22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1520 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 december 2012

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 19 oktober 2012 inzake het fiche: Verordening Statuut en financiering Europese politieke partijen (Kamerstuk 22 112, nr. 1493).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 december 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Berndsen-Jansen

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1 In hoeverre gelden de bezwaren die de Nederlandse regering heeft tegen het voorstel voor deze verordening ook bij andere lidstaten? Hoeveel en welke lidstaten betreft het?

De reacties van de lidstaten op het Commissievoorstel zijn vooralsnog niet volledig uitgekristalliseerd. Het onderhandelingsproces bevindt zich in de beginfase. Een aantal lidstaten deelt bepaalde bezwaren van Nederland t.a.v. bijvoorbeeld de vereisten voor registratie en het verkrijgen van de Europese status, andere Nederlandse zorgen, zoals die omtrent de eisen voor interne partijdemocratie worden gedeeld door weer andere lidstaten. Naast Nederland hebben ook andere lidstaten vragen gesteld aan de Commissie over de rol van het Europees Parlement. Dit ter verduidelijking van het Commissievoorstel.

2 Betekent het feit dat de regering fundamentele kanttekeningen plaatst bij een aantal onderdelen van het voorstel, dat het voorstel in zijn huidige vorm niet op de instemming van Nederland kan rekenen? Zo nee, waarom niet

Inderdaad. Het kabinet staat positief tegenover de introductie van het statuut en de mogelijkheid voor Europese politieke partijen hierdoor een nog duidelijker profiel te krijgen richting de Europese burgers die elke vijf jaar in de Europese verkiezingen stemmen.

Gelet op de kanttekeningen die het kabinet heeft geplaatst bij enkele onderdelen van het voorstel, is het proportionaliteitsoordeel over het voorstel echter vooralsnog negatief. Bezien zal moeten worden op welke wijze aan de bezwaren van Nederland tegemoet gekomen kan worden in het onderhandelingsproces.

3 Op welke wijze levert dit voorstel een bijdrage aan meer democratie binnen de EU?

Het doel van het voorstel is om de representatieve democratie op EU-niveau te versterken en te stimuleren, en om de kloof tussen de EU-politiek en de burgers van de Unie te overbruggen door de identificatie met het Europees parlement te vergroten. Enerzijds beoogt de introductie van een Europese status voor Europese politieke partijen de Europese politieke partijen en de daaraan verbonden politieke stichtingen te ondersteunen. Anderzijds schept de verordening meer duidelijkheid over de identiteit van Europese politieke partijen en meer transparantie ten aanzien van de externe financiering c.q. eigen middelen van deze partijen. Als zodanig beoogt het voorstel een bijdrage te leveren aan meer democratie in de EU.

4 Is democratie in Europa louter een aangelegenheid van Europees georganiseerde partijen, organisaties en verenigingen?

Nee. Democratie in Europa is niet alleen een aangelegenheid van Europese politieke partijen. Daarom streeft het kabinet er in algemene zin naar om de democratische legitimiteit van de Europese instellingen te versterken. Het voorstel van de Europese Commissie heeft tot doel om hier een bijdrage aan te leveren en beoogt om de identificatie van de Europese burger met de Europese politiek en in het bijzonder het Europees Parlement te vergroten. Voor nationaal georganiseerde partijen blijft de mogelijkheid bestaan om eigenstandig en onder eigen naam deel te nemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement.

5 Met welke specifieke maatregelen in het voorstel wordt de vrijheid van politieke partijen ingeperkt?

Politieke partijen zijn niet verplicht zich als Europese politieke partij te registreren en zijn niet verplicht een Europese rechtspersoon te worden om via nationale lijsten aan verkiezingen deel te kunnen nemen. Aan partijen die de Europese juridische status aanvragen en voor Europese subsidie in aanmerking willen komen, wordt echter in de verordening een aantal eisen gesteld, die naar het oordeel van het kabinet raken aan hun onafhankelijke positie. Dit betreft met name de eisen die gesteld worden aan de interne partijdemocratie, alsmede de eisen die gesteld worden inzake de Europese waarden, in combinatie met de rol van het Europees Parlement bij de beoordeling van de naleving ervan in het kader van de toekenning en intrekking van de registratie en EU-subsidies.

6 Sluit de Nederlandse regering uit dat er ooit een situatie kan komen waarbij Nederlandse politieke partijen niet meer eigenstandig en onder eigen naam kunnen deelnemen aan verkiezingen voor het Europees Parlement?

52 Waarop is uw twijfel gebaseerd dat de Commissie in het huidige voorstel de Europese status nog niet verplicht stelt, maar dit wel zou beogen voor de toekomst? Hoe gaat u voorkomen dat dit gebeurt, gezien de discrepantie met de Nederlandse regelgeving?

Het voorstel beoogt een Europese juridische status (rechtspersoonlijkheid) voor Europese politieke partijen in het leven te roepen en heeft niet tot doel om te voorkomen dat Nederlandse politieke partijen – of partijen van welke andere lidstaat dan ook – eigenstandig en onder eigen naam deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Het kabinet heeft de vraag voorgelegd of het hebben van een Europese juridische status een voorwaarde zou kunnen worden voor deelname aan Europese verkiezingen. De Europese Commissie heeft aangegeven dat dit niet het geval is. Het kabinet heeft dan ook op dit moment geen indicatie dat het eigenstandig en onder eigen naam kunnen deelnemen aan Europese verkiezingen beperkt wordt of gaat worden.

7 Welke problemen worden opgelost met het voorstel? Welke andere opties zijn er overwogen?

18 Wat zijn de voordelen van een Europese rechtspersoon voor Europese politieke partijen?

32 Welke problemen worden opgelost met het voorstel? Welke andere opties zijn er overwogen? Met welke problemen worden de Europese politieke partijen geconfronteerd als gevolg van het feit dat de nationale wetgeving waaronder zij vallen te zeer van elkaar verschilt en zij daardoor niet goed in staat zijn om te voldoen aan de specifieke taken en doelen van Europese politieke partijen?

De Europese Commissie heeft het Europees Parlement uitgebreid geconsulteerd bij de evaluatie van de huidige verordening (2004/2003) die in 2006/2007 plaatsvond. Het Parlement heeft in het Giannakou rapport (april 2011) de aanzet gegeven voor het huidige voorstel. Het beoogde doel van het voorstel is om de representatieve democratie op EU-niveau te versterken en te stimuleren, en om de kloof tussen de EU-politiek en de burgers van de Unie te overbruggen door de identificatie met het Europees parlement te vergroten. De introductie van een Europese status voor Europese politieke partijen zou ertoe moeten leiden dat huidige problemen omtrent de verschillen tussen partijen met een nationale rechtspersoonlijkheid opgelost worden. Daarnaast schept de verordening meer transparantie, bijvoorbeeld door uitbreiding van regelgeving omtrent hun externe financiering.

8 Is het waar dat er nu overwogen wordt om in 2014 de nationale partijnaam vergezeld te laten gaan van een Europese partijnaam?

De verordening bevat hierover geen regels. Nu al kunnen politieke partijen voor de verkiezingen van het Europees Parlement op grond van de Nederlandse Kieswet hun naam apart laten registreren, en daarbij de Europese partij waaraan zij verbonden zijn, vermelden. Er is een apart register met lijstaanduidingen voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement. In 2009 hebben meerdere politieke partijen van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Voor deelname aan de verkiezingen is dit echter geen verplichting.

9 In hoeverre schrijft de verordening voor hoe de interne democratie van een partij functioneert? Staat de verordening toe dat een partij bestaat uit een samenwerkingsverband van nationale partijen?

64 Wat houden de «hoge normen inzake interne partijdemocratie» in en tot welke concrete plichten leidt dit?

Het voorstel schrijft in artikel 4, tweede lid, voor dat de statuten van een Europese politieke partij ten minste een aantal regels inzake interne partijdemocratie moeten bevatten. Dit betreft o.a. regels inzake toelating, uittreding en uitsluiting van partijleden, de rechten en plichten van elk type lidmaatschap, de werking van de algemene vergadering, waarin alle leden vertegenwoordigd moeten zijn, de democratische verkiezing en het democratisch besluitvormingsproces binnen alle andere bestuursorganen met duidelijke en transparante criteria voor de selectie van kandidaten en de verkiezing van functionarissen, het interne besluitvormingsproces (stemprocedures en quorumvereisten) en de houding van de partij ten aanzien van transparantie.

