22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1513 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2012

Op 23 oktober publiceerde de Europese Commissie haar werkprogramma voor 2013. Het programma – dit jaar zonder overkoepelende titel – en de bijlage met het overzicht van de belangrijkste voorgenomen nieuwe commissievoorstellen, zijn uw Kamer reeds rechtstreeks toegegaan. Het is inmiddels goed gebruik dat beide Kamers hun eigen Europese prioriteiten bepalen op basis van de voornemens van de Europese Commissie. Die prioriteiten zijn in toenemende mate richtinggevend voor het verkeer tussen kabinet en Parlement over de Nederlandse inbreng in de besluitvorming in EU-verband. Om dat nog eens extra te onderstrepen zal, op verzoek van het Parlement, in de nog te verschijnen «Staat van de Europese Unie» worden teruggegrepen op deze appreciatie van het Commissiewerkprogramma.

Deze appreciatie is mede opgesteld ten behoeve van de genoemde afwegingen inzake de prioriteiten van uw Kamer. Na een korte algemene inleiding zal worden ingegaan op de voorstellen die in de ogen van het kabinet voor Nederland het meest van belang zijn, zoveel mogelijk uitgesplitst per vakgebied. Om praktische redenen heeft het kabinet zich daarbij in deze appreciatie beperkt tot de voornemens van de Europese Commissie voor 2013–2014 (dus Annex I van de bijlage bij het werkprogramma).

Algemeen

De Commissie legt in het werkprogramma opnieuw sterk de nadruk op het aanpakken van de economische crisis. Het kabinet waardeert die inzet.

In het werkprogramma wordt dit jaar vooral ingezet op besluitvorming en snelle implementatie rond ingezette trajecten. Dit betekent dat het komende jaar relatief weinig nieuwe voorstellen uit zullen komen. Het programma ziet ook op een deel van 2014, het jaar waarin verkiezingen voor het Europees Parlement zullen plaatsvinden en een nieuwe Commissie zal aantreden.

De Commissie onderscheidt in het werkprogramma de volgende zeven aandachtsgebieden:

  • 1. Het creëren van een «echte» Economische en Monetaire Unie: De Commissie zal voorstellen doen om de EMU te versterken met onder meer een geïntegreerd toezichtmechanisme voor banken en één stel regels voor alle financiële instellingen. De voorstellen van ER-voorzitter van Rompuy zullen daarbij als uitgangspunt dienen.

  • 2. Concurrentiekracht vergroten door versterken interne markt en industriebeleid: Hierbij zal de Commissie voortgaan met de 12 prioritaire acties die zijn aangemerkt in de recente Akte voor de Interne Markt II, waarover uw Kamer is geïnformeerd door middel van een BNC-fiche. Hetzelfde geldt voor de recente mededeling over Europees industriebeleid.

  • 3. Goede verbindingen: vandaag bouwen aan de netwerken van morgen: De Commissie zet in op een volledig geïntegreerde en onderling verbonden Europese interne markt voor telecommunicatie, energie en vervoer.

  • 4. Groei voor werkgelegenheid: integratie en expertise: De Commissie wil het beleid van de lidstaten op het gebied van werkgelegenheid ondersteunen. Het gaat daarbij onder meer om het verhogen van de inzetbaarheid, ook van kwetsbare groepen.

  • 5. De hulpbronnen van Europa gebruiken om beter te concurreren: De Commissie zet in op duurzaamheid en een efficiënter gebruik van hulpbronnen.

  • 6. Bouwen aan een veilig Europa: Dit betreft interne veiligheid in brede zin van het woord, van het bestrijden van fraude en witwassen tot nieuwe wetgeving voor nucleaire veiligheid.

  • 7. De EU als mondiale speler: De Commissie zet onder meer in op het uitdragen van de waarden op het gebied van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten in de betrekkingen van de EU met derde landen.

In algemene zin staat het kabinet positief tegenover het werkprogramma van de Commissie. Dat geldt in het bijzonder voor de voorstellen die gericht zijn op het versterken van de interne markt, het vergroten van het concurrentievermogen en de vereenvoudiging en stroomlijning van regels. Ten aanzien van het – ambitieuze – programma op het gebied van financiële markten, zou de Commissie wat het kabinet betreft een nadere prioritering mogen aanbrengen, ook om de reeds uitgebrachte voorstellen tijdig af te ronden. Daarbij gaat het onder meer om de voorstellen voor hogere kapitaaleisen en de voorstellen voor een Europees toezichtmechanisme.

