22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1042 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juli 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 2 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Mededeling inzake toepassingen van het wereldwijd Satellietnavigatiesysteem (kamerstuk 22 112, nr. 1041).

  • 2. Mededelingen en besluit inzake richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (Normaal gesproken wordt voor voorstellen die reeds in het publicatieblad gepubliceerd zijn geen fiche meer opgesteld. Voor deze specifieke besluiten is op verzoek van uw kamer een uitzondering gemaakt).

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Fiche: Mededelingen en besluit inzake richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

1. Algemene gegevens

Titels

  • 1) Mededeling van de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van de duurzaamheidsregeling van de EU voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa en over boekingsregels voor biobrandstoffen, met daarbij behorende:

  • 2) Mededeling van de Commissie over vrijwillige regelingen en standaardvoorwaarden in de EU-regeling betreffende de duurzaamheid van biobrandstoffen en vloeibare biomassa;

  • 3) Besluit van de Commissie betreffende richtsnoeren voor de berekening van de terrestische koolstofvoorraden voor de doeleinden van bijlage V van richtlijn 2009/28/EC.

Datum Commissiedocument: Mededelingen 19 juni 2010; besluit 10 juni 2010

Nr. Commissiedocument/Referentie: 1. (PB EU 2010/C160/01); 2. (2010/C160/08); 3. (Besluit 2010/335/EU in PB EU 2010, L 151)

Pre-lex: http://ec.europa.eu/energy/renewables/biofuels/sustainability_criteria_en.htm

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: De impact-assessment is opgesteld bij de totstandkoming van de richtlijn 2 jaar geleden.

Behandelingstraject Raad: Het besluit en de mededelingen worden niet behandeld in Raadskader. Normaal gesproken wordt alleen over mededelingen met beleidsvoornemens een fiche opgesteld. Het betreft hier mededelingen zonder beleidsvoornemens van de Commissie. Vanwege de prioriteitsstelling door uw Kamer wordt met het schrijven van dit fiche afgeweken van de standaardprocedure.

De twee mededelingen geven richting aan de lidstaten voor de nationale implementatie van de richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (2009/28/EG), maar hebben geen bindende status. Het besluit inzake de regels voor het berekenen van koolstofvoorraden heeft wel een bindende status en wordt in de Nederlandse wetgeving en het beleid geïmplementeerd. De Commissie heeft dit besluit op grond van de in de richtlijn gegeven bevoegdheden vastgesteld. Voor de totstandkoming van het besluit is geen speciale procedure voorgeschreven (geen comitologie).

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

2. Essentie mededelingen en besluit

De mededelingen geven een interpretatie van de Commissie op belangrijke aspecten van de richtlijn. De richtlijn regelt dat in 2020 in Nederland 10 procent van de brandstof voor de vervoersector afkomstig moet zijn uit energie uit hernieuwbare bronnen. Hierbij is het essentieel dat de biobrandstoffen die worden ingezet duurzaam zijn. In de richtlijn zijn hiervoor belangrijke stappen gezet door duurzaamheidscriteria te formuleren. Lidstaten hebben de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat bedrijven enkel duurzame biobrandstoffen op de markt brengen, willen deze mogen meetellen voor de doelstelling.

De mededelingen hebben formeel geen bindende status. Wel geven ze een richtinggevend advies voor de werkzaamheden in de lidstaten om de richtlijn voor het einde van dit jaar in nationale wetgeving te hebben geïmplementeerd (uiterste datum 5 december 2010). De mededelingen zijn als het ware een vooraankondiging van de wijze waarop de Commissie de implementatie zal controleren.

In hoofdlijnen bestaan de mededelingen uit de volgende elementen:

  • Ten eerste geeft de Commissie uitleg over praktische aspecten van de implementatie van de in de richtlijn vastgestelde duurzaamheidscriteria. Biobrandstoffen en vloeibare biomassa moeten vanaf 2011 aan deze criteria voldoen om te mogen meetellen voor het behalen van de doelstellingen hernieuwbare energie in de vervoersector.

  • Ten tweede legt de Commissie de regels uit omtrent de metingen van de broeikasgasemissiereducties. Een deel van de duurzaamheidscriteria is er op gericht enkel biobrandstoffen mee te laten tellen die een substantieel lagere broeikasgasemissie hebben dan fossiele brandstoffen.