De beoordeling van de naleving van deze voorschriften wordt bij het Europees Parlement gelegd en niet aan de partijleden zelf overgelaten.

Zie voor het antwoord op het tweede deel van vraag 9 bij antwoord 10.

10 In hoeverre maakt de verordening het (on)mogelijk dat een Europese politieke partij zich uitstrekt tot buiten de grenzen van de Europese Unie, bijvoorbeeld door het betrekken van nationale partijen uit kandidaat-lidstaten of buurlanden als Noorwegen?

Een Europese politieke partij wordt in het voorstel gedefinieerd als een politieke alliantie, zijnde een gestructureerde samenwerking tussen politieke partijen (verenigingen van burgers die politieke doeleinden nastreven) en/of natuurlijke personen uit verschillende lidstaten. De verordening staat dus toe dat een partij bestaat uit nationale partijen, maar die moeten dan wel uit verschillende lidstaten afkomstig zijn. Dit betekent ook dat als een politieke partij uit bijvoorbeeld Nederland een alliantie aangaat met een partij uit een staat die (nog) geen lid is van de EU (zoals Noorwegen) er géén sprake is van een Europese politieke partij in de zin van het voorstel en dat deze politieke alliantie geen aanspraak kan maken op een Europese status en subsidie. Het voorstel bevat echter geen belemmeringen voor Europese politieke partijen om samenwerkingsverbanden met partijen van buiten de EU aan te gaan.

11 Kan dit voorstel er toe leiden dat Europese organisaties beslissen over de toekenning van subsidie aan een in Nederland georganiseerde politieke partij?

Op basis van dit voorstel kan alleen het Europees Parlement besluiten over subsidie uit de algemene EU-begroting aan Europese politieke partijen. Het voorstel heeft geen directe betrekking op Nederlandse politieke partijen, noch heeft het enige invloed op de subsidies die Nederlandse politieke partijen krijgen op basis van de Wet subsidiëring politieke partijen.

12 Indien een Europese Politieke partij meedoet aan nationale verkiezingen, is er dan geen sprake van dubbele financiering van de partij? Wat is het standpunt van de regering hierover?

Dat een Europese politieke partij meedoet aan nationale verkiezingen en vervolgens subsidie op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen aanvraagt is niet erg waarschijnlijk. De Europese politieke partij moet dan een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid zijn naar Nederlands recht en haar aanduiding laten registreren. Als de partij vervolgens bij de verkiezingen voor de Eerste of Tweede Kamer ten minste één zetel bemachtigt en voldoet aan de overige subsidie-eisen dan komt de partij in aanmerking voor subsidie. Dat is dan echter niet in de hoedanigheid van Europese politieke partij, maar als in Nederland geregistreerde en in het nationale parlement vertegenwoordigde partij. De subsidie die de partij ontvangt op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen is bedoeld voor de activiteiten van de nationale partij en de subsidie vanuit het budget van het Europees Parlement voor de activiteiten van de Europese politieke partij. In artikel 18 van het voorstel, net als in artikel 7 van de huidige Verordening, is expliciet bepaald dat de subsidie niet mag worden gebruikt voor nationale politieke partijen.

13 Is er een overgangsbepaling indien een partij niet langer in het EP is vertegenwoordigd, aangezien in artikel 3.1 van de verordening staat dat een Europese partij door minimaal één partij / lid moet zijn vertegenwoordigd in het Europees Parlement?

Artikel 12 van de verordening stelt dat alleen Europese politieke partijen die door ten minste één lid worden vertegenwoordigd in het Europees Parlement, in aanmerking kunnen komen voor financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie.

Anders dan voor financiering is voor registratie als Europese politieke partij of stichting niet in alle gevallen vereist dat deze vertegenwoordigd wordt door een lid van het Europees Parlement. Artikel 3, eerste lid, sub b bepaalt namelijk dat een politieke alliantie als Europese politieke partij kan worden geregistreerd, als zij in ten minste een vierde van de lidstaten vertegenwoordigd is door leden van het Europees Parlement, of leden van nationale dan wel regionale parlementen, of leden van regionale assemblees, of in ten minste een vierde van de lidstaten bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement ten minste drie procent van de in ieder van die lidstaten uitgebrachte stemmen heeft behaald.

Artikel 11 regelt de gevolgen als een partij niet langer aan de gestelde voorwaarden voor registratie voldoet door bijvoorbeeld wijziging in het ledenbestand of na verkiezingen voor het Europees Parlement. In dat geval verliest de partij haar status en wordt elk besluit over te ontvangen financiering op grond van de verordening ingetrokken of elke lopende overeenkomst inzake dergelijke financiële middelen beëindigd, en worden alle ongebruikte EU-middelen teruggevorderd.

14 Op welke wijzen worden Europese Politieke partijen gefinancierd als het voorstel wordt ingevoerd en wat is de reikwijdte van het voorstel? Vallen alle huidige vergoedingen, subsidies of schadeloosstellingen van Europese politieke partijen onder de verordening? Zo nee, welke vergoedingen vallen er buiten en welke vallen er binnen?

Europese politieke partijen worden momenteel en zoals voorzien in onderhavig EU-voorstel, gefinancierd door ten eerste eigen middelen (bijvoorbeeld bijdragen van ledenpartijen en donaties van externen) en ten tweede een subsidie uit de EU-begroting, in casu het deel van de EU-begroting van het Europees Parlement, mits aan de voorwaarden zoals gesteld in de vigerende Verordening is voldaan. Er is (en blijft) slechts één geldstroom van publieke middelen naar de Europese politieke partijen en dat is de subsidie zoals geregeld in verordening nummer 2004/2003 zoals die vervangen wordt door de beoogde nieuwe verordening, dit in combinatie met de van toepassing zijnde regels uit het Financieel Reglement van de EU-begroting. Er zijn geen andere vergoedingen, subsidies of schadeloosstellingen uit de EU-begroting bestemd voor Europese politieke partijen en stichtingen. De financiering van deze partijen en stichtingen staat los van de financiering van de fracties in het Europees Parlement en van de vergoedingen van Europarlementariërs, hoewel specifieke personeelskosten van deze politieke partijen en stichtingen, alsmede andere administratieve kosten, reis- en verblijfskosten van personeel en verbruiksmaterialen wel voor vergoeding vanuit de EU-begroting in aanmerking kunnen (blijven) komen. Het gaat dus vooral om operationele kosten. Momenteel zijn niet-subsidiabel: schulden en kosten van schulden, debetrente, dubieuze vorderingen, koersverlies, buitensporige kosten, voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen of schulden, en kosten waarvoor de EU reeds een subsidie verleent in het kader van een specifieke actie.

15 Vallen onder de subsidies die met het voorstel geregeld worden ook de bedragen die de partijen krijgen om medewerkers in dienst te nemen of heeft het voorstel alleen betrekking op de financiering van de ledenorganisaties van politieke partijen?

Het voorstel heeft alleen betrekking op de financiering van de Europese politieke partijen, niet op de financiering van de fracties in het Europees Parlement en de Europarlementariërs. Voor vergoeding van personeelskosten van de Europese Politieke Partijen: zie antwoord bij vraag 14.

16 Bestaat er momenteel reeds een Europese rechtsvorm voor Europese stichtingen? Welke (aanvullende) voorwaarden zijn er (of worden er) verbonden aan deze rechtsvorm?

Er bestaat geen Europese rechtsvorm voor stichtingen. Stichtingen kunnen gebruik maken van de nationale rechtsvorm. Op dit moment wordt in de Europese gremia wel onderhandeld over een voorstel voor een verordening betreffende het statuut van Europese Stichting. Deze onderhandelingen bevinden zich nog in een beginfase. Deze verordening voorziet in een nieuwe Europese rechtsvorm: de Europese stichting. Deze Europese stichting dient te worden opgericht in een lidstaat, volgens de in die lidstaat geldende oprichtingsvereisten. Zij verkrijgt rechtspersoonlijkheid op het moment van de inschrijving bij de kamer van koophandel. Een Europese stichting die in één lidstaat is opgericht, moet vervolgens in alle andere lidstaten worden erkend. Aanvullende voorwaarden die in de verordening worden gesteld zijn bijvoorbeeld dat het vermogen van de Europese stichting minimaal € 25 000 moet bedragen en dat een Europese stichting slechts in een bepaalde mate activiteiten mag verrichten die niet rechtstreeks relateren aan haar doel.