Bij ieder voorstel zal het kabinet steeds goed tegen het licht houden of het gaat om zaken die werkelijk op Europees niveau dienen te worden aangepakt, of de maatregelen kosteneffectief zijn en of er voldoende oog is voor mogelijk ongewenste neveneffecten. Hierbij kan worden verwezen naar het in het regeerakkoord aangekondigde verzoek aan de Commissie om te inventariseren, op basis van het beginsel van subsidiariteit, welke beleidsterreinen kunnen worden overgedragen aan nationale overheden. Over dit verzoek aan de Commissie, waarvoor Nederland zelf ook voorstellen zal doen, zal uw Kamer separaat nader worden geïnformeerd.

In het onderstaande overzicht zullen per beleidsterrein de – in de ogen van het kabinet – belangrijkste voorstellen uit het werkprogramma van de Commissie voor 2013 worden uitgelicht.

Binnenlandse Zaken

De Commissie zal door middel van het EU-burgerschapsrapport 2013 de voortgang beoordelen die is gemaakt op de maatregelen die werden aangekondigd in het EU-burgerschapsrapport van 2010 en identificeren welke aanvullende acties er nog ondernomen moeten worden om het burgers uit de Unie mogelijk te maken hun rechten als EU-burger volledig te benutten (voorstel 47). Het betreft een breed pakket aan maatregelen die betrekking hebben op rechten die een burger kan uitoefenen als privépersoon, als consument, als ingezetene, student en beroepsbeoefenaar, en als politieke actor. Het rapport vormt een onderdeel van het Europees jaar van de burgers (2013). Het kabinet is positief over het aanpakken van grensoverschrijdende problemen in het uitoefenen van EU-burgerschapsrechten maar is tevens van mening dat EU-burgerschap gepaard gaat met eigen verantwoordelijkheden van de EU-burger om zo een effectieve bijdrage te kunnen leveren aan de maatschappij waar de EU-burger deel uit van wenst te maken. Het kabinet zal de Commissie daar ook op wijzen.

Buitenlandse Zaken

De Commissie vestigt in haar werkprogramma terecht de aandacht op de mededeling over de EU-positie over de post-2015 ontwikkelingsagenda (voorstel 54) en die over de EU-positie over de follow-up van het Rio+20 proces (voorstel 55). Ook voorziet de Commissie een evaluatie het Europese visumbeleid, zoals vastgelegd in de EU-Visumcode (voorstel 51) en is de Commissie van plan om een juridisch raamwerk op te zetten voor het bevriezen van tegoeden van personen of organisaties ter preventie en bestrijding van terrorisme en aanverwante activiteiten (voorstel 44). Het gaat om maatregelen die zien op het interne beleid van de EU, afgezet tegen maatregelen ter preventie en bestrijding van terrorisme die onder het externe beleid van de EU vallen. Nederland is van mening dat hiervoor een juridisch raamwerk moet komen, waarbij lidstaten (uiteraard) bevoegd blijven om zelf maatregelen te nemen. De Commissie voert daartoe eerst een impact assessment uit.

Defensie

Annex I van het werkprogramma voor 2013 bevat geen voorstellen op dit terrein.

Economische Zaken

In 2013 zal de implementatie van besluiten rond het meerjarig financieel kader plaatsvinden, onder andere op het gebied van de partnerschapsovereenkomsten voor structuurfondsen en plattelandsontwikkelingsfondsen, waarmee EU-gefinancierde publieke investeringen gericht worden op groei en banen.

Ook in 2012 is de Annual Growth Survey (voorstel 1) van de Commissie van belang als startpunt van het Europees Semester van 2013. Hierin zal de Commissie uiteenzetten wat volgens haar de prioriteiten van de Unie voor 2013 zouden moeten zijn op het gebied van budgettaire discipline, macro-economisch beleid en economische groei. Deze zullen vervolgens in de verschillende vakraden worden besproken, wat uiteindelijk in het voorjaar van 2013 moet leiden tot EU-brede aanbevelingen vastgesteld door de Europese Raad, die de lidstaten in acht moeten nemen bij het opstellen van de Nationale Hervormingsprogramma’s en de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s.

