22 112
Ontwerprichtlijnen Europese Commissie

nr. 146
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 februari 2000

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

1)

I. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr 1251/1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, met het oog op de uitbreiding van de werkingssfeer tot vezelvlas en hennep.

II. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep.

2) Exhaustion of Trade mark rights, Commission staff working paper

3) Raadplegingsdocument van Commissaris Kinnock over de hervorming van de Commissie, in overeenstemming met Commissievoorzitter Prodi en Commissaris Schreyer.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

D. A. Benschop

Fiche 1

Titel:

I. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr 1251/1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, met het oog op de uitbreiding van de werkingssfeer tot vezelvlas en hennep.

II. Voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep.

Nummer van het. Commissiedocument: COM(1999) 576 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV, i.o.m. FIN, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Dit voorstel is in de Landbouwraad van november 1999 gepresenteerd, alwaar in een later stadium ook besluitvorming zal plaatsvinden.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

2001: 82,9 Meuro

2002: 72,0 Meuro

2003: 62,8 Meuro

2004: 60,1 Meuro

2005: 58,3 Meuro

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De beide voorstellen tezamen behelzen een aanzienlijke wijziging van de gemeenschappelijke marktordening voor vlas en hennep.

Met de eerste verordening worden vlas en hennep ondergebracht in het algemene regime voor akkerbouwgewassen. Tegelijkertijd wordt de hectare-steun geleidelijk met ± 30% teruggebracht zodat die in 2002/2003 op het niveau van granen is. Bovendien wordt de steun slechts verleend op voorwaarde dat er een contract is met een erkende verwerker.

Verder worden in een tweede verordening bepalingen opgenomen voor afzonderlijke steun voor de verwerking van vlas en hennep. Daarbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen lange vlasvezels die van betere kwaliteit zijn en voor textiel worden gebruikt en korte vlas- en hennepvezels die van mindere kwaliteit zijn en voor papierproductie worden gebruikt. De steun voor de verwerking van de korte varianten wordt beperkt tot 5 jaar, om de sector te stimuleren nieuwe afnemers/toepassingen te vinden.

Achtergrond van het voorstel is het feit dat het areaal vlas en hennep de laatste jaren explosief is toegenomen, zonder dat de vraag ernaar is gestegen. Dit heeft ook de communautaire uitgaven aanzienlijk doen stijgen (van 74 Meuro in 1994 naar 158 Meuro in 1999). Deze toename wordt veroorzaakt door het feit dat de hectaresteun voor vlas en hennep nu erg hoog is in vergelijking tot de productiekosten en de waarde van het product, en in sommige lidstaten heeft geleid tot speculatie en misbruik van gemeenschapsgelden.

Met deze maatregel wil de Commissie enerzijds traditionele textielactiviteiten in stand houden, terwijl de korte vezelsector een prikkel krijgt zich aan te passen aan de markt. Anderzijds is het ook de bedoeling de communautaire uitgaven terug te brengen naar 82,9 Meuro in 2001 en 58,3 Meuro in 2005. De maatregel zou op 1 juli 2000 in werking moeten treden.

Rechtsbasis van het voorstel: Beide artikelen 36 en 37 EG Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Alle overwegend positief, de EG heeft exclusieve bevoegdheid marktordeningmaatregelen te treffen in de akkerbouwsector, waaronder vlas en hennep vallen. De voorgestelde maatregel is proportioneel aan het gestelde doel en leidt niet tot overregulering.

Nederlandse belangen: Het belang van Nederland bij dit voorstel is voornamelijk gelegen in het voorgestelde regime voor de teelt en verwerking van lang vlas. Nederland heeft net als België en Frankrijk traditionele vlasteelt (lange vezels); korte vezels is hierbij een bijproduct. Ook kent Nederland hennepteelt. Overigens komt alleen hennep met een laag gehalte psychotrope stoffen (max. 0,2% tetrahydrocannabinol) in aanmerking voor EG-steun.

Het basisareaal (kort, lang vlas en hennep) in Nederland bedraagt 5,000 ha (waarvan 4,000 lang vlas), tegenover 76,000 in de EU, waarvan 56,000 ha in Frankrijk en 11,000 in België.

