22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1549 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling informatie-uitwisseling voor rechtshandhavingsdiensten

Fiche 2: Mededeling EU actieplan vennootschapsrecht en corporate governance (Kamerstuk 22 112, nr. 1550)

Fiche 3: Tweede verslag geleidelijke afschaffing melkquotaregeling (Kamerstuk 22 112, nr. 1551)

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling informatie-uitwisseling voor rechtshandhavingsdiensten

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende

Samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU versterken:

het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM)

Datum ontvangst Commissiedocument

7 december 2012

Nr. Commissiedocument

COM(2012)735

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

JBZ-Raad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Veiligheid en Justitie

2. Essentie voorstel

Deze mededeling geeft – naast de stand van zaken van de bestaande grensoverschrijdende informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsdiensten in de EU – aanbevelingen voor de lidstaten en Europol. De conclusie in de mededeling is dat de informatie-uitwisseling in het algemeen goed werkt en er derhalve op EU-niveau vooralsnog geen behoefte is aan nieuwe gegevensbanken of nieuwe instrumenten. Wel wordt geconcludeerd dat de uitvoering van bestaande instrumenten voor grensoverschrijdende informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsdiensten kan worden verbeterd en de gebruikte communicatiekanalen kunnen worden gestroomlijnd. Hierbij moeten de bestaande wettelijke regels voor kwaliteit, beveiliging en privacybescherming worden nageleefd. In de mededeling wordt verder uiteengezet dat de Commissie de lidstaten zal blijven ondersteunen met financiering en opleiding.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Nederland acht artikel 74 VWEU op grond waarvan de Raad maatregelen vaststelt voor de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten op het terrein van vrijheid, veiligheid en recht, een juiste bevoegdheidsgrondslag. In dat verband zijn sinds 2005 diverse Raadsbesluiten en verordeningen tot stand gekomen, die de verzameling, de opslag en de grensoverschrijdende uitwisseling van persoonsgegevens met het oog op rechtshandhaving en migratiebeheer regelen en vormgeven. Het gaat daarbij onder meer om het Schengeninformatiesysteem, Europol en de zogenaamde Prüm-besluiten (die zien op uitwisseling van DNA-, kenteken- en dactyloscopische gegevens tussen deelnemende partijen). Deze instrumenten kennen ieder een eigen ontstaanstraject, bevoegdheidsverdeling en implementatietraject, waarbij veelal sprake is van zowel een centrale uitvoering op EU-niveau als een nationale uitvoering op het niveau van de lidstaat.

Met deze mededeling beoogt de Commissie meer afstemming en samenhang te brengen ten aanzien van de bestaande regelgeving en aanbevelingen te doen ten behoeve van de lidstaten, de Raad en Europol, zoals dit past binnen haar bevoegdheid. De afstemming en samenhang dient bij uitstek op EU-niveau plaats te vinden. Deze zal in beginsel de effectiviteit en de efficiency van het optreden van de rechtshandhavingsdiensten in de hele Unie ten goede komen. Nederland beoordeelt de subsidiariteit dan ook positief. De maatregelen in deze mededeling betreffen het afstemmen en in samenhang brengen van bestaande regelgeving, en dit gaat niet verder dan noodzakelijk. Derhalve beoordeelt Nederland ook de proportionaliteit positief.

In de mededeling komt tot uiting dat de ontwikkeling van een Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM) stap-voor-stap en van onderop moet gebeuren en recht moet doen aan diverse en soms ingewikkelde situatie binnen en tussen de lidstaten. Daartegenover stelt de Commissie dat ter verhoging van de effectiviteit en efficiency daar waar mogelijk door de lidstaten en op EU-niveau keuzes moeten worden gemaakt ter stroomlijning en convergentie van procedures en werkprocessen.