De interne markt blijft terecht een van de pijlers binnen het werkprogramma van de Commissie. De Commissie roept op tot snelle afronding van alle twaalf prioritaire acties van de Akte voor de Interne Markt I, in het bijzonder die voorstellen die bijdragen aan groei – zoals het unitair octrooi en het octrooigerecht, beroepskwalificaties en elektronische identificatie. De Commissie verwijst tevens naar de twaalf prioritaire acties in de Akte voor de Interne Markt II, die op 3 oktober jl. is gepresenteerd. Het kabinet heeft vijf prioriteiten ten aanzien van versterking van de interne markt: de verdere ontwikkeling van de digitale interne markt, blijvende aandacht voor vermindering van belemmeringen op de Europese dienstenmarkt, integratie van het goederentransport in Europa, blijvende inzet om de interne markt voor energie te vervolmaken en vermindering van administratieve lastendruk. Het kabinet is verheugd dat veel van deze prioriteiten terugkomen in de voorstellen in de Akte voor de Interne Markt II. Het kabinet verwelkomt in het bijzonder de aankondigingen van de Europese Commissie om grensoverschrijdende e-commerce te versterken, de richtlijn betalingsdiensten te herzien (zie onder Financiën), de toepassing en handhaving van het derde energiepakket te versterken en elektronische facturering te stimuleren (o.m. voorstel 15) en de verdere liberalisatie van het wegvervoer(zie onder Infrastructuur en Milieu). Dit zijn de voorstellen die de grootste bijdrage kunnen leveren aan economische groei en werkgelegenheid in Europa. Wel had het kabinet graag gezien dat de Commissie een herziening van het auteursrecht had aangekondigd, waarin plaats is voor nieuwe bedrijfsmodellen toegeschreven op de 21ste eeuw. Het kabinet is verder in afwachting van de voorstellen van de Europese Commissie in het kader van cabotage (voorstel 29, zie onder I&M). Daarover staat de regering in nauw contact met de belangengroeperingen. In dat kader zijn zowel de stimulerende werking die van een verruiming van de cabotageregeling uit kan gaan als de noodzakelijke bescherming van de arbeidsvoorwaarden belangrijke elementen.

Aanvullende acties die de Commissie noemt naast de voorstellen in het kader van de Akte voor de Interne Markt II, zijn het vereenvoudigen van BTW-procedures (voorstel 18 en 19, zie onder Financiën), vereenvoudiging en actualisering van de regels voor het vrij verkeer van producten (voorstel 13), inclusief werk op het terrein van standaarden, certificaten en labels (voorstel 14), modernisering van staatssteunregels (voorstel 9 en 10) en modernisering van intellectuele eigendomsrechten in het licht van digitale ontwikkelingen. Het kabinet verwelkomt de vereenvoudiging van regels voor vrij verkeer van producten. Nederland verwelkomt tevens de genoemde wens voor modernisering van intellectuele eigendomsrechten, en kijkt vooral uit naar concrete voorstellen op het terrein van auteursrechten. Het kabinet is voorstander van modernisering van het staatssteunbeleid en pleit daarbij voor vereenvoudiging en stroomlijning van de regels, snellere besluitvorming door de Commissie en focus bij het handhavingsbeleid van de Commissie op de zaken met de grootste impact op de interne markt.

Voor het vergroten van het concurrentievermogen in Europa is het uiteraard noodzakelijk om de kosten voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk te houden. Daarbij vormt beperking van de kosten van regeldruk een belangrijk onderdeel.

De Commissie stelt in haar werkprogramma op dit terrein initiatieven voor (zie met name bijlage II: Simplification and Regulatory Burden Reduction initiatives), die het kabinet kan steunen. Ook verwelkomt het kabinet de meer kwalitatieve benadering van de Commissie, die gericht is op lasten waarvan bedrijven de meeste hinder ondervinden, en die meer rekening houdt met het MKB en micro-bedrijven. Een overkoepelend EU-programma regeldrukvermindering (dat in december 2012 het licht zal zien) is essentieel voor het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van Europa. Door o.a. grootschalige digitaliseringsprojecten, zoals E-factureren en Cloud Computing, nemen de lasten van het bedrijfsleven af. Europese overheden moeten zorg dragen dat de verschillende standaarden op elkaar aansluiten, zodat de Digitale Interne Markt kan worden gerealiseerd. Het kabinet zal met gelijkgestemde EU-lidstaten hiervoor bij voortduring aandacht blijven vragen.