Consequenties voor nationale regelgeving c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

De Regeling EG steunverlening akkerbouwgewassen zal moeten worden aangepast. Ook zal er waarschijnlijk een grotere controle-inspanning moeten worden geleverd, maar deze valt nog niet te kwantificeren.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Beide raadplegingsprocedure

Fiche 2

Titel:

Exhaustion of Trade mark rights, Commission staff working paper

Nummer van het Commissiedocument: SEC(1999)2033

Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ, i.o.m. JUS, BZ en VWS

Behandelingstraject in Brussel: Geagendeerd voor eerste bespreking in de Raadswerkgroep Intellectuele Eigendom van 11 februari 2000.

Consequenties voor EG-begroting in EURO per jaar: n.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het betreft hier een werkdocument. Doelstelling is te komen tot een discussie over het regime van uitputting van Intellectuele Eigendomsrechten in de Europese Gemeenschap en dan met name het Merkenrecht.

Achtergrond van een en ander wordt gevormd door het Nederlandse verzoek om een discussie over deze thematiek.

Dit verzoek heeft er toe geleid dat de Commissie opdracht heeft gegeven onderzoek te doen naar de gevolgen van de eventuele keuze voor wereldwijde uitputting. Het onderzoek is uitgevoerd door de Londense economische consultants van instituut NERA (National Economic Research Associates) in samenwerking met juristen van het Londense SJ Berwin&Co en onderzoeksbureau IFF research. Aan de hand van de resultaten van wat kortweg de NERA-studie wordt genoemd, legt de Europese Commissie een aantal discussiepunten voor zoals:

Moet het uitputtingsregime hetzelfde zijn voor zowel nationale merkenwetgeving als het Gemeenschapsmerk?

Moet hetzelfde regime gelden op alle terreinen van Intellectuele Eigendom?

Zou moeten worden gedifferentieerd naar economische sector?

Moet reciprociteit tussen landen en/of handelsblokken een voorwaarde zijn?

N.B. Uitputting van rechten van Intellectuele Eigendom houdt in dat wanneer een product door of met toestemming van de rechthebbende op de markt is gebracht, de rechthebbende zijn rechten van Intellectuele Eigendom ten aanzien van dat product niet langer kan laten gelden en zich dus ook niet kan verzetten tegen het doorverkopen van dat product; het recht is «uitgeput». De vraag is of met «markt» de wereldwijde markt wordt bedoeld (systeem van wereldwijde uitputting) of slechts de markt van de Europese Gemeenschap (systeem van Communautaire uitputting). In het laatste geval (de huidige situatie) kan de rechthebbende parallelimport op de Europese markt tegengaan van producten die hij daarbuiten zelf op de markt heeft gebracht.

Rechtsbasis van het voorstel:

N.v.t., het betreft een werkdocument van de Commissie

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Nog niet aan de orde, omdat het document geen keuzes maakt.

Nederlandse belangen:

Naar aanleiding van een Nederlands verzoek om discussie heeft de Commissie het voornoemde NERA-onderzoek laten uitvoeren. Momenteel kent Europa het systeem van de Communautaire uitputting. Nederland heeft in het verleden kenbaar gemaakt voorstander te zijn van wereldwijde uitputting. Nederland heeft als handelsnatie pur sang belang bij een markt die zo open en vrij mogelijk is met als resultaat een zo groot mogelijke prijsconcurrentie. Tegelijkertijd is Nederlands belang dat ten aanzien van de concurrentie-omstandigheden een level playing field gewaarborgd is.

Consequenties voor de nationale regelgeving en beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

Nationale regelgeving: Indien besloten wordt tot een wijziging van Richtlijn 89/104 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, om aldus in de nationale wetgevingen van de Lidstaten het regime van wereldwijde uitputting in te voeren, zal de Benelux Merkenwet, die nu nog uitgaat van het principe van de Communautaire uitputting, overeenkomstig moeten worden gewijzigd. Decentrale overheden: n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t., het betreft immers een werkdocument van de Commissie.