17 In hoeverre botst het creëren van een aparte Europese rechtspersoon voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen met de Nederlandse wetgeving voor politieke partijen? In hoeverre behoeft de Nederlandse wetgeving aanpassing?

37 Vallen Europese politieke partijen niet langer onder nationale wetgeving?

Op de Europese politieke partij of stichting is de nationale wet- en regelgeving van toepassing van de lidstaat waar zij is gevestigd, voor zover het aangelegenheden betreft die niet in de verordening zijn geregeld. Wanneer een aangelegenheid in de verordening slechts gedeeltelijk is geregeld, geldt voor de aspecten die niet onder deze verordening vallen de nationale wetgeving inzake de in de statuten van de partij of de stichting vermelde rechtsvorm van de lidstaat waar hun zetel is gevestigd. Nationale regelgeving zal dus aanvullend zijn ten opzichte van de verordening. Te denken valt hierbij aan regelgeving ten aanzien van arbeidszaken, belastingen, faillissement en aansprakelijkheid van bestuurders.

Op activiteiten van de Europese politieke partij en de Europese politieke stichting in andere lidstaten is de relevante nationale wetgeving van deze lidstaten van toepassing.

De lidstaten dienen in hun nationale regelgeving aan te geven welke rechtsvorm c.q. rechtsregels van toepassing zijn op Europese politieke partijen en stichtingen die in de betreffende lidstaat gevestigd zijn. Daarbij zal ook moeten worden bezien welke bepalingen dienen te worden uitgezonderd, omdat deze al geheel of gedeeltelijk in de verordening zijn geregeld.

18 Wat zijn de voordelen van een Europese rechtspersoon voor Europese politieke partijen?

Zie antwoord op vraag 7.

19 In hoeverre zijn er nog mogelijkheden om de eisen, die aan Europese politieke partijen zullen worden gesteld, te minimaliseren en om de eisen ten aanzien van het onderschrijven van de Europese waarden te veranderen? Hoe wordt daar in andere landen tegen aangekeken?

21 In hoeverre ziet de regering nog mogelijkheden om de rol van het Europees Parlement bij het vaststellen van de Europese status, het toekennen van subsidies en het opleggen van sancties te wijzigen dan wel een onafhankelijke derde een rol te geven? Hoe zien andere landen deze vraagstukken?

Het onderhandelingsproces bevindt zich binnen de Raad nog in de beginfase. De inzet van het kabinet is beschreven in het BNC fiche en blijft het uitgangspunt in het onderhandelingsproces. Nederland staat niet alleen in zijn standpunt. Ook andere lidstaten hebben vragen over de rol van het Europees Parlement bij de besluitvorming over de registratie van partijen en de toekenning van EU-subsidies. Net als Nederland hebben tot nu toe een drietal landen vragen gesteld aan de Commissie ter verduidelijking van artikel 3 (voorwaarden voor registratie) en met name onderdeel 1c (de toetsing aan Europese waarden). NB. Over het onderschrijven van de Europese waarden dient overigens vermeld te worden dat dit ook al in de huidige verordening (2004/2003) opgenomen is om voor subsidie vanuit de EU-begroting in aanmerking te komen, maar nog niet gekoppeld was aan de registratie als Europese politieke partij en het programma en optreden van haar leden. Ten aanzien van de dominante rol van het Europees Parlement in het besluitvormingsproces hebben naast Nederland een zestal andere landen vragen gesteld aan de Commissie. [Zie verder de antwoorden op vraag 23 en 24?]

20 Waarom is de regering er niet van overtuigd dat de wijzigingen in het Financieel Reglement nodig zijn om het gewenste doel van transparantie te bereiken?

Verplichte transparantie over de bron van de eigen middelen van Europese Politieke partijen en stichtingen c.q. de identiteit van de (externe) donateurs, hoort thuis in de Verordening betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau, en niet in het Financieel Reglement van de EU-begroting dat immers alleen ziet op subsidies vanuit de EU-begroting.

21 In hoeverre ziet de regering nog mogelijkheden om de rol van het Europees Parlement bij het vaststellen van de Europese status, het toekennen van subsidies en het opleggen van sancties te wijzigen dan wel een onafhankelijke derde een rol te geven? Hoe zien andere landen deze vraagstukken?

Zie antwoord op vraag 19.

22 Hoe verhoudt de nieuwe Europese rechtsvorm voor Europese politieke partijen en stichtingen zich tot het feit dat voor de meeste aspecten van hun praktische activiteiten de rechtsvorm die is erkend in de rechtsorde van de lidstaat waar zij zijn gevestigd, geldt?

Zoals in antwoord op vraag 17 is uiteengezet is de nationale regelgeving van toepassing op die aangelegenheden die niet of gedeeltelijk door de verordening worden geregeld. Voor de meeste aspecten van hun praktische activiteiten gelden dus inderdaad de nationale regels inzake de rechtsvorm die van toepassing is in de rechtsorde van de lidstaat waar de Europese politieke partij of stichting is gevestigd.

23 Hoe moeten volgens de verordening Europese partijen Europese waarden onderschrijven?

24 Wat zijn de Europese waarden die Europese politieke partijen moeten ondertekenen voor dat zij zich als Europese politieke partij kunnen registreren?

De waarden waarop de Europese Unie is gebouwd en zoals vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreffen eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Om de registratie als Europese politieke partij te verkrijgen dient de partij, en in deze haar leden, deze waarden in haar programma en optreden te respecteren. Ook voor politieke stichtingen geldt dat zij de waarden in hun programma en optreden moeten respecteren.

Het Europees Parlement dient bij de jaarlijkse beoordeling of nog wordt voldaan aan de voorwaarden en vereisten in verband met de registratie en subsidiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, standaard de waarden te betrekken (anders dan in de huidige verordening). Een specifieke procedure voor het oordeel over de naleving van de Europese waarden is neergelegd in artikel 7, tweede lid (deze procedure bestond al). Deze procedure dient straks ook te worden gevolgd als een natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het Europees Parlement een met redenen omkleed verzoek indient om te onderzoeken of nog steeds aan de voorwaarde inzake de Europese waarden wordt voldaan.

25 Welke argumenten worden aangevoerd bij het voorstel om het Europees Parlement een rol te geven bij het toekennen van subsidies aan Europese politieke partijen of het erkennen van Europese politieke partijen.

In de huidige verordening heeft het Europees Parlement reeds een rol bij het toekennen van EU-subsidies aan de Europese politieke partijen en stichtingen, dat laat onverlet hoe dit te waarderen. Nieuw is dat het Europees Parlement nu ook een rol krijgt bij het toekennen van de Europese status, onder andere door middel van een jaarlijkse registratie(toets) en opname in een register van Europese politieke partijen en stichtingen. Bovendien maakt het programma en optreden van de leden van een Europese politieke partij onderdeel uit van de beoordeling. Voorts worden de procedurele mogelijkheden om een schending van de waarden aan te kaarten uitgebreid (zie vorige vraag) met als eventueel gevolg onthouding van subsidie vanuit de EU-begroting.

De Commissie voert als argument aan dat de verantwoordelijkheid van het parlement al onderdeel uitmaakt van de huidige verordening, dat er geen aanleiding is om deze rol te heroverwegen en dat het Europees Parlement ook reeds een rol heeft bij de ernstige schending van de in artikel 2 van het Verdrag bedoelde waarden door een lidstaat (artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie).

Over de precieze invulling (modaliteiten) van de rol van het Europees Parlement in dit proces wordt op dit moment nog nader gestudeerd. Dit gebeurt niet alleen in de Raad maar ook in de Constitutionele en Juridische Commissies van het Europees Parlement. Voor het kabinetsstandpunt ter zake: zie onder andere de beantwoording onder vraag 41.

26 Mogen Europese politieke partijen ook externe subsidie vanuit niet-EU staten aantrekken?

Europese politieke partijen mogen geen donaties aannemen van overheden van derde landen, inclusief donaties van ondernemingen waarop de overheid direct of indirect een overheersende invloed uit kan oefenen. Donaties van natuurlijke personen uit niet-EU staten zijn wel toegestaan.