De financiële gevolgen voor Nederland van de aanbevelingen in de mededeling zijn moeilijk in te schatten. Er zijn vooralsnog geen extra kosten tengevolge van deze mededeling voorzien. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat voortgezette implementatie en de doorontwikkeling van nieuwe ICT-instrumenten en daarmee gepaard gaande opleidingen kosten met zich meebrengen. Vooralsnog lijken deze relatief gering aangezien er geen nieuwe substantiële voorstellen worden gedaan. De nationale implementatie van het Prüm-besluit en het Schengeninformatiesysteem heeft Nederland reeds uitgevoerd of ingepland en is daarmee financieel ingeboekt. De opgave waaraan gewerkt moet worden is het volledig implementeren en adequaat gebruiken van de reeds bestaande instrumenten en de regelgeving die nog in ontwikkeling is, zoals de toegang (voor rechtshandhavers) tot het Visum Informatie Systeem en het Eurodac-systeem.

Indien er budgettaire gevolgen zijn voor de nationale begroting voortkomend uit deze mededeling, dan zullen deze worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline. Voorts is Nederland van mening dat de eventueel benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.

Met de uitvoering van de in deze mededeling genoemde verzoeken en aanbevelingen is enige toename van de regeldruk of bureaucratie voor betrokken professionals en uitvoerende diensten te voorzien. Hoewel er enerzijds naar wordt gestreefd meer werkprocessen te automatiseren, waardoor capaciteitswinst ontstaat, vereist de adequate uitvoering van bepaalde procedures – zeker in het kader van bescherming persoonsgegevens – zowel op nationaal als EU-niveau, meer systematisch gebruik van (vooraf geformuleerde) protocollen en (soms) standaardformulieren. Ook het bijhouden van log-gegevens en statistieken vergt extra administratieve handelingen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland staat positief tegenover deze mededeling die een overzicht biedt van de huidige instrumenten, systemen en kanalen en aanbevelingen doet om de stroomlijning en samenwerking te verbeteren, hetgeen in beginsel de effectiviteit en de efficiency van het optreden van de rechtshandhavingsdiensten in de hele Unie ten goede zal kunnen komen. Ook het streven om vanuit het standpunt van de Commissie enige regie te houden en financiële ondersteuning te bieden, wordt positief beoordeeld. Nederland onderschrijft de centrale rol van het Europol-kanaal en de ondersteuning door Europol.

Voor Nederland geldt dat een aantal in de mededeling van de Commissie genoemde aanbevelingen reeds is uitgevoerd. Zo is het Prüm-besluit volledig geïmplementeerd, is een beleid geformuleerd waarin het SIENA-instrument (Europol) reeds als preferent communicatiekanaal is benoemd en zijn de eerste fasen voor implementatie doorlopen. Tevens is er een landelijk «één-loket» ingericht, dat met de invoering van de Nationale Politie nog beter zal worden verankerd.

In EU-verband is Nederland betrokken bij een aantal ontwikkelingen die in de mededeling worden beschreven en zet daarbij zijn expertise en capaciteit in ook ten behoeve van andere, meest kleinere, lidstaten. Bij de verdere ontwikkeling en uitwerking van het model vindt Nederland het van belang dat om redenen van efficiëntie lidstaten ervaringen delen en gebruik (kunnen) maken van gezamenlijke processen en producten.

In het kader van het beoogde Europese model van informatie-uitwisseling (EIXM) voor rechtshandhaving vindt Nederland het belangrijk dat met de komst van het Europese IT-agentschap de activiteiten van dit agentschap en Europol geharmoniseerd worden c.q. blijven, zodat de mede door Nederland gewenste convergentie van communicatiekanalen door Europol middels SIENA wordt gefaciliteerd. Deze ingezette realisatiestrategie – dat wil zeggen het ontwikkelen van een centrale dienstverlening met minimale ICT-impact in de lidstaten – is een manier die bijdraagt aan zowel de beperking van de (financiële) gevolgen voor de lidstaten, als aan convergentie van informatie-uitwisseling. Waar mogelijk (binnen de juridische en technische kaders) heeft een dergelijke realisatiestrategie de voorkeur van Nederland.

Tenslotte pleit Nederland er voor om bij de uitvoering van deze mededeling in de richting van een Europees model een overzicht te bieden van alle wetgeving en instrumenten die de douane in EU-verband al heeft ontwikkeld en door de douanediensten bij de handhaving worden gebruikt.

Naar boven