Fiche 3

Titel:

Raadplegingsdocument van Commissaris Kinnock over de hervorming van de Commissie, in overeenstemming met Commissievoorzitter Prodi en Commissaris Schreyer.

Nummer van het Commissiedocument: CG3(2000) 1/17

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ in nauw overleg met BZK en FIN, alsmede alle overige departementen

Behandelingstraject in Brussel:

Dit raadplegingsdocument is 18 januari door Commissaris Kinnock aan de betrokkenen gepresenteerd. Het betreft een concept-witboek voor de hervorming van de Commissie dat na raadpleging van de betrokken partijen (Commissie-ambtenaren en vakbonden, Europees Parlement, lidstaten e.d.) op 1 maart 2000 moet uitmonden in de vaststelling van een witboek. Het witboek zal vervolgens de leidraad vormen voor de hervorming en modernisering van de Commissie.

De Commissie zal het raadplegingsdocument in de Algemene Raad van 14 februari presenteren. Het Europees Parlement bespreekt het raadplegingsdocument in zijn plenaire bijeenkomst van 14–18 februari 2000. De Raad en het Europees Parlement hebben een adviserende rol ten aanzien van het totale hervormingsplan. De beide instellingen hebben verdergaande bevoegdheden bij de besprekingen van twee specifieke onderdelen van het hervormingsplan 1) de herziening van het financieel reglement (artikel 279: besluitvorming met unanimiteit, na raadpleging van het Europees Parlement en advies van de Europese Rekenkamer) en 2) de herziening van het ambtenarenstatuut waarin o.a. het tuchtrecht en salarissysteem is geregeld (artikel 283: besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid, na raadpleging van de andere betrokken instellingen).

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): ja, maar niet in kaart gebracht.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het raadplegingsdocument bevat de plannen van Commissaris Kinnock voor de hervorming en modernisering van de Commissie. Directe aanleiding was het terugtreden van de Commissie-Santer in maart 1999 n.a.v. de bevindingen uit het eerste rapport van het comité van wijzen over fraude en wanbeheer in de Commissie. Het hervormingsplan moet het vertrouwen in het opereren van de Commissie herstellen. Trefwoorden die in de presentatie van de voorstellen terugkeren zijn «aansprakelijkheid», «verantwoordelijkheid», «efficiëntie», en «transparantie». De aanbevelingen uit het tweede rapport van het comité van wijzen en de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer worden in het hervormingsplan meegenomen. Het hervormingsplan heeft drie pijlers:

Prioriteiten, posterioriteiten en middelen

De afgelopen jaren hebben de taken van de Commissie een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Uit het eerste rapport van het comité van wijzen komt echter naar voren dat de bedrijfscultuur van de Commissie niet parallel met haar verantwoordelijkheden is geëvolueerd. In het bijzonder is er een scheefgroei tussen het beleid en de middelen. De financiële consequenties van nieuw beleid dienen beter te worden ingeschat zodat de balans tussen beschikbare middelen en beleidsdoelstellingen beter kan worden getroffen. Om dit te realiseren stelt de Commissie voor de financiële planningcyclus te verbeteren. Een «activity based management»-systeem waarbij op activiteiten gebaseerde budgettering en strategische planning en programmering (PSS) centraal staan, is volgens Commissaris Kinnock het uitgelezen systeem. Dit impliceert het formuleren van duidelijke doelstellingen en het zo organiseren van de activiteiten en beschikbare middelen dat deze beleidsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd: verschuiving van controle van de input (middelen) naar het managen van de output (activiteiten en doelstellingen). Verder wordt een strategische planning- en programmeringcel opgericht die o.l.v. de Commissievoorzitter het College van Commissarissen moet assisteren in het stellen van prioriteiten, posterioriteiten en de verdeling van de middelen.