27 Welke lidstaten willen net zoals de Nederlandse regering ook dat het aangaan van schulden door Europese politieke partijen openbaar wordt gemaakt?

Tot op heden is Nederland de enige lidstaat geweest die dit punt opgebracht heeft. Het is nog niet duidelijk welke andere lidstaten Nederland hierbij zouden willen steunen.

28 Welke wet- en regelgeving geldt er met betrekking tot openbaarmaking van leningen die Nederlandse politieke partijen bij externe partijen aangaan?

Op dit moment geldt daarvoor in Nederland geen speciale regelgeving. De huidige Wet subsidiering politieke partijen kent alleen een beperkte regeling over de openbaarmaking van bepaalde donaties. Als het wetsvoorstel financiering politieke partijen in werking treedt, zullen landelijke partijen ook inzicht moeten geven in leningen, omdat ook daardoor een belangenrelatie kan ontstaan. Indien deze meer dan € 25 000 bedragen, dienen deze eveneens openbaar te worden gemaakt met vermelding van naam en woonplaats van de geldverstrekker.

29 Hoe verhoudt het onderhavige voorstel tot Verordening Statuut en financiering Europese politieke partijen zich tot het wetsvoorstel Wet financiering politieke partijen (TK 32 752), in het algemeen en in het bijzonder wat betreft de door de regering bepleite transparantie? Hoe verhoudt het voorgestelde artikel 24 lid 2 van de verordening zich tot genoemd wetsvoorstel ? Welke zijn de overeenkomsten en verschillen met genoemd wetsvoorstel?

Het voorstel voor een Verordening verschilt op een aantal punten van het wetsvoorstel financiering politieke partijen, bijvoorbeeld wat betreft de voorwaarden om voor subsidiëring in aanmerking te komen, de hoogte van het drempelbedrag waarboven donaties openbaar gemaakt moeten worden (€ 4 500 vs. € 1 000) en het opnemen van een maximum aan donaties in de verordening.

Wat betreft de transparantie is een belangrijk verschil dat het wetsvoorstel wel een regeling geeft over het openbaar maken van schulden van een partij, terwijl deze in de verordening ontbreekt. Ook bij schulden kunnen belangenrelaties ontstaan en kan de crediteur mogelijk invloed hebben op de standpuntbepaling van een politieke partij teneinde daar persoonlijk voordeel van te hebben.

In het wetsvoorstel worden de naam en woonplaats van de gever/crediteur, het bedrag en de datum van de donatie of de schuld openbaar gemaakt.

Overigens geldt op grond van het wetsvoorstel dat ook neveninstellingen van een partij en kandidaten die op de kandidatenlijst staan openheid moeten geven over giften van particulieren. In het Europese voorstel is deze transparantie beperkt tot één aan de partij gelieerde stichting.

Artikel 24, tweede lid, van het voorstel bevat een regeling voor het openbaar maken van de ledenlijst van een Europese politieke partij door het Europees Parlement. In het wetsvoorstel is niets bepaald over de publicatie van gegevens van leden, voor zover zij geen donatie aan een partij hebben gedaan.

30 Waarom steunt de regering artikel 15 lid 1 van de voorgestelde verordening waarin staat dat Europese politieke partijen en stichtingen per jaar per donor maximaal 25 000 euro mogen aanvaarden, nu het wetsvoorstel financiering politieke partijen (TK 32 752) toch ook geen maximum aan te ontvangen giften bevat ?

In de voorgestelde verordening is een maximum van € 25 000 opgenomen. De Europese Commissie heeft aangegeven dat één van de redenen voor het stellen van een maximum aan donaties is dat zij gelijke voorwaarden en eerlijke mededinging tussen de politieke partijen wil bevorderen. In het wetsvoorstel financiering politieke partijen is transparantie van externe financieringsmiddelen het belangrijkste motief en daarom wordt er in dit voorstel geen maximale hoogte aan de donaties gesteld. Het gegeven dat gelijkheid van kansen niet als criterium in dit wetsvoorstel is gehanteerd, betekent echter niet dat het kabinet dit principieel afwijst als motief voor regelgeving over partijfinanciering. Hierbij dient overigens te worden aangetekend dat er in de huidige Europese verordening een maximum van € 12 000 is opgenomen en dat het nieuwe voorstel er toe leidt dat de Europese politieke partijen juist meer ruimte krijgen om donaties te aanvaarden.

31 Welke Nederlandse wetgeving is er thans van toepassing op Europese politieke partijen, zoals de Europese Volkspartij en de ELDR?

Op Europese politieke partijen is de nationale regelgeving van toepassing van de lidstaat waar hun zetel gevestigd is. Momenteel is er slechts één Europese politieke partij en één Europese politieke stichting in Nederland gevestigd, namelijk de European Christian Political Movement en de European Christian Political Foundation.

32 Welke problemen worden opgelost met het voorstel? Welke andere opties zijn er overwogen? Met welke problemen worden de Europese politieke partijen geconfronteerd als gevolg van het feit dat de nationale wetgeving waaronder zij vallen te zeer van elkaar verschilt en zij daardoor niet goed in staat zijn om te voldoen aan de specifieke taken en doelen van Europese politieke partijen?

Zie antwoord op vraag 7.

33 In hoeverre heeft, in gevolge de voorgestelde verordening, een politieke partij, die thans nog niet in het Europees Parlement is vertegenwoordigd, maar wel het voornemen te kennen heeft gegeven om aan de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement deel te nemen recht op registratie en subsidie?

Voorwaarden voor registratie en het proces zijn uiteengezet in de artikelen 3 tot en met 6 van de verordening. Op basis van artikel 3 kan een politieke alliantie, zijnde een gestructureerde samenwerking tussen politieke partijen en/of natuurlijke personen uit verschillende lidstaten, een aanvraag indienen om haar statuten als Europese politieke partij bij het Europees Parlement te deponeren. Onder de in artikel 3 genoemde voorwaarden staat onder (d): zij heeft deelgenomen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement of heeft publiekelijk haar voornemen te kennen gegeven om aan de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement deel te nemen. Hieruit volgt dat registratie mogelijk is.

Voor wat betreft de subsidie stelt de verordening dat alleen een Europese politieke partij die in lijn met de vastgestelde voorwaarden en procedures is geregistreerd, als zodanig wordt erkend en Europese rechtsstatus bezit, en die door ten minste één van haar leden in het Europees Parlement is vertegenwoordigd, een verzoek voor financiering uit de algemene begroting van de EU kan indienen (art. 12). Een Europese Politieke partij zonder ten minste één vertegenwoordiger in het Europees Parlement kan niet voor financiering vanuit de EU-begroting in aanmerking komen.

34 Wat betekent dat met het te wijzigen Financieel Reglement partijen niet langer exploitatiesubsidie ontvangen, maar bijdragen sui generis? Heeft de «bijdrage sui generis» consequenties voor de financiële verantwoording die partijen moeten afleggen over de ontvangen bedragen? Zo ja, welke?

38 Wat moet worden verstaan onder «flexibilisering» van de subsidiëring aan Europese politieke partijen?

Het gaat hierbij om gewijzigde terminologie («bijdrage» in plaats van «subsidie») en tevens plaatsing in een apart hoofdstuk van het Financieel Reglement van de EU-begroting, waardoor reguliere beginselen en regels met betrekking tot EU-begrotingssubsidies («grants») niet langer automatisch van toepassing zijn op de «bijdragen» aan Europese politieke partijen (voor stichtingen overigens nog wel). Beoogd wordt onder andere dat de Europese politieke partijen onder de nieuwe bepalingen niet langer verplicht zijn om een werkprogramma in te dienen. Verder wordt ten aanzien van overschotten/winst een nieuwe «N+2» regel geïntroduceerd specifiek voor Europese politieke partijen. Hierdoor zou de huidige regeling vervallen, die stelt dat een overschot slechts beperkt mag worden meegenomen naar een volgend begrotingsjaar. Ook wordt het voorfinancieringpercentage verhoogd naar 100% en worden de cofinancieringpercentages verlaagd. Het effect hiervan is dat de Europese politieke partijen, in de woorden van de Commissie, flexibeler kunnen opereren. Dit wijkt dusdanig af van de reguliere EU-subsidies dat om die reden de term «bijdrage sui generis» ofwel «eigensoortige bijdrage» is gebruikt door de Commissie. Een ander effect van deze maatregelen kan overigens zijn dat partijen afhankelijker worden van EU-subsidies. Door het introduceren van de N+2 regel in combinatie met de 100% voorfinanciering kan bovendien een prikkel ingebouwd worden voor het «voor de zekerheid» aanvragen van meer subsidie waardoor het percentage ongebruikte middelen zich kan opstapelen en deze publieke middelen niet beschikbaar zijn voor andere doeleinden. Deze opstapeling is echter wel begrenst tot de «voorraad» die in de afgelopen twee jaar is opgebouwd. Daarnaast wordt ten aanzien van externe (eigen) middelen voorgesteld om het opbouwen van reserves uit deze middelen toe te staan en het niveau van toegestane donaties per jaar en per donor te verhogen. Voor wat de betreft de consequenties voor de financiële verantwoording: zie onder vraag 39 en 40.

