22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1266 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2011

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1 : Richtlijn wijziging basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren aan blootstelling ioniserende straling (Kamerstuk 22 112, nr. 1263)

Fiche 2 : Richtlijn en verordening inzake patiënteninformatie over receptgeneesmiddelen (Kamerstuk 22 112, nr. 1264)

Fiche 3 : Mededeling en verordening voor een gemeenschappelijk Europees kooprecht (Kamerstuk 22 112, nr. 1265)

Fiche 4 : Mededeling Het industriebeleid: het concurrentievermogen versterken

Fiche 5 : Wijziging verordening risicodelende instrumenten met betrekking tot financiële stabiliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 1267)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Fiche : Mededeling Het industriebeleid: het concurrentievermogen versterken

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s:

Het Industriebeleid: het concurrentievermogen versterken.

Datum Commissiedocument: 14 oktober 2011

Nr. Commissiedocument: COM(2011) 642

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=200921

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: N.v.t.

Behandelingstraject Raad: Het voorzitterschap voorziet Raadsconclusies voor de Raad van Concurrentievermogen van 5 december 2011.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

2. Essentie voorstel

De Mededeling «Het industriebeleid: het concurrentievermogen versterken» bouwt voort op de Mededeling «Een Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering» (doc. 15483/10 28 oktober 2010).

Met de Mededeling levert de Commissie haar bijdrage aan de voortgangsbewaking en evaluatie van het Europese industriebeleid. De Commissie stelt dat de Europese economie relatief langzaam herstelt van de crisis en wil de lidstaten aansporen tot het nemen van die maatregelen die de economie weer op een stevig groeipad kunnen brengen. Het versterken van de concurrentiekracht van de Europese industrie acht de Commissie daarbij van cruciaal belang. De Mededeling vormt vooral een brede verzameling van reeds bestaande en geplande initiatieven voor het versterken van die concurrentiekracht. Het gaat om een breed scala aan onderwerpen zoals:

  • bundelen van schaarse middelen om een kritische massa te bereiken voor het vermarkten van innovatie;

  • beperken van de versnippering van steunregelingen voor innovatie;

  • stimuleren van schone technologieën, inclusief het vermarkten daarvan en met bijzondere aandacht voor de positie van het MKB;

  • verminderen van regeldruk voor bedrijven;

  • volledige implementatie van regelgeving op het terrein van de Interne Markt (en dan met name de dienstenrichtlijn);

  • ondersteunen van het MKB, onder andere met op tijd betalen door overheden;

  • een initiatief voor sociaal ondernemerschap;

  • aandacht voor kwaliteit en beschikbaarheid van infrastructuur (energie, vervoer en breedband) als bijdrage aan een bedrijfsvriendelijk klimaat.

Ook omvat de Mededeling de nationale rapporten waarin de concurrentiekracht van de lidstaten uiteen wordt gezet. De Commissie is redelijk positief over Nederland, zowel over de prestaties van de Nederlandse industrie (met de op Ierland na hoogste arbeidsproductiviteit van de EU) als over het beleid (de Nederlandse aanpak van regeldruk wordt in de mededeling aangehaald als best practice). De Commissie noemt private investeringen in R&D als aandachtspunt voor Nederland. Ook adviseert de Commissie om de uitgaven voor onderzoek en innovatie goed te volgen en om innovatie, private investeringen in R&D en nauwere verbanden tussen wetenschap en bedrijfsleven te blijven bevorderen. Het gaat hier om aanbevelingen door de Commissie die voor de lidstaten niet bindend zijn.

3. Kondigt de Commissie maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

De Commissie geeft in de Mededeling een opsomming van een aantal reeds bestaande en geplande initiatieven voor het versterken van de concurrentiekracht van de Europese industrie, waaronder het versterken van de innovatiekracht van sectoren, regeldruk, ondernemingsklimaat, de interne markt en aandacht voor het MKB.

Bevoegdheid

Voor Nederland staat voorop dat industriebeleid primair de bevoegdheid is van de lidstaten. De EU heeft vooral een taak ten aanzien van het creëren van de juiste randvoorwaarden waarbinnen de Europese industrie optimaal kan presteren. De rol van de Commissie ligt vooral op het gebied van het coördineren van initiatieven rondom het periodiek monitoren van het Europees Industriebeleid, het uitvoeren van evaluaties en het uitwisselen van best practices. Deze rol vloeit voort uit artikel 173 lid 2 VWEU. Ten aanzien van grensoverschrijdende thema’s als publiek- private samenwerking in innovatie, het creëren van de juiste randvoorwaarden voor de concurrentiekracht en de verdere versterking van de interne markt, heeft de Commissie een zelfstandige bevoegdheid.

Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

De Commissie lijkt zich in deze Mededeling te houden aan haar bevoegdheden. Ze doet vooral voorstellen ten aanzien van het creëren van de juiste randvoorwaarden voor de Europese industrie, het uitwisselen van best practices en ten aanzien van initiatieven op het terrein van haar zelfstandige bevoegdheid, waaronder versterking van de interne markt.

Voor een tweetal voorstellen waar de Commissie naar verwijst in deze Mededeling is het Nederlandse oordeel voor subsidiariteit en proportionaliteit negatief. Het gaat om de voorstellen voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (Common Consolidated Corporate Tax Base, CCCTB) en het verbeteren van de toegang tot financiële middelen voor sociaal ondernemerschap via eventuele publieke sociale investeringsfondsen. Voor deze voorstellen is het Nederlandse oordeel voor subsidiariteit en proportionaliteit negatief. Ook ten aanzien van haar voornemens op het terrein van MKB-internationalisering rijst de vraag of de Commissie voldoet aan de principes van subsidiariteit en proportionaliteit. De Commissie wekt de indruk dat zij actief wil zijn op het terrein van handelsbevordering, terwijl dit een zaak van de lidstaten is. Het Nederlandse standpunt over deze voorstellen wordt (en is voor de CCCTB reeds) meegenomen in de BNC-fiches over deze voorstellen.

Gelet op bovenstaande beoordeelt Nederland de subsidiariteit en proportionaliteit van de Mededeling als overwegend positief.

Financiële gevolgen

De voorstellen uit de Mededeling omvatten reeds bestaande en geplande maatregelen waarbij geen verschuiving van middelen plaatsvindt. Waar potentieel wel een verschuiving van middelen zal plaatsvinden is bij het in de Mededeling aangehaalde voorstel voor de CCCTB. Voor de CCCTB geldt dat de negatieve budgettaire gevolgen ingepast dienen te worden via de reguliere procedure voor beleidswijzigingen op fiscaal gebied. Hierover is de Kamer in april jl. in een separaat BNC-fiche geïnformeerd.

Regeldruk/administratieve lasten

Ook voor regeldruk en administratieve lasten geldt dat de voorstellen in de Mededeling hier geen consequenties voor hebben, aangezien zij reeds bestaande en geplande maatregelen omvatten.

Steunmaatregelen

Ten aanzien van steunmaatregelen in het kader van innovatie geeft de Commissie aan dat er nog een slag te maken is. De Commissie verzoekt de lidstaten om versnippering van steunmaatregelen tegen te gaan door in te zetten op brede regelingen die zo doeltreffend mogelijk gebruik maken van de schaarse middelen. Dit is in lijn met het Nederlandse standpunt.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Op hoofdlijnen is Nederland positief over de Mededeling en de achterliggende rapporten over het concurrentievermogen van de EU en de Nederlandse industrie. Zo doet de Nederlandse industrie het relatief goed (o.a. arbeidsproductiviteit) en worden onderdelen van het Nederlands beleid (o.a. regeldruk en topsectorenaanpak) positief beoordeeld door de Commissie. Verder zet de Commissie zich met deze Mededeling in voor het verder versterken van het concurrentievermogen van de Europese industrie. Daarnaast is Nederland positief over het feit dat de Commissie naast het belang van de maakindustrie ook het belang van aanverwante diensten onderstreept, en speciale aandacht vraagt voor het MKB in de Mededeling.

Nederland plaatst ook een aantal kanttekeningen bij de Mededeling. Zo concentreert de Mededeling zich vooral op maatregelen die door de lidstaten moeten worden genomen. De maatregelen waar de Commissie zelf actie op moet ondernemen, zoals vermindering van de EU-regeldruk, aanjagen van innovatie, realiseren van open markten en het versterken van de interne markt, blijven onderbelicht. Vanuit de Commissie mag een vooruitstrevend pleidooi voor de EU-Groeiagenda worden verwacht. Nederland heeft om die reden meerdere malen bij de Commissie gepleit voor een vooruitstrevende EU-Groeiagenda, onder andere via de brief van MP Rutte van oktober jl. die hij samen met zijn Zweedse en Finse collega’s in aanloop naar de Europese Raad van 23 oktober jl. aan Barroso en Van Rompuy heeft gestuurd. Verder is Nederland kritisch over de in de Mededeling aangehaalde voorstellen voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (Common Consolidated Corporate Tax Base, CCCTB) en een initiatief voor sociaal ondernemerschap met eventuele publieke investeringsfondsen. Deze voorstellen hebben potentieel negatieve budgettaire en economische gevolgen. Over het CCCTB-voorstel is de Kamer in april jl. geïnformeerd in een separaat BNC-fiche. Over het voorstel voor een initiatief rondom sociaal ondernemerschap zal de Kamer binnenkort in een separaat BNC-fiche worden geïnformeerd. Nederland is ook kritisch over de voornemens van de Commissie op het terrein van internationalisering van het MKB. De Commissie wekt de indruk dat zij actief wil zijn op het terrein van handelsbevordering, terwijl dit een zaak van de lidstaten is. Ook hierover zal de Kamer binnenkort in een separaat BNC-fiche worden geïnformeerd.

