22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1393 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Verordening niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en wijziging Richtlijn betreffende handelsverkeer en de invoer van o.a. honden, katten en fretten

Fiche 2: Mededeling verbetering tenuitvoerlegging en handhaving van EU- milieumaatregelen (Kamerstuk 22 112, nr. 1394)

Fiche 3: Verordening uitoefening recht op collectieve actie in relatie tot de vrijheden van vestiging en dienstverlening (Kamerstuk 22 112, nr. 1395)

Fiche 4: Richtlijn handhaving detacheringsrichtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 1396)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Verordening niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en wijziging Richtlijn betreffende het handelsverkeer en de invoer van o.a. honden, katten en fretten

1. Algemene gegevens

Titel voorstellen:

  • Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren (hierna: de verordening)

en

  • Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad wat betreft de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Unie van honden, katten en fretten (hierna: de richtlijn)

Vanwege de gemeenschappelijke inhoudelijke strekking van deze twee voorstellen is gekozen voor een samengevoegde weergave van de Nederlandse positie in één BNC-fiche.

Datum Commissiedocumenten: 5 maart 2012

Nr. Commissiedocumenten: COM(2012) 89 en COM(2012) 90

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board: Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad: Landbouw- en Visserijraad

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen:

a) Rechtsbasis

Voorstel verordening: artikel 43, tweede lid, en artikel 168, vierde lid, inleidende zin en onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Voorstel wijziging richtlijn: artikel 43, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid Raad en medebeslissingsrecht Europees Parlement (artikel 294 WVEU).

c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Het voorstel bevat diverse grondslagen voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Het voorstel voorziet in het vaststellen van gedelegeerde handelingen door de Europese Commissie met:

  • Artikel 7: voorschriften voor afwijking vaccinatieplicht tussen lidstaten die vrij zijn van rabiës;

  • Artikel 16: eisen aan het beschrijven of merken van dieren niet zijnde hond, kat of fret;

  • Artikel 18: maatregelen voor andere ziekten en infecties dan rabiës;

  • Artikel 40:

    • Wijziging bijlage II tot en met V:

      • Lijst lidstaten en de bij bepaalde lidstaten inbegrepen grondgebieden (zodat duidelijk is voor welke gebieden welke regels gelden);

      • Technische voorschriften transponders (chip);

      • Geldigheidsvoorschriften vaccins;

      • Geldigheidsvoorschriften titreringstest op antilichamen (waarmee wordt bepaald of er voldoende antilichamen in het bloed aanwezig zijn zodat het dier voldoende beschermd is);

  • Voorschriften ter beperking van het aantal gezelschapsdieren dat de eigenaar mag vergezellen om te voorkomen dat commercieel verkeer frauduleus wordt voorgesteld als niet commercieel.

Op grond van het voorstel kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van:

  • Artikel 19: de bepaling van lidstaten die voldoen aan de voorschriften van artikel 18, derde lid onder a. (Voorschriften voor de bepaling van de diergezondheidsstatus van een lidstaat in verband met bepaalde andere ziekten of infecties dan rabiës, die bij gedelegeerde handeling worden vastgesteld);

  • Artikel 22: het model voor het paspoort voor honden, katten en fretten;

  • Artikelen 30 en 33: de modellen van de begeleidende documenten voor de overige dieren (niet zijnde hond, kat en fret) zodra hiervoor regels in werking treden;

  • Artikel 39: nadere regels voor lidstaten om burgers te informeren over deze regels.

2. Samenvatting BNC-fiche

– Korte inhoud voorstel

Het belangrijkste doel van de verordening en de richtlijn is te zorgen voor een toereikend niveau van veiligheid ten aanzien van de risico's voor de volks- en de diergezondheid veroorzaakt door dierziektes, in casu rabiës (hondsdolheid). De verordening wordt op enkele punten geactualiseerd en aangepast. De richtlijn wordt op enkele kleine punten gewijzigd.

– Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Beide voorstellen zijn gebaseerd op artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 43 valt onder de bepalingen voor de landbouw en visserij en is ingevolge artikel 4 VWEU een gedeelde bevoegdheid. De verordening is tevens gebaseerd op artikel 168 VWEU. Dit artikel betreft de volksgezondheid: dat is ingevolge artikel 6 VWEU een terrein waarop de Europese Unie bevoegd is het optreden van lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Het Nederlandse subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel over de voorstellen is positief.