35 Wie zijn nu de leden van Europese politieke partijen? Staan op de ledenlijsten van de Europese politieke partijen die jaarlijks aan het Europees Parlement wordt toegezonden (zie voorgestelde artikel 6 lid 7 van de verordening) ook de namen van individuele personen? Hoe verhoudt dit zich tot de privacyregelgeving? Of bestaat die lijst alleen uit politieke partijen uit de landen?

Voor de meeste Europese Politieke Partijen geldt de systematiek dat de nationale partijen aangesloten zijn bij een Europese Politieke Partij. Een Europese Politieke Partij staat echter niet automatisch gelijk aan de politieke groep in het Europees Parlement (EVP, S&D, ALDE, Groenen, ECR, EFD, GUE en niet-ingeschrevenen).

Van Europese politieke partijen kunnen op grond van de verordening zowel rechtspersonen, bijvoorbeeld nationale politieke partijen, als natuurlijke personen lid zijn. Natuurlijke personen moeten schriftelijk uitdrukkelijk instemmen met de publicatie van hun naam. Politieke partijen zijn dus niet verplicht om de namen van individuele leden aan het Europees Parlement  te overleggen

36 Zijn er lidstaten van de EU die op basis van het achteraf declareren van de gemaakte kosten hun politieke partijen financieren? Zo ja, welke lidstaten zijn dat? Zo nee, wat zegt dat over dit voorstel voor financiering van Europese politieke partijen?

Voor zover bekend zijn er geen lidstaten van de EU die enkel op basis van het achteraf declareren van de gemaakte kosten hun politieke partijen financieren. De argumentatie die de Europese Commissie aandraagt voor het feit dat Europese politieke partijen niet verplicht worden om voorafgaand een werkprogramma te overleggen is dat politieke partijen flexibeler moeten kunnen werken en sneller moeten kunnen reageren op actuele gebeurtenissen. Overigens geldt voor de stichtingen nog altijd wel de verplichting om vooraf een werkprogramma op te stellen.

37 Vallen Europese politieke partijen niet langer onder nationale wetgeving?

Zie antwoord op vraag 17.

38 Wat moet worden verstaan onder «flexibilisering» van de subsidiëring aan Europese politieke partijen?

Zie antwoord op vraag 34.

39 Hoe is de controle op de uitgaven van Europese politieke partijen en hun stichtingen geregeld? Welke rol speelt de Europese Rekenkamer in dit verband?

De controle op de uitgaven van Europese politieke partijen en hun stichtingen blijft in overeenstemming met het Financieel Reglement. De verantwoordelijke ordonnateur of «authorising officier» (DG Financiën van het Europees Parlement) ziet toe op correcte uitvoering. Er moet jaarlijks een rapport worden overlegd van een externe accountant. De interne accountant van het Europees Parlement controleert eveneens de politieke partijen en stichtingen. Ook heeft OLAF, het antifraude bureau van de EU alsmede de Europese Rekenkamer alle rechten die zij normaliter hebben.

40 Welke instrumenten bestaan er na inwerkingtreding van dit voorstel voor het Europees Parlement om de toegekende subsidies te controleren?

Dezelfde instrumenten als onder de huidige Verordening en het huidige Financieel Reglement, zie hierboven bij antwoord 39.

41 Zijn er nu Europese partijen in het Europees Parlement die niet voldoen aan de in artikel 3(1)c gestelde Europese waarden? Zo ja, welke betreft het?

De in artikel 3, eerste lid, sub c genoemde waarden zijn gerelateerd aan het verkrijgen van een Europese juridische status door politieke allianties. Het respecteren van de waarden in het programma en optreden is een voorwaarde voor het ontvangen van EU-subsidies en wordt getoetst door het Europees Parlement. In de huidige verordening 2004/2003 is een gelijksoortige eis gesteld dat een politieke partij of stichting op Europees niveau financiering kan ontvangen uit de EU-begroting als zij in haar programma en optreden de beginselen waarop de Europese Unie is gegrondvest eerbiedigt. Tot nu toe heeft dat voor zover bekend niet geleid tot het uitsluiten van subsidiering van bepaalde politieke partijen en stichtingen. In de nieuwe verordening worden de procedurele mogelijkheden om de waarden te toetsen uitgebreid (zie vraag 23/24) en wordt de beoordeling ook uitgebreid naar het programma en optreden van de leden van een Europese politieke partij. Het kabinet heeft er bezwaren tegen dat een politiek orgaan als het Europees Parlement op basis van goeddeels open normen kan oordelen over het programma en optreden van een politieke partij.

42 Klopt het dat onder artikel 3(b) ook niet gekozen vertegenwoordigers kunnen vallen, die wel in de zin van de Verordening tellen als politieke vertegenwoordiger? Welke gevallen betreft het hier?

Een politieke alliantie kan op grond van artikel 3, eerste lid, onder b, van het voorstel haar statuten als Europese politieke partij bij het Europees Parlement deponeren, als zij onder meer in ten minste een vierde van de lidstaten vertegenwoordigd is door leden van het Europees parlement, of leden van nationale dan wel regionale parlementen, of leden van regionale assemblees. Een regionaal parlement of regionaal assemblee is in artikel 2 gedefinieerd als een orgaan waarvan de leden ofwel een regionaal gekozen ambt vervullen ofwel politiek verantwoording schuldig zijn aan een gekozen vergadering. Dit laatste kan betekenen dat ook vertegenwoordigers die niet rechtstreeks gekozen zijn voor het desbetreffende orgaan onder artikel 3, eerste lid, onder b, vallen, mits zij verantwoording moeten afleggen aan een gekozen orgaan.

43 Waarom zijn er volgens de verordening strikte regels nodig voor de interne partijdemocratie alvorens in aanmerking te kunnen komen voor subsidie?

Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten de Europese politieke partijen een Europese status hebben. Om deze status te kunnen verkrijgen moeten de Europese politieke partijen voldoen aan eisen op het gebied van hun interne organisatie en democratie en van goed bestuur. De Europese Commissie voert als argumentatie daarvoor aan dat dit, samen met de andere voorwaarden voor registratie, tot doel heeft om de transparantie van hun externe financiering te vergroten.

44 Waarom zouden er voor Europese partijen wel en voor Nederlandse politieke partijen geen eisen worden gesteld ten aanzien van de interne partijdemocratie?

In de verordening worden eisen ten aanzien van de interne partijdemocratie gekoppeld aan de registratie als Europese politieke partij. Zo moeten de statuten ten minste regels inzake interne partijdemocratie bevatten zoals regels inzake toelating, uittreding en uitsluiting van partijleden, de rechten en plichten van elk type lidmaatschap, de werking van de algemene vergadering, waarin alle leden vertegenwoordigd moeten zijn, de democratische verkiezing en het democratisch besluitvormingsproces binnen alle andere bestuursorganen, het interne besluitvormingsproces (stemprocedures en quorumvereisten) en de houding van de partij ten aanzien van transparantie. Bij de beslissing over registratie dient hier dus aan getoetst te worden.