Ten aanzien van onderzoek en innovatie zal de Commissie als onderdeel van Horizon 2020 met voorstellen komen voor de versterking van publiek-private en publiek-publieke partnerschappen in onderzoek en innovatie(voorstel 17). Het zal hierbij waarschijnlijk gaan om het vernieuwen of lanceren van «Joint Technology Initiatives» (JTI) en artikel 185-initiatieven. Het kabinet is van mening dat in het volgende Meerjarig Financieel Kader een steviger accent moet liggen op onderzoek en innovatie. Daarbinnen zijn volgens het kabinet extra investeringen nodig voor grensoverschrijdende publiek-publieke en publiek-private samenwerking op thema’s met een grote maatschappelijke en/of economische impact. De Europese partnerschappen zijn tevens een belangrijk instrument voor de internationale strategieën van de Topsectoren. Met betrekking tot partnerschappen waar naast de Commissie en bedrijven ook lidstaten een bijdrage leveren, is in het verleden gebleken dat het complex is om procedures en beleid van lidstaten en Commissie goed op elkaar af te stemmen. Het kabinet wil bij nieuwe partnerschappen dan ook de mogelijkheden verkennen voor een samenwerking waaraan enkel Commissie, bedrijven en kennisinstellingen een bijdrage leveren.

Op het gebied van energie worden drie initiatieven aangekondigd: een voorstel over energietechnologie en innovatie (voorstel 12), een lange termijn perspectief richting 2 030 over het post-2020 klimaat en energie raamwerk (voorstel 38, zie onder I&M) en een herziening van de wetgeving over nucleaire veiligheid, waarbij ook bekeken zal worden of nieuwe initiatieven inzake nucleaire aansprakelijkheid in aanvulling op de bestaande nodig zijn (voorstel 42). Naast deze initiatieven, is de Commissie voornemens de samenwerking met lidstaten in het kader van de implementatie van de energie-efficiëntie richtlijn en wetgeving aangaande energie labelling en ecodesign te versterken. Daarnaast gaat in 2013 de derde fase van het ETS (2013–2020) van start. Ten slotte gaat de Commissie in haar werkprogramma in op energie-infrastructuur en de vervolmaking van de interne energiemarkt tegen 2014. Medio november 2012 komt de Commissie met een mededeling over de interne energiemarkt. Het kabinet kijkt uit naar de genoemde voorstellen.

Op landbouwterrein komt de Commissie met een wetgevingspakket over diergezondheid, plantgezondheid en herziening van de Controleverordening (Annex II, voorstel 5 en 6). Dit betreft een omvangrijk pakket aan herziene regels over bestrijding van dier- en plantenziekten en over toezicht in de voedselketen en importcontroles. Deze regels zijn van belang voor Nederland als grote exporteur en doorvoerhaven van landbouwproducten. Het kabinet staat hier in algemene zin positief tegenover en zet in op vereenvoudiging van de regels. Als gevolg van het stranden van de novel foods verordening komt de Commissie nu met een voorstel over klonen en voedselproductie (voorstel 53). Ten slotte komen in 2013 de herziening van de regels voor biologische producten en nieuwe regels over diergeneesmiddelen (voorstel 52) aan bod.

Europese Zaken

Ook in 2013 zal de Commissie met haar jaarlijkse voortgangsrapportage inzake EU-uitbreiding (voorstel 56) komen. Zoals gebruikelijk zal het kabinet uw Kamer zijn appreciatie van die rapportage sturen en daarover overleg voeren met de Kamer. De Raad Algemene Zaken zal in 2013 verder de landenspecifieke onderhandelingsmandaten vaststellen voor het Gemeenschappelijk Strategisch Kader voor de cohesie- en structuurfondsen voor de periode 2014–2020 (voorstel 7). Uw Kamer zal hierbij worden betrokken door middel van de gebruikelijke informatievoorziening voorafgaand aan de besluitvorming in deze Raad.

Financiën

De Commissie heeft een ambitieus en belangrijk programma op het gebied van financiële markten, waarin het kabinet zich goed kan vinden. Het kabinet zal wel de Commissie in overweging geven een zekere prioritering aan te brengen, om de onderhandelingen over bepaalde zeer relevante, reeds bestaande voorstellen tijdig af te kunnen ronden, zoals de voorstellen voor hogere kapitaalseisen (CRD IV) en de voorstellen voor een Europees toezichtmechanisme.