  • Ten derde interpreteert de Commissie de standaardwaarden ter berekening van de CO2-reductie.

De Commissie vraagt in één van de mededelingen van de lidstaten de registratie van biobrandstoffen uit te voeren per levering, zoals een container, verwerkings- of logistiekfaciliteit of -vestiging, gedefinieerd als een geografische locatie met nauwkeurige grenzen, waarbinnen brandstofproducten kunnen worden gemengd. In Nederland voldoen accijnsgoederenplaatsen aan deze definitie van verwerkings- of logistiekfaciliteiten als een geografische locatie waarbinnen producten kunnen worden gemengd. De accijnsgoederenplaatshouders moeten de biobrandstoffen registreren.

In het besluit stelt de Commissie regels voor het berekenen van koolstofvoorraden (koolstof vastgehouden in de grond). Eén van de duurzaamheidscriteria uit de richtlijn regelt dat biobrandstoffen en vloeibare biomassa niet uit grondstoffen geproduceerd mogen zijn afkomstig van land dat over hoge koolstofvoorraden beschikt, indien de beschermde status van het betreffende gebied daardoor verloren gaat. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan waterrijk gebied of permanent beboste gebieden.

Het besluit bevat tevens een gedetailleerde uitwerking over hoe bij het maken van broeikasgasemissieberekeningen de directe verandering van landgebruik moet worden meegerekend.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Uit de mededelingen noch het besluit vloeien acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving voor de toekomst voort. Het besluit is weliswaar verbindend in al zijn onderdelen (art. 288 VWEU), maar het betreft in dit geval richtsnoeren. Het gaat om uitleg en invulling van de richtlijn, die is vastgesteld op grond van art. 175 en art. 95 EG (thans artikelen 192 en 114 VWEU). Een nader oordeel over de subsidiariteit en proportionaliteit is dan ook niet aan de orde. De mededelingen en het besluit hebben geen financiële gevolgen.

4. Nederlandse positie over de mededelingen en het besluit

In de mededelingen en het besluit wordt geen nieuw beleid aangekondigd. De wijziging ten opzichte van een eerdere concept-versie om palmolieplantages niet meer als een bos te beschouwen is een winstpunt. Nederland zal erop toezien dat het implementatietraject van de richtlijn in Nederland in lijn is met de mededelingen. Voor de praktische uitvoering van de richtlijn in Nederland hebben de mededelingen en het besluit van de Commissie geen verdere consequenties. Op een paar punten kent Nederland een specifieke invulling, zoals:

  • Transparantie: de richtlijn verplicht additionele duurzaamheidsinformatie, zoals lokale milieu-omstandigheden, openbaar te maken. De lidstaten zijn hierin vrij. In Nederland is er een intentieverklaring getekend waarin overheid en bedrijfsleven met elkaar afspreken in 2010 op vrijwillige basis de informatie openbaar te maken.

  • Toetsingsprotocol: zolang er nog geen door de Commissie goedgekeurde vrijwillige nationale of internationale systemen bestaan, kiest Nederland voor de mogelijkheid om zelf een nationaal systeem op te zetten. Bedrijven kunnen daardoor aantonen dat ze voldoen aan de duurzaamheidseisen. Hiervoor wordt op dit moment een toetsingsprotocol opgesteld.

  • Registratie: de in Nederland thans gehanteerde praktijk, waarbij de registratie van biobrandstoffen per accijnsgoederenplaats wordt opgelegd, kan worden voortgezet. De publicatie van deze mededeling staat toe dat er in Nederland wordt aangesloten bij de huidige accijnsadministratie, hetgeen betekent dat de administratieve lastendruk niet verandert.

  • CO2-tool: het besluit betreffende het richtsnoer voor de berekening van koolstofvoorraden in de grond zal worden gebruikt om de in Nederland beschikbare «CO2-tool biobrandstoffen» voor bedrijven die onder de richtlijn vallen, te actualiseren. Daarnaast zullen gebruikers van de tool in staat worden gesteld om met de getallen uit het besluit de broeikasgasemissies van direct landgebruik te berekenen.

Naar boven