autorisatie daartoe door de Raad of personen die met een Raadsbesluit daartoe gemachtigd worden. Dit betekent dat uw beider Kamers en alle Kamerleden deze documenten dienen te behandelen als interne stukken die niet met het publiek of de media mogen worden gedeeld en waaruit in openbare debatten met leden van het kabinet niet mag worden geciteerd (…)

Nederland is gebonden aan de naleving van de genoemde richtsnoeren. De verantwoordelijkheid daarvoor wordt met deze stap door het kabinet gedeeld met uw beider Kamers. Mocht onverhoopt blijken dat de richtsnoeren in de praktijk niet worden nageleefd, dan kan de geboden toegang weer worden ingetrokken.»

Deze brief staat geagendeerd voor het algemeen overleg over de informatievoorziening over Europese dossiers van de vaste commissie voor Europese Zaken met de minister van Buitenlandse Zaken op 12 februari 2013.

Op 23 januari 2013 heeft het Presidium het hierboven vermelde verzoek van het lid Omtzigt besproken. Het Presidium heeft daarbij, overwegende dat dit verzoek niet zo zeer een procedurele maar met name een politiek gevoelige kwestie betreft, besloten om de behandeling van de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 januari 2013, over te laten aan de vaste commissie voor Europese Zaken. Denkbaar is dat in de voorbereiding van dit algemeen overleg door de ambtelijke staf van de commissie gebruik wordt gemaakt van het (digitale) netwerk van het European Center for Parliamentary Research and Documentation (ECPRD) om tijdig en in aanvulling op het eerder genoemde rapport van de COSAC meer informatie te verkrijgen over hoe de informatiepositie van andere parlementen in de EU ten aanzien van de limité-documenten is geregeld.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Anouchka van Miltenburg

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, J.E. Biesheuvel-Vermeijden

Naar boven