Herziening personeelsbeleid

Het personeelsbeleid zal worden herzien. De essentie is meer oog te krijgen voor kwaliteit, minder politieke benoemingen, en zoveel mogelijk functies te laten vervullen door de mensen uit de eigen organisatie (loopbaanbegeleiding, levenslang leren, herziening rekruteringssystematiek). Ook zal een betere regeling voor «Klokkenluiders» worden opgesteld. De kern hiervan is dat de rechten en verplichtingen van ambtenaren nog duidelijker naar voren komen. Verder wil de Commissie een interinstitutioneel bemiddelingsbureau en een bureau voor juridische dienstverlening binnen de Commissie oprichten. Deze bureaus zullen de huidige structuur waarbij een tuchtraad o.l.v. de secretaris-generaal zich buigt over arbeidsrechtelijke conflicten zoals in het geval van de heer Van Buitenen vervangen. Ook zal het salaris- en pensioensysteem worden herzien. De huidige salarisregeling voor ambtenaren loopt in juni 2001 af. Het witboek zal daarom worden vergezeld van een voorstel voor een verordening inzake het salarissysteem zodat in 2001 een nieuw salarissysteem van start kan gaan. Over dit voorstel zal een apart fiche worden opgesteld.

Verbetering van het financieel management en de controle

Het financieel management, de interne controle en het accountantonderzoek zal worden geherstructureerd. Het huidige directoraat financiële controle wordt opgeheven (conform aanbeveling comité van wijzen). Een proces van decentralisatie van de financiële functie wordt in gang gezet. De directeur-generaal wordt verantwoordelijk voor de interne controle van zijn/haar dienst. Elk directoraat-generaal krijgt een eigen financiële afdeling die verantwoordelijk is voor de budgettering, financiële controle en het monitoren. De individuele managers zullen zelf ook meer aangesproken worden op hun financiële verantwoordelijkheid. De verschuiving van financiële verantwoording vooraf, ex-ante visumverstrekking, naar een financiële verantwoording achteraf speelt hierbij een centrale rol. Verder wordt een centrale financiële dienst opgericht die verantwoordelijk is voor de financiële controle en de toepassing van het financieel reglement. Deze dienst zal geleid worden door de Commissaris voor Begrotingszaken, Mevrouw Schreyer. Verder wordt voor 1 mei 2000 een centrale accountantsdienst (internal audit service) binnen de Commissie opgericht. Deze dienst zal rechtstreeks rapporteren aan Commissaris Kinnock. Tot slot wordt een audit comité (audit progress board) opgericht o.l.v. Commissaris Schreyer die verantwoordelijk is voor het monitoren van de voortgang en uitvoering van de accountantsrapporten.

In de uitwerking van de plannen komt voorts een veelheid van vrij specifieke maatregelen naar voren, zoals:

De aanstelling van een extra adjunct secretaris-generaal die onder meer de bureaucratisering moet tegen gaan;

De instelling van een interinstitutioneel comité voor maatschappelijke waarden dat moet toezien op de gedragscodes in de EU-instellingen;

De oprichting van een adviespanel voor financiële onregelmatigheden. Een directeur-generaal die een financiële fout of onregelmatigheid ontdektniet fraude- dient voordat een disciplinaire procedure wordt gestart de zaak aan het adviespanel voor te leggen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. aangezien de hervorming van de Commissie-dienst een interne aangelegenheid is. Onderdelen van het hervormingsplan zullen moeten worden uitgewerkt in specifieke voorstellen zoals de herziening van het financieel reglement (artikel 279) en de herziening van het statuut voor Europese ambtenaren (artikel 283).

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De Commissie heeft de bevoegdheid om ter zake voorstellen te doen.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft belang bij een goed functionerende Commissie die op een verantwoordelijke manier met de EG-gelden omspringt en de financiële middelen adequaat controleert. De maatregelen voor financieel beheer kunnen doorwerken naar de lidstaten die zelf 80% van de EG-middelen uitgeven. De maatregelen op het gebied van personeelsbeleid zijn ook belangrijk voor de Nederlandse presentie in de Commissie. Nederland vindt dat de financiële kaders van Berlijn gerespecteerd dienen te worden.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

Vooralsnog zijn geen gevolgen voor nationale regelgeving te voorzien. Op het gebied van financieel beheer kunnen de hervormingen resulteren in extra maatregelen op nationaal niveau.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: het document is onderwerp van politieke consultatie. Op de twee specifieke onderwerpen (zie 10c) geldt de raadplegingsprocedure.

Naar boven