Het kabinet verwelkomt het groenboek schaduwbankieren (voorstel 2). Het belang van de regulering van schaduwbankactiviteiten wordt onderstreept door het feit dat uw Kamer dit dossier een prioritaire status heeft gegeven. Het kabinet is van mening dat het doel van de uiteindelijk op grond van het groenboek te nemen maatregelen moet zijn om de voordelen van schaduwbankieren te behouden (zoals het beschikbaar maken voor het bedrijfsleven van andere financieringsbronnen dan alleen bancaire), maar potentiële nadelen voor de financiële stabiliteit aan te pakken.

In het licht van de affaires rond LIBOR en EURIBOR acht het kabinet het belangrijk dat wordt bezien hoe het vertrouwen in dit soort benchmarks kan worden vergroot (voorstel 3). Het kabinet ondersteunt daarom bijvoorbeeld de maatregelen die in het kader van de regels ter voorkoming van marktmisbruik worden genomen (Kamerstukken II 2012/13, 22 112, nr. 1478). Er zal kritisch moeten worden gekeken naar eventuele overgangsproblemen en de reikwijdte van de nieuwe regulering. Het kabinet wacht de voorstellen van de Commissie met een positieve grondhouding af.

Het kabinet verwelkomt het voorstel voor de verdere regulering van instellingen voor collectieve beleggingen (icbe’s) in UCITS VI (voorstel 8). De verdere ontwikkeling van het icbe-kader zal echter niet alleen het Europese vermogensbeheer voor particuliere beleggers raken, maar zal invloed hebben op de gehele sector voor beleggingen. Daarom is het kabinet van mening dat het beter zou zijn als er een gezamenlijke richtlijn zou komen voor zowel icbe’s als alternatieve beleggingsinstellingen (AIFM).

Het eenvoudig kunnen wisselen van bank is een effectief middel om de werking van de betaalmarkt optimaal te houden en het is evident dat men bij het wisselen van de bank idealiter het betaalrekeningnummer meeneemt. Het kabinet begrijpt dat dit alleen in Europees verband kan worden geïntroduceerd (voorstel 22). Het kabinet waardeert het dat de Europese Commissie zal bezien welke mogelijkheden hiervoor op termijn bestaan.

Ook heeft de Europese Commissie inmiddels de richtlijn betaaldiensten geëvalueerd; voorstellen tot verbetering van die richtlijn worden in het voorjaar van 2013 verwacht (voorstel 25). Het kabinet hecht aan vergemakkelijking van grensoverschrijdend betalingsverkeer. Randvoorwaarde daarbij is dat het betalingsverkeer veilig en betrouwbaar blijft .

Op het gebied van macro-economische conditionaliteit zal de Commissie in 2013 een mededeling presenteren over de «gemeenschappelijk strategisch kader»-fondsen (dwz. de fondsen in gedeeld beheer met de lidstaten: structuur- en cohesiefondsen, het fonds voor plattelandsontwikkeling en het visserijfonds; voorstel 6). Nederland hecht aan sterke macro-economische conditionaliteit en aan een grotere bijdrage aan economische groei door deze fondsen, en ziet uit naar de verdere uitwerking hiervan door de Commissie.

Op het gebied van de BTW verwelkomt het kabinet de initiatieven om ondernemers die in verschillende lidstaten van de EU een BTW-aangifte moeten doen, de mogelijkheid te bieden daarbij gebruik te maken van een gestandaardiseerd aangifteformulier. Ook langs deze weg kan de grensoverschrijdende handel worden bevorderd (voorstel 18 en voorstel 17 van annex II). Het kabinet ziet met belangstelling uit naar het voorstel van de Commissie over de structuur van de BTW-tarieven teneinde het BTW-systeem efficiënter te maken (voorstel 19). Het kabinet staat achter deze doelstelling, maar hecht daarbij aan de beleidsvrijheid om een hoog en een laag tarief te kunnen voeren en wil dat de lidstaten de mogelijkheid behouden om een aantal goederen, waaronder de eerste levensbehoeften, in een laag tarief te kunnen indelen.