Nederland steunt de analyse van de Commissie dat de industrie van cruciaal belang is voor de Europese concurrentiekracht en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.Nederland merkt daarbij wel op dat industriebeleid onder de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten valt. Het Europese industriebeleid moet dan ook additioneel zijn aan het nationale industriebeleid en primair zijn gericht op het creëren van de juiste randvoorwaarden voor het bedrijfsleven. Het gaat dan om het verbeteren van randvoorwaarden zoals slimme regelgeving, het verminderen van regeldruk en administratieve lasten, een goed functionerende interne markt, het stimuleren van innovatie, realiseren van open markten, een goed mededingingsbeleid en beschikbaarheid van financiering met speciale aandacht voor het MKB. De Nederlandse inzet is gericht op het zoveel mogelijk wegnemen van resterende barrières op deze terreinen. Zo pleit Nederland voor de verdere ontwikkeling van de interne markt voor diensten, voor een daadwerkelijke digitale interne markt, voor vereenvoudiging van de Europese aanbestedingsregels, voor het verminderen van de regeldruk en administratieve lasten voor bedrijven, in het bijzonder voor kleine ondernemingen, en voor het blijvend vergemakkelijken van de beschikbaarheid van kapitaal voor het MKB. Voor dat laatste pleit Nederland er voor dat de Commissie zich bij het vormgeven van de opvolger van het CIP ook op vreemd vermogen richt.

Verder zet de EU innovatieve bedrijven op achterstand met het kostbare octrooisysteem dat we nu in Europa hebben. Daarom wordt gewerkt aan een goed en betaalbaar unitair octrooi. Daarnaast acht Nederland het van belang om kennis- en onderzoeksinstellingen, bedrijven, overheden en andere partijen voor innovatie beter samen te brengen en benadrukt Nederland het belang van stroomlijning en het beter toegankelijk maken van het innovatie-instrumentarium. Nederland zet hier ook expliciet op in met het topsectorenbeleid. Nederland steunt ook het idee van het bundelen van schaarse innovatiemiddelen op EU-niveau, maar benadrukt dat hierbij wel altijd het subsidiariteitsprincipe voorop moet staan. Nederland is overigens van mening dat de Commissie ook kritisch naar haar eigen instrumentarium moet kijken om de versnippering te beperken.

Nederland spant zich verder in voor een merkbare vermindering van de regeldruk en administratieve lasten voor het bedrijfsleven, ook op EU-niveau. Ondernemers, in het bijzonder het MKB, ervaren onnodige administratieve lasten en regeldruk niet alleen als kostbaar, maar vaak ook als belemmerend voor vernieuwend en groeiend ondernemerschap. Belangrijk is daarom dat de EU onverminderd blijft inzetten op vereenvoudiging van regelgeving en vermindering van de EU-regeldruk en administratieve lasten, ook na 2012, door een sterk en herkenbaar EU-programma.

Ook het betaalgedrag van de overheid is van belang voor ondernemers. De Commissie adresseert dit aandachtspunt met de EU-richtlijn late betalingen waarin een betalingstermijn van 30 dagen wordt gesteld voor betalingen door de overheid. Nederland hanteert reeds sinds 2008 als norm een betaaltermijn van 30 dagen en behaalde deze termijn dit jaar bij ruim 90% van de betalingen. Het wetsvoorstel voor de implementatie van de EU-richtlijn late betalingen is onlangs ingediend bij de Raad van State en zou per 1 juli 2012 in werking kunnen treden.

Tot slot heeft Nederland een positieve grondhouding tegenover een steviger accent op infrastructuur, aangezien een goede infrastructuur de interne markt en daarmee de Europese concurrentiekracht versterkt. Over het Commissie-voorstel voor een Connecting Europe Facility voor investeringen in vervoers-, energie-, en ICT-infrastructuur wordt de Kamer in een separaat BNC-fiche geïnformeerd.

Naar boven