22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1445 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2012

De vaste Kamercommissie voor OCW heeft gevraagd naar een BNC-fiche over de Nederlandse reactie op de ontwerp Mededeling van de Europese Commissie over staatssteun voor films. Het is echter niet gebruikelijk om bij consultaties over ontwerp Mededelingen van de Commissie een BNC fiche op te stellen.

Naar aanleiding van de OCW procedurevergadering op 19 april jl., kan ik u wel ter kennisneming de Nederlandse ontwerpreactie doen toekomen op de betreffende ontwerp Mededeling van de Commissie.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra

Concept Nederlandse reactie op ontwerp mededeling van de Commissie betreffende staatssteun voor films en ander audiovisuele werken

Algemeen

Zoals wij in onze reactie op de discussienotitie van de Europese Commissie uit 2011 over de staatssteun aan films al hebben opgemerkt, waardeert Nederland het streven van de Commissie om de ontwikkelingen op het gebied van de productie, distributie en verspreiding van films en andere audiovisuele werken op de voet te volgen en te onderzoeken of, en zo ja op welke wijze, de beoordelingscriteria voor staatssteun – zoals vervat in de «Mededeling inzake de filmsector» uit 2001 – aan herziening toe zijn.

Wij delen onverminderd de grondslagen voor ondersteuning films en andere audiovisuele werken in Europa en wij delen het belang dat de Commissie toekent aan de bijdrage die films kunnen leveren aan het cultureel en creatief vermogen van Europa en de identiteitsvorming binnen Europa.

Nederland heeft daarbij begrip voor het feit dat de Commissie moet waken voor de risico’s die verbonden zijn aan staatssteunmaatregelen, die het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden of die producenten van audiovisuele werken een oneigenlijk concurrentievoordeel laten behalen ten opzichte van producenten die dergelijke staatssteun niet ontvangen.

Toepassingsbereik van de mededeling

Nederland heeft begrip voor het standpunt van de Commissie de staatssteunregels voor audiovisuele werken (vooralsnog) niet van toepassing te verklaren op «games».

Nederland deelt ook de opvatting van de Commissie dat het niet noodzakelijk is specifieke regels vast te stellen ten aanzien van de exploitatie- of investeringssteun voor bioscopen.

Tegelijkertijd wordt de filmsector gedwongen een antwoord te vinden op de snelle ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en de wijze waarop audiovisuele «content» wordt geconsumeerd. Het ligt dan ook voor de hand – juist met de erkenning van het feit dat steun zich niet alleen moet beperken tot de productie van films en andere audiovisuele werken – dat een herziening van de huidige Mededeling zich ook specifiek buigt over de ontwikkelingen op het gebied van de digitalisering van productie, distributie en verspreiding van filmmateriaal.

Territoriale bestedingseisen

Nederland heeft – zoals in het verleden ook is aangegeven – geen bezwaar tegen territorialiteitsvereisten zolang er niet expliciet sprake is van concurrentievervalsing.

Wij plaatsen vraagtekens bij het voorstel van de Commissie om de maximale territoriale besteding te beperken tot 100% van het steunbedrag in plaats van de huidige eis van maximaal 80% van het productiebedrag. Het voorstel van de Commissie dreigt afbreuk te doen aan de betekenis en slagkracht van diverse nationale en regionale ondersteuningsmechanismen waar Europese coproducties een beroep op kunnen doen.

In onze visie is er vooral behoefte aan een helder juridisch kader – met name ten aanzien van de goedkeuring van regelgeving van individuele lidstaten – om te waarborgen dat er sprake is van een open speelveld («level playing field») tussen de lidstaten.

Concurrentie bij het aantrekken van grote buitenlandse filmproducties

Nederland plaatst vraagtekens bij het voorstel om de staatssteun aan films die niet voldoen aan de definitie van een Europees werk te beperken langs een regressieve schaal. Wij vragen ons af of daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de concurrentiepositie van de Europese film, het uitgangspunt om de internationale positie van de Europese film te versterken en Europese private investeringen in de film en audiovisuele sector te bevorderen.

Circulatie van Europese films en het aanbod voor het publiek verbeteren

Nederland is verheugd dat de Commissie in haar voorstellen de aanbevelingen van onder meer Nederland heeft overgenomen om het maximale percentage van staatssteun voor coproducties te verhogen van 50% naar 60%. Verder kan Nederland instemmen met het voorstel van de Commissie om in de voorwaarden voor ondersteuning van een filmproductie het deponeren van een filmkopie bij een aangewezen erfgoedinstelling als aanbeveling en niet als eis op te laten nemen.

Beoordelingscriteria & maximale staatssteun

In de vigerende Mededeling betreffende de staatssteun voor films en andere audiovisuele werken wordt de ruimte gelaten aan lidstaten om – op grond van het subsidiariteitsbeginsel – af te wijken van een maximale staatssteunintensiteit van 50% indien een lidstaat dit noodzakelijk acht, vooral als er sprake is van commercieel moeilijke films en «low budget» films.

Nederland gaat er van uit dat ook na herziening van de Mededeling er ruimte blijft voor lidstaten om af te wijken van een maximale staatssteunintensiteit van 50%.

Het uitgangspunt moet blijven dat staatssteun aan de filmsector plaats vindt op basis de cultuurderogatie van artikel 107, lid 3, onder d.

Nederlands Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

14 juni 2012

Naar boven