Het kabinet onderschrijft het belang van een aanpak op EU-niveau van de illegale handel in sigaretten / tabaksproducten (voorstel 50). Om die reden wordt er al actief deelgenomen aan gezamenlijke douaneoperaties in Europa en prioritaire controlegebieden (= prioriteiten die door de EU in overleg met de lidstaten worden vastgesteld; in 2013 is er in ieder geval één over de smokkel van sigaretten). Ook neemt Nederland deel aan de jaarlijkse «Task Group Cigarettes»-vergaderingen die worden georganiseerd door het Europese bureau voor fraudebestrijding OLAF, en wordt wederzijdse bijstand verleend. Om het belang van het bestrijden van de illegale handel in accijnsproducten te onderstrepen, is door de Douane en de FIOD dit jaar een speciaal fraudeteam Accijns opgericht. Naast de Europese overeenkomsten die verschillende tabaksfabrikanten met de EU hebben gesloten, zijn ook op nationaal niveau overeenkomsten getekend om de bestrijding van de illegale handel in sigaretten gezamenlijk aan te pakken.

Infrastructuur en Milieu

Onder de titel «verbinden om te concurreren: de netwerken van morgen vandaag bouwen» kondigt de Commissie een pakket voorstellen aan die bijdragen aan de totstandkoming van een interne vervoersmarkt voor verschillende modaliteiten, een doelstelling die is vastgelegd in de Europa 2020 strategie en uitgewerkt in het Witboek Vervoer. Dit pakket vormt ook een belangrijk onderdeel van de Akte voor de Interne Markt II. In aanvulling op het vierde spoorpakket dat nog in 2012 uitkomt, gaat het nu onder andere om verhoogde doelmatigheid van havendiensten (voorstel 28), nadere bepalingen voor het beheer van het gemeenschappelijk EU luchtruim (voorstel 26), verdere liberalisatie in het wegvervoer (voorstel 29), dat mede gericht is op meer ruimte voor cabotage en ten slotte aanmerkelijke verlaging van administratieve verplichtingen in het maritiem transport (voorstel 27).

Zoals de kabinetsreactie op het Witboek Vervoer al aangaf, evenals in het BNC-fiche over de Akte voor de Interne Markt II, is het kabinet een sterk voorstander van het wegnemen van belemmeringen voor de totstandkoming van een interne vervoersmarkt. Het regeerakkoord bevestigt het belang van de interne markt.

Bij ieder individueel voorstel zal het kabinet wel steeds scherp beoordelen of het gaat om werkelijk Europese bevoegdheden (met name bij havens), of de maatregelen kosteneffectief zijn (met name bij EU luchtruim) en of er voldoende oog is voor mogelijke ongewenste neveneffecten (met name bij wegvervoer).

Het belang van de zeehavens voor de nationale en Europese economie is groot; hun potentie komt het best tot ontwikkeling in een vrije markt. Een Europees level playing field is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. In het bijzonder op het gebied van financiering van zeehavens zijn de verschillen tussen lidstaten nog te groot, waardoor de concurrentie tussen zeehavens te veel wordt verstoord. Er is behoefte aan consequente toepassing van bestaande EU regelgeving inzake transparantie van publieke financiering en een heldere uitleg van de toepassing van de verdragsregels over staatssteun op de publieke financiering van zeehavens. De markt voor havendiensten in de Europese zeehavens zelf functioneert over het algemeen goed. Het kabinet staat positief ten opzichte van de voorgenomen voorstellen die tot doel hebben om een interne markt voor het intra-EU zeevervoer in te voeren (het zogenaamde «blue belt»-pakket). Op het gebied van douaneformaliteiten worden mogelijkheden gezien om de administratieve lasten verder in te perken.

Het kabinet is vooralsnog van opvatting dat terughoudend zou moeten worden omgegaan met nieuwe regelgeving ter versnelling van het gemeenschappelijk EU luchtruim (Single European Sky – SES2+) en extra (administratieve) verplichtingen voor de lidstaten voorkomen zouden moeten worden. Er zijn voldoende nog onderbenutte instrumenten om de implementatie te bevorderen.

In het hoofdstuk over natuurlijke hulpbronnen zijn er verschillende initiatieven tot innovatie en efficiëntie om milieuschade en onbruikbaar afval te voorkomen. Het kabinet is het met de Commissie eens dat hier belangrijke kansen liggen om de economie duurzaam te laten groeien.

In dit kader kondigt de Commissie een verdere herziening van de afvalwetgeving aan (voorstel 40). De Commissie zal ook een raamwerk uitbrengen waarin wordt beschreven hoe in de periode 2020–2030 voortgang kan worden gemaakt naar een koolstofarme economie (voorstel 38). Het kabinet erkent dat meer investeringszekerheid nodig is om klimaat- en energiemaatregelen te stimuleren richting 2 030 en zal de Kamer in de eerste helft van 2013 nader informeren over zijn standpunt voor EU klimaat- en energiebeleid voor 2030.