In Nederland wordt slechts geëist dat een politieke partij die subsidie wenst te ontvangen, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is. Dat betekent dat daarop de regels uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. Voorts schrijft de wet voor dat een politieke partij ten minste 1 000 leden moet hebben met vergader- en stemrechten, die elk minimaal € 12 per jaar aan contributie betalen, om aanspraak op subsidie te kunnen maken. De eisen voor registratie van een politieke partij zijn lichter van aard en hebben enkel betrekking op de registratie van de aanduiding boven de lijst. Naar het oordeel van het kabinet vloeit uit de vrijheid van vereniging voort dat eisen die door de wetgever worden gesteld aan de interne organisatie van partijen zo beperkt mogelijk zijn. De naleving van de gestelde eisen dient bovendien in eerste instantie ter beoordeling van de partijleden zelf te zijn en subsidiair aan de rechter en niet aan een orgaan als het Europees Parlement. Het kabinet plaatst om die reden vraagtekens bij de inhoud van het voorstel van de Commissie.

45 Bestaat de kans dan wel het risico dat eisen die nu in onderhavige verordening worden voorgesteld via deze Europese regelgeving ook voor nationale politieke partijen gaan doorwerken? Zo ja, hoe dan en wat kunt u doen om dit te voorkomen?

De eisen van de verordening werken niet door voor nationale politieke partijen, omdat de verordening daar in beginsel geen betrekking op heeft. De verordening ziet uitsluitend op Europese politieke partijen.

46 Waarom neemt de begroting voor Europese politieke partijen toe van € 18,9 mln. in 2012 naar € 21,7 mln. in 2013? Waarop is die stijging gebaseerd?

Deze stijging is gebaseerd op een keuze en inschatting van het Europees Parlement zelf, dat zelfstandig oordeelt over de precieze invulling van haar eigen sectie op de EU-begroting binnen de gestelde meerjarige kaders. Er is geen nadere onderbouwing beschikbaar voor specifiek deze stijging.

47 Welke Europese politieke partijen krijgen nu al subsidie?

In 2012 ontvangen de volgende Europese politieke partijen subsidie: de Partij van de Europese Sociaaldemocraten, de Europese Volkspartij, de Partij van Europese Liberalen en Democraten, Europese Conservatieven en Reformisten, de Europese Vrije Alliantie, de EU Democrats, de Europese Vrije Alliantie, de Europese Alliantie voor Vrijheid, de Europese Democratische Partij, de Europese Groene Partij, de Europese Christelijke Beweging en Europees Links.

48 Waarop zijn de budgetten voor Europese politieke partijen en hun stichtingen gebaseerd?

De budgetten van Europese politieke partijen en hun stichtingen zijn momenteel gebaseerd op de contributies die zij van ledenpartijen ontvangen, op de verwachte donaties en op het aandeel dat zij op grond van de geboekte kredieten op de EU-begroting en het aantal Europarlementariërs dat tot hun partij behoort redelijkerwijs mogen verwachten.

49 Wat betekent dat de Europeesrechtelijke status van Europese politieke partijen in het nationale recht moet worden erkend?

71 Wat wordt bedoeld met de passage op p. 20 waarin wordt gesteld: «De Europese politieke partij en de Europese politieke stichting zijn in alle lidstaten volledig wettelijk erkend en handelingsbevoegd.» ? Is dit een recht van politieke partijen waarmee vervolgens alle lidstaten worden verplicht om alle Europese politieke partijen te erkennen? Of is het een voorwaarde die inhoudt dat een Europese politieke partij niet erkend wordt wanneer één van de lidstaten deze partij niet (langer) erkent?

De verordening voorziet voor Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen in een specifieke Europese rechtsstatus op grond waarvan zij in alle lidstaten volledig wettelijk erkend en handelingsbevoegd zijn (artikel 9). De lidstaten dienen in hun nationale regelgeving aan te geven welke rechtsvorm c.q. rechtsregels van toepassing zijn op Europese politieke partijen en stichtingen die in de betreffende lidstaat gevestigd zijn.

Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen bezitten naar het zich laat aanzien op grond van de voorliggende verordening hun rechtspersoonlijkheid naar Europees recht (artikel 8) en niet naar nationaal recht, zoals de nationale politieke partijen. Dat één van de lidstaten een Europese politieke partij niet langer zou erkennen, strookt niet met de verordening en doet ook niet af aan hun Europeesrechtelijke status.

50 In hoeverre lukt het om de voorgestelde datum van 1 juli 2013 te halen?

Een eerste verkenning heeft laten zien dat dit voorstel bij veel lidstaten vragen oproept. Het kabinet zet zich er voor in dat het opstellen van een kwalitatief goede verordening is gewaarborgd. Uitgangspunt van het kabinet is dat kwaliteit boven snelheid gaat. Het onderhandelingsproces dient zorgvuldig te verlopen en de tijd te krijgen die nodig is.

51 Waarop is het gestelde, dat de voorgestelde regels ten aanzien van interne partijdemocratie strijdig zijn met artikel 12 van het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie, gebaseerd?

56 Hoe verhoudt het voorstel van de Europese Commissie om eisen te stellen aan de organisatievorm en de interne partijdemocratie zich tot de vrijheid van vereniging in de Europese verdragen en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie? Zijn de door de Europese Commissie voorgestelde eisen daarmee in strijd?

Het stellen van regels ten aanzien van de interne partijdemocratie levert niet per definitie een schending van de vrijheid van vereniging op. Het kabinet heeft er in zijn standpunt wel op gewezen dat de voorgestelde regels over de interne partijdemocratie verder gaan dan het kabinet noodzakelijk acht, mede onder verwijzing naar het recht op vrijheid van vereniging, zoals onder meer neergelegd in artikel 12 van het Handvest voor de Grondrechten van de Europese Unie. Naar het oordeel van het kabinet vloeit uit de vrijheid van vereniging voort dat eisen die door de wetgever worden gesteld aan de interne organisatie van partijen zo beperkt mogelijk zijn. Bovendien is in het voorstel de beoordeling van de naleving van de gestelde eisen in handen gelegd van het Europees Parlement, in plaats van de partijleden zelf. De Commissie is verzocht ten aanzien van de verordening een advies te vragen van het Europees Grondrechtenagentschap (FRA).

53 Op grond van welke uniformere en objectieve criteria moet volgens de regering een onafhankelijke derde de subsidieaanvragen beoordelen?

57 Welke nadere waarborgen zijn er naar de mening van de regering te bedenken als het gaat om de rol van het Europees Parlement bij het registreren, het toekennen van subsidie en het opleggen van eventuele boetes, ten einde te bereiken dat het Europees Parlement zich geen oordeel aanmatigt over de interne organisatie van een partij dan wel de mate waarin een partij zich houdt aan de waarden van de Europese Unie? Waar gaat de voorkeur van de regering naar uit: naar het heroverwegen van de rol van het Europees Parlement of het proces voorzien van nadere waarborgen? Waarom?

In het voorstel van de Commissie wordt ten aanzien van de Europese waarden enkel als voorwaarde gesteld dat een politieke partij hieraan moet voldoen. Vervolgens zal door het Europees Parlement worden getoetst of de politieke partij deze waarden «in haar programma en optreden» respecteert. Hierbij is niet alleen onduidelijk wat exact onder het optreden van de politieke partij wordt verstaan, maar ook is het onduidelijk hoe getoetst wordt of een partij een abstract begrip als vrijheid in haar programma en optreden respecteert.

In de visie van het kabinet brengt deze onduidelijke situatie een risico op willekeur met zich mee. Het kabinet pleit daarom voor objectieve criteria rond de eventuele toetsing van de waarden en een transparant subsidieproces. Daarbij dient de Europese Commissie duidelijk te maken wat exact onder het optreden van de Europese politieke partij wordt verstaan en wie onder deze definitie vallen. Hierbij lijkt het niet alleen de Europese politieke partij te betreffen maar ook te kunnen gaan om de bij deze partij aangesloten nationale partijen en de verkozen volksvertegenwoordigers en bestuurders, of zelfs om het optreden van «gewone» partijleden. Naast een transparant subsidieproces en objectieve criteria kan het kabinet zich voorstellen dat de procedure waarin het Europees Parlement beslist over het toekennen van de Europese status en de subsidie gewijzigd wordt. Dit kan leiden tot heroverweging van de rol van het Europees Parlement en heroverweging van de gronden waaraan zij kan toetsen. Zie ook het antwoord op vraag 25.