– Implicaties/risico’s/kansen

Het voorstel omvat de mogelijkheid tot meer «maatwerk» voor burgers en lidstaten, toegespitst op het risico op insleep van rabiës: er kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de voorschriften door de lidstaten en er kunnen bepaalde gebieden per gedelegeerde handeling worden aangewezen waarbinnen kan worden gereisd zonder vaccinatie. Maatwerk kan echter ten koste gaan van beschermingsniveau, eenduidigheid en handhaafbaarheid. Hoe deze balans uitpakt is mede afhankelijk van de uitwerking van bepaalde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.

Het voorstel biedt ook kansen. Zo kunnen de voorgestelde verbeteringen omtrent de regels met betrekking tot het veterinaire paspoort de preventie van verspreiding van rabiës optimaliseren en het toezicht en de controle op de hondenhandel verbeteren1.

– Nederlandse positie

Nederland staat positief tegen de actualisering en verduidelijking van de voorschriften.

Nederland zal proberen te borgen dat de toegenomen mogelijkheden om meer «maatwerk» te bieden niet ten koste gaat van het beschermingsniveau of eenduidigheid. Dit zal Nederland doen door de Commissie om nadere informatie te vragen over de voorgenomen uitvoering en te pleiten voor goede en uniform beschikbare informatie voor de burger met betrekking tot de verschillende «regimes» die ontstaan.

Ook denkt Nederland dat een verduidelijking van de in het paspoort en op de diergezondheidsverklaring in te vullen gegevens een kans biedt om het toezicht op de hondenhandel te verbeteren. Dit is in het belang van de diergezondheid, volksgezondheid en toezicht op de handel. Nederland zal tevens pleiten voor een per land uniek te gebruiken landencode voor de chip om zo de herkomst en de traceerbaarheid van dieren beter te borgen.

3. Samenvatting voorstel

– Inhoud voorstel

De huidige verordening 998/2003 met de veterinaire regels ten aanzien van het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en de richtlijn 92/65 die mede ziet op de handel in honden, katten en fretten worden op enkele punten geactualiseerd en aangepast. Er wordt een nieuwe verordening vastgesteld.

De aanpassingen zijn ingegeven door o.a.

  • het verlopen van de overgangstermijn voor het gebruik van een tatoeage als identificatiemiddel (alleen de tatoeage aangebracht vóór 3 juli 2011 wordt geaccepteerd als identificatiemiddel);

  • de noodzaak bedoelde regelgeving in overeenstemming te brengen met de regels over delegatie en comitologie in en op grond van het EU-Werkingsverdrag;

  • het vervallen van de uitzonderingspositie van enkele lidstaten met betrekking tot de diergezondheidseisen voor niet-commercieel vervoer van gezelschapsdieren;

  • een aanpassing van de termijn waarbinnen voorafgaand aan het grensoverschrijdend handelsverkeer een gezondheidscontrole moet worden uitgevoerd;

Belangrijke overige wijzigingen ten opzichte van de huidige verordening zijn o.a.

  • de mogelijkheid voor lidstaten om onder bepaalde voorwaarden (waaronder quarantaine) af te wijken van de gezondheidseisen voor de toelating van een gezelschapsdier op hun grondgebied;

  • de mogelijkheid om bij gedelegeerde handeling bepaalde gebieden/lidstaten aan te wijzen waartussen kan worden gereisd zonder inenting tegen rabiës;

  • een bewaarplicht van documentatie voor dierenartsen voor de door hen verstrekte documenten;

  • het duidelijker vaststellen van de in te vermelden gegevens op de verschillende documenten door opname hiervan in de verordening.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid

Beide documenten zijn gebaseerd op artikel 43 VWEU. Artikel 43 betreft de landbouw en visserij en is ingevolge artikel 4 van het verdrag een gedeelde bevoegdheid. De verordening is tevens gebaseerd op artikel 168 VWEU. Dit artikel betreft de volksgezondheid en is ingevolge artikel 6 VWEU een terrein waarop de Europese Unie bevoegd is het optreden van lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Nederland kan zich vinden in deze rechtsbasis.

b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Veterinaire voorschriften voor het niet-commerciële en commerciële verkeer in gezelschapsdieren zijn noodzakelijk ter bescherming van de volks- en diergezondheid. Het betreft hier met name de bescherming van mens en dier tegen de verspreiding van rabiës. Het vaststellen van deze bepalingen op Europees niveau heeft gezien het vrije verkeer van goederen en personen binnen de EU een duidelijke meerwaarde. Voor zowel de gezelschapsdierenhandel als de Europese burger die zijn huisdier mee neemt op vakantie gelden uniforme gezondheidsregels.