Verder komt er nieuwe EU klimaatadaptatiestrategie, die een impuls moet geven aan het planmatig in kaart brengen van kwetsbaarheden op EU niveau, waarmee ook richting wordt gegeven aan kosteneffectieve investeringen (voorstel 37). Het kabinet gaat er van uit dat het hier zal gaan om een mededeling van de Commissie en het dus niet gaat om een wetgevingsvoorstel.

Het werkprogramma vermeldt verder nog een pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren zodat landen die zich daarvoor inspannen aan de normstelling kunnen voldoen (voorstel 39) en kondigt een toetsingskader voor winning van schaliegas aan (voorstel 41). Het kabinet onderkent het belang van een gestructureerde benadering binnen de EU van schaliegaswinning. Daarbij moet wel voor de lidstaten voldoende afwegingsruimte blijven om bij individuele beslissingen rekening te houden met specifieke omstandigheden aangaande milieu, ruimtelijke ordening en energiezekerheid.

Sommige van bovengenoemde initiatieven sluiten rechtstreeks aan op het regeerakkoord, maar ook voor de andere geldt dat het kabinet deze met belangstelling verwelkomt.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Commissie kondigt een beleidskader aan voor de samenwerking met derde landen op het terrein van hoger onderwijs (voorstel 33). Deze mededeling zal enerzijds richting geven aan de externe acties van het «Erasmus for All»-programma en anderzijds de lidstaten en Hoger Onderwijs-instellingen in Europa ondersteunen bij het bepalen van hun eigen internationaliseringsactiviteiten.

Aangezien het speelveld van hoger onderwijsinstellingen en studenten alsmaar internationaler wordt, acht het kabinet het van belang dat er -in aanvulling op de intra-Europese beleidskaders- een richtinggevende strategie wordt ontwikkeld voor de samenwerking met derde landen. Excellentiebevordering en capaciteitsopbouw zijn daarbij voor Nederland belangrijke pijlers.

Daarnaast zal de Commissie in het kader van de Akte voor de Interne Markt I en het in juni 2012 gepubliceerde actieprogramma in 2013 een evaluatie uitvoeren inzake gereglementeerde beroepen in de lidstaten. Het doel is om de (beleids)redenen van lidstaten helder in kaart te brengen waarom een beroep is gereglementeerd, en daar meer transparantie in te brengen. Volgens schattingen van de Commissie zijn er op dit moment meer dan 4 700 gereglementeerde beroepen. Dit belemmert grensoverschrijdende beroepsuitoefening. Het kabinet is daarom verheugd dat de Commissie het Nederlandse voorstel heeft overgenomen om een kritische evaluatie van alle gereglementeerde beroepen in Europa te organiseren. De herziening van de richtlijn erkenning beroepskwalificaties (2005/36/EG), waar in de Raad over wordt onderhandeld, voorziet reeds in deze evaluatie middels het opnemen van een notificatie- c.q. motivatieplicht voor het reglementeren van beroepen en een nieuwe hiermee samenhangende rapportageplicht voor de lidstaten. Een vermindering van het aantal nodeloos gereglementeerde beroepen zal bijdragen aan een verlaging van administratieve lasten, een flexibeler arbeidsmarkt en hogere economische groei. Vooral in deze tijden van crisis is het volgens het kabinet belangrijk onderzoek te doen naar manieren om het Europese groei- en verdienvermogen te stimuleren. De Commissie zal de resultaten van de evaluatie in 2013 publiceren.

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Net als in het werkprogramma van vorig jaar kondigt de Commissie herziening aan van de richtlijn bedrijfspensioenfondsen (IORP: Institutions for Occupational Retirement Provision, voorstel 32). Met dit voorstel beoogt de Commissie de mogelijkheden voor grensoverschrijdende activiteiten van pensioenfondsen te vergroten en de financiële soliditeit daarbij te garanderen. In de ogen van het kabinet brengt dit voorstel voor Nederland ernstige risico’s met zich mee. Voorstellen die ertoe strekken om pensioenfondsen een gelijkvormig toezichtkader op te leggen als dat voor private pensioenverzekeraars, kunnen als consequentie hebben dat Nederland hogere zekerheidseisen aan bestaande pensioentoezeggingen moet stellen. Daarvoor zouden dan hogere financiële buffers moeten worden aangehouden, hetgeen tot veel hogere kosten kan leiden (60 tot 80 mld.), terwijl daarmee voorts de afweging tussen zekerheid en risico’s voor Nederlandse pensioengerechtigden niet langer nationaal gemaakt kan worden. Nederland is daarom al geruime tijdzowel op ambtelijk als op politiek niveau in Europa actief om te voorkomen dat het Nederlandse pensioenstelsel wordt aangetast en heeft daarbij ook steun gekregen van andere lidstaten met kapitaalgedekte pensioenstelsels (die vergelijkbare risico’s lopen).