54 Wat houdt concreet het vereiste, waar meermaals naar wordt verwezen, in dat een partij werkelijk Europese ambitie heeft (het geen in objectieve criteria vastgelegd zou moeten worden), en wat is «Europese ambitie»? Wordt met «Europese ambitie» gedoeld op activiteiten die ertoe leiden dat de EU meer macht krijgt in relatie tot de verschillende Europese natiestaten? Zo nee, wat wordt er dan mee bedoeld en op welke wijze wordt dit gecontroleerd?

Met «Europese ambitie» wordt bedoeld dat een politieke partij daadwerkelijk de intentie heeft om actief te zijn op het Europese niveau en dus het voornemen heeft om aan de verkiezingen van het Europees Parlement deel te nemen. De (objectieve) toetsingscriteria op dit punt moeten nog nader worden vormgegeven. Dit heeft geen betrekking op de inzet van Europese politieke partijen op een overdracht van macht van de Europese lidstaten naar het Europese niveau.

55 Mocht de Europese status in de toekomst vanuit «Brussel» verplicht worden om deel te nemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement, wat zijn dan de gevolgen voor de deelname van de Nederlandse politieke partijen aan die verkiezingen?

De Europese status wordt in de verordening niet verplicht gesteld om deel te mogen nemen aan verkiezingen voor het Europees Parlement en er worden ook geen initiatieven ontplooid om dit te bewerkstelligen in de EU. Een dergelijke verplichting zou zich ook slecht verhouden tot de laagdrempelige Nederlands regelgeving ten aanzien van registratie van politieke groeperingen en de deelname aan verkiezingen.

56 Hoe verhoudt het voorstel van de Europese Commissie om eisen te stellen aan de organisatievorm en de interne partijdemocratie zich tot de vrijheid van vereniging in de Europese verdragen en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie? Zijn de door de Europese Commissie voorgestelde eisen daarmee in strijd?

Zie antwoord op vraag 51.

57 Welke nadere waarborgen zijn er naar de mening van de regering te bedenken als het gaat om de rol van het Europees Parlement bij het registreren, het toekennen van subsidie en het opleggen van eventuele boetes, ten einde te bereiken dat het Europees Parlement zich geen oordeel aanmatigt over de interne organisatie van een partij dan wel de mate waarin een partij zich houdt aan de waarden van de Europese Unie? Waar gaat de voorkeur van de regering naar uit: naar het heroverwegen van de rol van het Europees Parlement of het proces voorzien van nadere waarborgen? Waarom?

Zie antwoord op vraag 53.

58 In hoeverre is het mogelijk een onafhankelijke instantie een partij te laten registreren, de subsidie te laten toekennen dan wel een sanctie te laten opleggen? Welke instantie zou daarvoor in aanmerking? Hoe groot is het draagvlak daarvoor bij andere landen?

Het Nederlandse kabinet pleit ervoor de voorgestelde rol van het Europees Parlement te heroverwegen of van andere waarborgen te voorzien. De standpunten van de andere lidstaten zijn op dit moment nog niet volledig uitgekristalliseerd. Dat geldt ook voor het standpunt van het Europees Parlement. Het is daarom nu nog niet mogelijk in te schatten in hoeverre het mogelijk is de voorgestelde rol van het Europees Parlement bij de registratie, het toekennen van subsidies en het opleggen van sancties te herzien, of aan te kunnen geven welke instantie voor deze rol in aanmerking zou komen.

59 In hoeverre krijgt een Europese politieke partij die is geregistreerd, in principe altijd een subsidie?

Een Europese politieke partij die is geregistreerd ontvangt een subsidie als en wanneer aan de voorwaarden vervat in de verordening en de uitvoeringsbepalingen is voldaan. Een voorwaarde is dat de partij door tenminste één Europarlementariër vertegenwoordigd is in het Europees Parlement. Een andere voorwaarde is de onder vraag 57 en 41 gemelde eis om de waarden van de EU te onderschrijven. Daarnaast gelden nog enkele voorwaarden die zien op correct financieel management. Om subsidie te kunnen krijgen dient een als Europese politieke geregistreerde partij jaarlijks een verzoek daartoe in te dienen bij het Europees Parlement.

60 Wie bepaalt, en op basis van welke objectieve criteria, wat de Europese waarden zijn?

De Europese waarden zijn vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In het voorstel voor de verordening toetst het Europees Parlement al dan niet bijgestaan door een comité van eminente personen (zie beantwoording onder vraag 67), of een Europese politieke partij aan de waarden als genoemd in de verordening voldoet (zie beantwoording onder vraag 24, 25 en 41).

61 Welke mogelijkheden zijn er nu al in het Financieel Reglement om het beoogde doel van meer transparantie inzake externe financieringsbronnen te bereiken?

Het Financieel Reglement voorziet wel in de verplichting tot cofinanciering voor organisaties die een subsidie uit de EU-begroting ontvangen (artikel 113 Financieel Reglement), maar niet in de verplichting om de bron bekend te maken van externe donateurs, aangezien het Financieel Reglement alleen betrekking heeft op de aanwending van EU-subsidies zelf. Zie ook de beantwoording bij vraag 20.

62 Wat zijn de mogelijke consequenties van het voorstel voor de Nederlandse regelgeving ten aanzien de registratie van politieke groeperingen en de deelname aan verkiezingen?

Het voorstel heeft geen consequenties voor de Nederlandse regelgeving ten aanzien van registratie van politieke groeperingen en de deelname aan verkiezingen. Voor deelname aan verkiezingen, ook de verkiezingen voor het Europees Parlement, is geen rechtsvorm voorgeschreven. Alleen als een politieke groepering met een bepaalde aanduiding boven de kandidatenlijst wil deelnemen aan de verkiezingen dient de groepering een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid te zijn.

63 Houdt de zinsnede dat Europese politieke partijen, de waarden waarop de Europese Unie berust, dienen te eerbiedigen, ook in dat de allereerste zin van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie een (letterlijke) opdracht voor Europese politieke partijen wordt, nu deze tekst als volgt luidt: «De volkeren van Europa hebben besloten een op gemeenschappelijke waarden gegrondveste vreedzame toekomst te delen door onderling een steeds hechter verbond tot stand te brengen.»? Houdt dit in dat politieke partijen zich uitsluitend mogen inzetten voor méér Europese integratie op straffe van het verliezen van subsidies of eventuele andere gelden?

In het voorstel voor de verordening worden de waarden die de politieke partijen dienen te respecteren expliciet vermeld. Dit betreft de volgende waarden: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden waar de EU op berust vloeien voort uit artikel 2 van het EU-Verdrag. De genoemde zin uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie valt niet onder deze waarden en het is derhalve niet zo dat politieke partijen die subsidie willen ontvangen zich enkel voor meer Europese integratie in mogen zetten.

64 Wat houden de «hoge normen inzake interne partijdemocratie» in en tot welke concrete plichten leidt dit?

Zie antwoord op vraag 9.

65 Mogen Europese politieke partijen, nu zij geen campagnes voor nationale referenda mogen financieren, wel internationale campagnes financieren, of mogen dit internationale campagnes zijn die gericht zijn op een beperkt aantal landen? Worden hiermee nationale campagnes verboden ?

Nationale campagnes worden niet verboden, wel wordt de financiering door Europese politieke partijen van nationale, regionale en lokale referendacampagnes verboden. Over internationale campagnes wordt in de verordening niets gesteld.

66 Wordt met overweging 19 op p. 11 van het Voorstel van de Europese Commissie bedoeld dat de identiteit van leden van Europese politieke partijen niet bekendgemaakt wordt wanneer deze een bedrag doneren dat hoger is dan € 1 000? Op welke wijze kan er gegarandeerd anoniem gedoneerd worden? Hoe moet hierbij de tekst op pagina 31 worden geïnterpreteerd dat allerlei EU-instanties het ledenbestand van een politieke partij openbaar kunnen maken? Welke waarborgen voor privacy worden er getroffen om openbaarmaking te voorkomen?

Met overweging 19 op pagina 11 wordt bedoeld dat de verplichting om de identiteit van natuurlijke personen bekend te maken niet geldt voor die leden van een Europese politieke partij die niet uitdrukkelijk in bekendmaking hebben toegestemd. Het gaat hierbij om de bekendmaking van hun lidmaatschap. Bij de bekendmaking van de identiteit van donateurs geldt de verplichting om de identiteit bekend te maken evenmin voor donateurs van maximaal 1 000 euro per jaar. De verplichting tot openbaarmaking van hun identiteit geldt daarentegen wel voor natuurlijke personen die meer dan 1 000 euro op jaarbasis doneren. Dit ongeacht of zij al dan niet lid zijn van de desbetreffende Europese politieke partij.