Het voorstel betreffende de verordening bevat o.a. gezondheidseisen (vaccinatie, quarantaine etc.) en verplichtingen met betrekking tot de identificatie van gezelschapsdieren (chip, paspoort) om deze gezondheidseisen te kunnen verifiëren bij controle door de autoriteiten. De eisen variëren in zwaarte naar gelang de herkomst van de dieren. Omdat rabiës een dodelijke ziekte is voor mens en dier worden deze eisen proportioneel geacht. De voorgestelde wijzigingen leiden niet tot een ander oordeel over de proportionaliteit omdat deze de huidige regels slechts op kleine punten wijzigen en verduidelijken. Zo wordt bijvoorbeeld duidelijker vastgesteld welke gegevens in het paspoort moeten worden ingevuld hetgeen de handhaafbaarheid ten goede komt.

c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Het voorstel betreffende de verordening bevat, net zoals de huidige verordening, de mogelijkheid ook voor andere gezelschapsdieren en voor andere dierziekten bij gedelegeerde handeling regels te stellen. Nederland kan zich hierin vinden. De Raad en het EP houden toezicht op de uitoefening van de delegatie aan de Commissie. Dat is volgens het kabinet in dit geval met name van belang omdat het kan gaan om nieuwe dierziekten die nu nog onbekend zijn. Het is daarom van belang dat de Commissie de Raad goed informeert over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid.

Het voorstel betreffende de verordening bevat, meestal in samenhang met de voorgestelde gedelegeerde handelingen, grondslagen voor uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen betreffen veelal de bevoegdheid tot het opstellen van lijsten van landen of gebieden waarop bepaalde veterinaire vereisten betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren van toepassing zijn. Voor de procedure waarmee de uitvoeringshandelingen worden vastgesteld is steeds de onderzoeksprocedure aangewezen. Nederland kan zich hierin vinden.

Ten aanzien van enkele uitvoeringshandelingen voorziet het voorstel betreffende de verordening in de bevoegdheid voor de Europese Commissie om bij de totstandkoming een spoedprocedure toe te passen. Ten aanzien van deze bepalingen is echter de grondslag en de noodzaak niet uitgewerkt of toegelicht. Naar Nederlands oordeel is de toepassing van een spoedprocedure in het merendeel van de voorgestelde grondslagen onnodig. De spoedprocedure is onnodig wegens het ontbreken van de urgentie bij het treffen van maatregelen en wegens het bestaan van andere regelgeving waarin reeds is voorzien in de mogelijkheid tot het treffen van spoedmaatregelen op het gebied van diergezondheid. Voor zover de bevoegdheid tot het toepassen van de spoedprocedure niet onnodig is, dient ook in dit voorstel betreffende de verordening de bevoegdheid eenduidig begrensd en met waarborgen omkleed beschreven te worden.

Ten slotte zijn de standaardformuleringen zoals die zijn afgesproken tussen Raad, Europese Commissie en Europees Parlement en deels vastgelegd in Verordening 182/2011 omtrent de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, zoals het opnemen van een evaluatieperiode, nog niet in het voorstel betreffende de verordening opgenomen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De wijzigingen hebben geen gevolgen voor de EU begroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

Vooralsnog lijken deze gevolgen verwaarloosbaar omdat de regels niet nieuw zijn maar worden geactualiseerd en op enkele punten aangepast. Het betreft dus hoogstens enkele eenmalige aanpassingen van bijvoorbeeld de procedures of instructies. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Vooralsnog lijken deze gevolgen te verwaarlozen omdat de regels niet nieuw zijn maar worden geactualiseerd en op enkele punten aangepast. Het voorstel bevat zowel zeer kleine administratieve extra eisen alsook administratieve verlichtingen naar gelang de specifieke situatie.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Zeer beperkt.

De belangrijkste gevolgen zijn onder andere:

  • Eenmalige aanpassing procedures bij inspectiediensten, bijvoorbeeld communicatie over gewijzigde regelgeving, beschikbaar stellen nieuwe documenten

  • Bewaartermijn van 10 jaar van bescheiden voor dierenarts

Tegenover enkele kleine verzwaringen staan ook enkele verlichtingen zoals de mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden het diergezondheidscertificaat voor invoer te gebruiken bij verdere doorvoer van dieren. Per saldo lijkt het huidige concept geen wijzigingen van betekenis met zich mee te brengen. Uiteraard hangt dit ook mede af van de invulling van enkele gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De voorgestelde verordening wordt, net als de huidige verordening 998/2003 in nationale regelgeving neergelegd in de Regeling handel levende dieren en levende producten. De inhoudelijke wijzigingen die de voorgestelde verordening teweeg brengt zullen in deze regeling moeten worden opgenomen.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het publicatieblad van de EU. De verordening is van toepassing een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. In de richtlijn is geen omzettingstermijn opgenomen.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Een evaluatie- of horizonbepaling is niet nodig. De standaardbepaling hieromtrent bij de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen zijn nog niet in het voorstel opgenomen.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid

Aangezien het om een herziening van een bestaande richtlijn en verordening gaat, kan (in veel gevallen) worden aangesloten bij reeds bestaande structuren waardoor er voor de uitvoerbaarheid niets tot nauwelijks iets wijzigt.

b) Handhaafbaarheid

De handhaafbaarheid wijzigt niet tot nauwelijks

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen

9. Nederlandse positie

De noodzaak voor deze regels op Europees niveau ter bescherming van de volksgezondheid en diergezondheid tegen dierziekten staat niet ter discussie. De onderhavige regels voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren werken deels door in de regels voor het commerciële verkeer van deze dieren, dus het belang van de verordening is groter dan enkel het meeverhuizende of op vakantie meegenomen huisdier. Nederland is voorstander van het actualiseren en verduidelijken van de huidige regels voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en de verruiming van de termijn waarbinnen een gezondheidscontrole moet worden uitgevoerd voorafgaand aan het commerciële verkeer in honden, katten en fretten met 24 uur tot een totaal van 48 uur.

Het voorstel voor de verordening omvat meer «maatwerk» voor burgers en lidstaten ten aanzien van de diergezondheidsvoorschriften: Zo kan er kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de voorschriften door de lidstaten (bijvoorbeeld door een dier in quarantaine te plaatsen). Ook kunnen er bepaalde gebieden worden aangewezen waarbinnen kan worden gereisd zonder vaccinatie (aan te wijzen door middel van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen).

Maatwerk kan echter ten koste gaan van beschermingsniveau, eenduidigheid en handhaafbaarheid. Hoe deze balans uitpakt is mede afhankelijk van de uitwerking van bepaalde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Bij de aanwijzing van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Ierland als zone waarbinnen een gezelschapsdier kan worden verplaatst zonder inenting is het risico voor de Nederlandse volks- of diergezondheid bijvoorbeeld nagenoeg nihil en lijkt dit geen enkel probleem. Indien de regels voorts op eenduidige wijze vindbaar en raadpleegbaar zijn voor de burgers dan gaat dit niet ten koste van de uitvoerbaarheid of handhaafbaarheid. Nederland zal proberen te borgen dat de toegenomen mogelijkheden om meer «maatwerk» te bieden niet ten koste gaan van het beschermingsniveau of eenduidigheid, o.a. door de Commissie om nadere informatie te vragen over de voorgenomen uitvoering en te pleiten voor goede uniform beschikbare informatie voor de burger met betrekking tot de verschillende «regimes» die ontstaan, zo mogelijk op een Europese website.

Het voorstel biedt ook kansen de regels met betrekking tot het veterinaire paspoort te verduidelijken waarmee de preventie van verspreiding van rabiës, wordt geoptimaliseerd en het toezicht en de controle op de hondenhandel verbetert. Deze regels voor het niet commerciële verkeer werken immers deels door in de regels voor de handel. Nederland zal tevens pleiten voor een per land uniek te gebruiken landencode voor de chip om zo de herkomst en de traceerbaarheid van dieren beter te borgen.

De verruiming van de termijn waarbinnen vóór de verzending een klinisch onderzoek op de dieren moet worden uitgevoerd (was 24 uur en wordt 48 uur) is ingegeven door de problemen die in de praktijk bestonden bij de uitvoering van deze eis. Het verruimen van deze termijn is volgens Nederland niet bezwaarlijk uit oogpunt van diergezondheid.

De bepalingen in de voorgestelde verordening betreffende gedelegeerde handelingen en de uitvoeringshandelingen dienen de reikwijdte en de voorwaarden van de gedelegeerde regelgeving en de bevoegdheden van de Europese Commissie duidelijk te omschrijven. De bepalingen moeten proportioneel zijn in de delegatie van bevoegdheden naar gedelegeerde regelgeving. Waar het op deze aspecten schort in de voorgestelde verordening, zal Nederland de Europese Commissie vragen haar voorstel toe te lichten of te herformuleren. Zo is Nederland van mening dat de noodzaak voor een spoedprocedure onvoldoende is beargumenteerd, zoals eerder vermeld onder punt 4c. Nederland zal hieromtrent een nadere toelichting vragen aan de Commissie tijdens de raadswerkgroepen.


X Noot
1

Deze regels voor het niet commerciële verkeer werken deels door in de regels voor de handel.

Naar boven