Met betrekking tot het voorstel voor modernisering van de publieke diensten voor arbeidsbemiddeling (voorstel 34) ziet het kabinet de precieze voorstellen met belangstelling tegemoet. Het voorstel lijkt vooral te gaan om versterking van de samenwerking tussen de publieke arbeidsbemiddelingsdiensten. Insteek van het kabinet hierbij is dat de positie van arbeidsbemiddelingsdiensten profijt kan hebben van internationale uitwisseling van best practises op nationaal gebied, bijvoorbeeld waar het gaat om het maken van een moderniseringsslag. Het kabinet vraagt zich af wat de Commissie beoogt met de genoemde «Europese werkgelegenheidsgarantie». Het is immers niet aan de overheid om garanties af te geven voor werk. Zover strekt de verantwoordelijkheid van de overheid niet.

De Commissie noemt in het kader van de Akte voor de Interne Markt II ook de hervorming van EURES. Hierbij vindt het kabinet het van belang dat EURES een aanvulling blijft op de bestaande diensten voor publieke arbeidsbemiddeling en geen eigenstandige rol gaat vervullen in actieve arbeidsbemiddeling. EURES speelt een nuttige rol in het vergroten van de transparantie op de arbeidsmarkt door informatieverstrekking en door het Europese portaal voor beroepsmobiliteit, waarop vacatures gepubliceerd worden. Op deze manier kan EURES dienen als een (eerste) contactpunt voor werknemers die zich buiten hun eigen landsgrenzen willen vestigen.

Veiligheid en Justitie

Voor het kabinet is intensivering van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit over de gehele linie een prioriteit. Zo zet het kabinet in op een strengere aanpak van witwassen en criminele vermogens moeten beter worden afgeroomd. Het kabinet ziet dan ook met belangstelling uit naar het voorstel van de Commissie over witwassen (voorstel 49), dat een effectievere en efficiëntere bestrijding daarvan binnen de EU mogelijk moet maken. Waar mogelijk moet in de EU de justitiële samenwerking hierbij worden geïntensiveerd. Strafbaarstelling is echter reeds verregaand geharmoniseerd door verdragen in het kader van de VN en de Raad van Europa. Wijze en effectiviteit van strafbaarstelling zijn bovendien onderwerp van strikte evaluatie door Financial Action Task Force on Money Laundering FATF. Voorstellen inzake de strafbaarstelling van witwassen zullen mede in dat licht worden beoordeeld. Denkbaar is lidstaten te verplichten meer misdrijven als gronddelicten voor witwassen aan te merken, zoals dat in de Nederlandse wetgeving is geschied. In elk geval moet het lidstaten vrij staan om (gronddelicten voor) witwassen breder te definiëren dan de «eurocrimes» genoemd in artikel 83 VWEU, of strenger te bestraffen dan een eventuele Europese standaard.

Met betrekking tot de bescherming van de financiële belangen van de EU zal de Commissie een voorstel uitbrengen over de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie (voorstel 48). Dit voorstel zal ook een voorstel tot hervorming van Eurojust bevatten. De minister van Veiligheid en Justitie heeft uw Kamer in november 2011 bericht over de Nederlandse speerpunten bij de oprichting van een Europees OM (Kamerstukken II 2011/12, 32 317, nr. 80).

De groep van kwetsbare verdachten of veroordeelden, dat wil zeggen zij die vanwege bijvoorbeeld hun leeftijd of mentale gesteldheid, de aan hen gerichte strafrechtelijke beschuldiging niet (goed) kunnen begrijpen, verdient voor het kabinet bijzondere aandacht. Daarom kijkt het kabinet dan ook met kritische belangstelling uit naar het voorstel voor speciale waarborgen in strafrechtelijke procedures voor deze groep personen (voorstel 45).

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Annex I van het werkprogramma voor 2013 bevat geen voorstellen op dit terrein.

De minister van Buitenlandse Zaken, F. C. G. M. Timmermans

Naar boven