67 Op welke wijze wordt het «comité van onafhankelijke vooraanstaande personen» dat advies uitbrengt, democratisch verkozen? Waarom wordt gekozen voor het begrip «vooraanstaande», dat op enige subjectiviteit lijkt te duiden, en is er niet gekozen voor het beschrijven van de procedure en de kwaliteiten waarover de leden van het comité zouden moeten beschikken?

Het Comité van onafhankelijke vooraanstaande personen wordt niet direct democratisch verkozen, de leden worden aangewezen door het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie. Elke instantie wijst één lid van het comité aan. De Europese Commissie heeft aangegeven dat de interne organisatie en de exacte werkwijze van het Comité in een later stadium nog door het comité vastgesteld worden en worden neergelegd in de uitvoeringsvoorschriften van het Europees Parlement. In de visie van de Europese Commissie is dit gelet op de onafhankelijke status een taak van het comité zelf. Het is het kabinet niet duidelijk wat er precies bedoeld wordt met de term «vooraanstaand».

68 Wordt onder artikel 2, lid 4 (p. 14) verstaan dat de punten a t/m d verplichtingen zijn? Of zijn het slechts voorbeelden? Zo ja, waarom worden deze voorbeelden dan genoemd? Wordt de onder a genoemde «Europese integratie» een verplichte grondhouding voor die Europese politieke partijen die subsidies ontvangen?

De in artikel 2, lid 4, genoemde punten zijn geen voorbeelden, maar activiteiten die Europese politieke stichtingen moeten verrichten om in aanmerking te komen voor de Europese status en voor subsidie. Het onder a genoemde punt over Europese integratie houdt niet in dat dit een verplichte grondhouding voor de Europese politieke partijen wordt, maar dat de Europese politieke stichtingen een bijdrage aan het debat over het proces van Europese integratie moeten leveren en hier observaties en analyses over dienen te maken. Een bijdrage aan het debat en observaties en analyses kunnen ook een kritisch karakter hebben indien een Europese politieke stichting daar aanleiding toe ziet.

69 Is de politieke alliantie, zoals genoemd p. 15, een formeel samenwerkingsverband tussen verschillende Europese politieke partijen waarvoor aanvullende subsidie mogelijk is? Zo nee, kunt u verduidelijken wat de politieke alliantie inhoudt?

Artikel 2, tweede lid, definieert de politieke alliantie als «een gestructureerde samenwerking tussen politieke partijen en/of natuurlijke personen uit verschillende lidstaten». Om voor een rechtsstatus als Europese politieke partij en derhalve voor subsidie in aanmerking te komen dient een politieke alliantie aan een aantal voorwaarden te voldoen. Zo moet zij onder meer een zetel hebben, gevestigd in een lidstaat, zij moet een bepaalde vertegenwoordiging in het Europees parlement hebben en zij moet een programma hebben. Tevens moet zij over statuten beschikken die aan een aantal nadere eisen moeten voldoen. Als Europese politieke partij is een politieke alliantie dus een formeel samenwerkingsverband, maar zij hoeft dit niet te zijn voorafgaand aan de registratie als Europese politieke partij.

70 Houdt artikel 2, lid 2, sub e in dat de raad van bestuur van een politieke alliantie minimaal uit 7 leden uit 7 verschillende landen bestaat? Zo ja, waarom? Zo nee, welke eisen bestaan er ten aanzien van de samenstelling?

In artikel 3, lid 2, sub e wordt voor Europese politieke stichtingen de eis gesteld dat haar raad van bestuur is samengesteld uit leden van ten minste een vierde van de lidstaten. In de huidige verordening 2004/2003 is voorgeschreven dat de raad van bestuur van een politieke stichting geografisch evenwichtig moet zijn samengesteld. Het vereiste dat de raad van bestuur is samengesteld uit leden van ten minste een vierde van de lidstaten weerspiegelt hetgeen in de concept-verordening is bepaald over de samenstelling van Europese politieke partijen vanuit verschillende lidstaten.

71 Wat wordt bedoeld met de passage op p. 20 waarin wordt gesteld: «De Europese politieke partij en de Europese politieke stichting zijn in alle lidstaten volledig wettelijk erkend en handelingsbevoegd.» ? Is dit een recht van politieke partijen waarmee vervolgens alle lidstaten worden verplicht om alle Europese politieke partijen te erkennen? Of is het een voorwaarde die inhoudt dat een Europese politieke partij niet erkend wordt wanneer één van de lidstaten deze partij niet (langer) erkent?

Zie antwoord op vraag 49.

72 Waarom moet een Europese politieke stichting haar werkprogramma vooraf door de EU laten controleren? Is deze inhoudelijke controle verplicht en leidt het niet laten controleren tot het verliezen van (een deel van) de subsidie? Op welke andere wijze(n) kan de EU afdwingen om van tevoren inzage te krijgen in de werkwijze of strategie van een politieke partij?

Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen Europese politieke partijen enerzijds en hun stichtingen anderzijds. De verplichting tot het indienen van een werkprogramma om in aanmerking te komen voor EU-subsidie vloeit voort uit het Financieel Reglement en geldt voor alle organisaties die een subsidie («grant») ontvangen vanuit de EU-begroting. Onderhavig voorstel stelt voor om deze verplichting niet langer in te stellen voor Europese politieke partijen en spreekt daarom over een «bijdrage» en niet langer over een «subsidie/grant». Voor Europese stichtingen blijft de algemene verplichting uit het Financieel Reglement wel gelden en spreekt het voorstel ook nog steeds over «subsidie». Dit in verband met het feit dat stichtingen vooral kosten maken die als «deliverables» van tevoren gekwalificeerd en gekwantificeerd kunnen worden, en politieke partijen vooral operationele kosten maken. Deze verplichting heeft niet tot doel om van tevoren inzage te krijgen in de werkwijze of strategie van een politieke partij, maar om inzicht te verkrijgen in de subsidiabele activiteiten van een Europese politieke stichting en zo een afgewogen oordeel over de subsidieaanvraag te vellen. Zie ook de beantwoording bij vraag 14 en 34.

73 Wat houdt artikel 15, lid 5 sub b in en kan de regering dit nader toelichten? Heeft het feit dat een Europese politieke partij of stichting geen donaties uit de begrotingen van fracties in het Europees Parlement mag ontvangen, gevolgen voor eventuele vrijwillige donaties van politici aan de eigen partij(-organisatie)?

Op grond van artikel 15, vijfde lid, sub b, mag een Europese politieke partij of Europese politieke stichting geen donaties uit de begrotingen van fracties in het Europees Parlement aanvaarden. Dat geld is bedoeld voor de praktische ondersteuning van de fracties en is niet bedoeld voor en staat ook los van subsidiëring aan Europese politieke partijen. Dit laat onverlet dat een politicus aan zijn eigen partij een vrijwillige donatie kan overmaken.

74 Wat houdt de tekst op p. 28 in waarin wordt gesteld dat wanneer een partij de financiële belangen van de EU schaadt deze gesanctioneerd kan worden? Houdt dit in dat wanneer een partij uitspraken doet die vervolgens ertoe leiden dat een land van buiten de EU economische sancties tegen de EU treft, de Europese politieke partij vervolgens door de EU wordt gesanctioneerd? Vormt deze passage op enige wijze een inperking van de vrije meningsuiting van leden van een politieke partij? Zo nee, hoe dient deze passage dan gelezen te worden?

Artikel 22, eerste lid bepaalt de situaties waarin een Europese politieke partij uit het register kan worden geschrapt en overeenkomstig artikel 11 haar status verliest. Een van die situaties doet zich voor als een partij bij een onherroepelijke rechterlijke beslissing is veroordeeld voor onwettige activiteiten die de financiële belangen van de EU schaden. Hierbij wordt gedoeld op het correct naleven van het Financieel Reglement en de regels van onderhavige verordening, zoals het verbod op de financiering van nationale partijen en kandidaten, en/of fraude, corruptie of iedere andere illegale activiteit.

Naar boven