22 054
Wapenexportbeleid

nr. 61
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 januari 2002

De vaste commissies voor Economische Zaken1 en voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 12 december 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Ybema van Economische Zaken en minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken over:

– het wapenexportbeleid (22 054, nr. 59);

– het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen en Regeling exportfinancieringsarrangement renteoverbruggingsfaciliteit (EZ-01-678);

– de 26ste wijziging In- en uitvoerbesluit strategische goederen (EZ-01-685);

– de rapportage wapenexport eerste halfjaar 2001 (22 054, nr. 60).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van den Doel (VVD) spreekt zijn dank uit voor de openbare jaarrapportage inzake het wapenexportbeleid in 2000. Als gevolg van het streven van de regering naar transparantie kan dit punt in het openbaar worden besproken. Hij verzoekt de regering om dit proces voort te zetten voorzover er nog verbeteringen mogelijk zijn. Hij vraagt de regering voorts om in de jaarrapportage vanaf 2002 aandacht te besteden aan de controle op de doorvoer van strategische goederen en met name aan de resultaten ervan. Wat is de stand van zaken rond de invoering van de nieuwe wetgeving? De problematiek van de doorvoer kan alleen in Europees verband effectief worden aangepakt. Is dit punt al aan de orde gesteld in Europees verband en, zo ja, wat zijn de resultaten ervan?

Het is goed dat de EU-lidstaten elkaar via de notificatieprocedure informeren als zij weigeren wapens te leveren. Welke landen hebben toch wapens geleverd terwijl Nederland dat heeft geweigerd en de andere landen daarvan op de hoogte heeft gesteld? Op basis van welke argumenten is dat gebeurd? De gedragscode binnen de EU geldt voor alle lidstaten en moet op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd. Kan het jaarrapport van de EU over het wapenexportbeleid standaard aan de Kamer worden aangeboden?

De heer Van den Doel complimenteert de regering voor haarvoortrekkersrol en inspanningen om zoveel mogelijk landen bij het VN-wapenregister te betrekken. Het is evenwel beter dat deze rol niet alleen door Nederland, maar breed binnen de EU wordt vervuld.

Uit de rapportages van de afgelopen jaren krijgt hij de indruk dat de doelstellingen en resultaten van het Wassenaar Arrangement niet in balans zijn. Er is geen goed zicht op de effectiviteit ervan. Wat zijn de resultaten? Hoe worden landen aangesproken op hun verplichtingen, bijvoorbeeld Rusland? Wat is de opstelling van de kandidaat-lidstaten van de EU? Wie maken deel uit van de kopgroep binnen het Wassenaar Arrangement? Wat zijn de consequenties van de bijstelling van de afspraken binnen het Wassenaar Arrangement naar aanleiding van de gebeurtenissen van 11 september, bijvoorbeeld wat de dual-usegoederen betreft? Opvallend is dat binnen het Wassenaar Arrangement een aparte categorie wapens wordt geïntroduceerd die wordt gekoppeld aan paramilitaire goederen. Deze wapens dienen ook te vallen onder alle regelingen. De heer Van den Doel spreekt zijn verwondering uit over het feit dat het Wassenaar Arrangement in de praktijk een «praatclubje» van ambtenaren lijkt te zijn waarbij een eenduidige politieke agenda, met daarin begrepen een politieke aansturing, ontbreekt. Hij vraagt de staatssecretaris zich actiever op te stellen.

Uit het overzicht van de uitvoer van militaire goederen blijkt dat 70% van de wapens wordt geëxporteerd naar NAVO-landen; slechts een klein deel gaat naar landen buiten de NAVO. De heer Van den Doel vraagt waarom Nederland op het ene moment wel strategische goederen aan Egypte heeft geleverd en op een ander moment niet.

De heer Apostolou (PvdA) spreekt zijn waardering uit voor de voortvarendheid van de regering, die in haar streven naar meer openheid de rapportage inzake de export van strategische goederen sterk heeft verbeterd. Hij signaleert dat er bij A10-goederen soms grote bedragen worden vermeld en vraagt een nadere explicitering. Hij verwijst in dit verband naar de schriftelijke vragen van zijn fractie in vervolg op vragen die in april 2001 zijn gesteld. Punt van kritiek is dat, nadat vorig jaar de wet op de doorvoer is besproken, er nog steeds geen algemene maatregel van bestuur is. Per 1 januari 2002 zal op grond van een ministeriële regeling worden gewerkt; de AMvB komt pas in het voorjaar van 2002. De heer Apostolou vraagt de garantie dat de AMvB voor het einde van deze kabinetsperiode in de Kamer wordt besproken. Kan de AMvB voor eind februari 2002 bij de Kamer zijn? Hij is het ermee eens dat er in de volgende rapportage een paragraaf moet worden opgenomen over de doorvoer.

Hij vraagt welke landen ondanks de Nederlandse weigering en de notificatieprocedure toch wapens hebben geleverd en hoe de regering hierop heeft gereageerd. Ziet zij hierin aanleiding om in het EU-overleg afspraken te maken over een eenduidige toepassing van de gedragscode en de criteria door de Europese partners? Welke stappen wil de regering ondernemen om de gedragscode bindender te maken?

Wat is de inbreng van Nederland in de discussie in EU-verband over de controle van niet-militaire goederen die kunnen worden gebruikt bij interne repressie en schending van de mensenrechten? Hoe kunnen deze goederen het beste onder een controleregime worden gebracht? Na de gebeurtenissen van 11 september is duidelijk geworden dat ook niet-staatsactoren gebruik maken van wapens. De handel in deze wapens dient duidelijker te worden gecontroleerd. De heer Apostolou wijst erop dat de handel in kleine wapens door kandidaatleden van de EU in een aantal gevallen niet door de beugel kan. Hij verwijst naar een brief van Human Rights Watch waarin Bulgarije, Tsjechië, Roemenië en Slowakije worden genoemd. Hoe gaat de regering hiermee om?

In de VN-conferentie over kleine wapens is een groot aantal aanbevelingen geformuleerd. Onder meer wordt de regering opgeroepen om in regionaal verband juridisch bindende instrumenten te ontwikkelen voor de productie van en handel in kleine wapens, alsmede voor de tracering en de markering van deze wapens. Voorts wordt aanbevolen om wetgeving te ontwikkelen die de activiteiten van wapenhandelaren en -makelaars reguleert. Hoe stelt de regering zich voor deze aanbevelingen te concretiseren? Kan zij bijvoorbeeld in maart 2002 een agenda met prioriteiten en een tijdschema voor wetgeving aan de Kamer voorleggen?

De heer Apostolou spreekt zijn waardering uit voor de Nederlandse bijdrage aan de VN-conferentie met de productie van een film over de vernietiging van kleine wapens, de presentatie daarvan door de minister alsmede de bijdragen van ambtenaren tijdens de conferentie.

Tijdens de VN-conferentie zijn als gevolg van de onwil van de VS essentiële elementen uit de VN-voorstellen over kleine wapens verdwenen. Er zijn geen afspraken gemaakt over vergunningen voor het bezit van wapens en voor de levering van wapens aan niet-staatsactoren. Hoe kan de EU de discussie met de VS opnieuw beginnen? Zal de regering initiatieven nemen om een brede coalitie te vormen op het punt van kleine wapens?

Tijdens het vorige algemeen overleg heeft de heer Apostolou gevraagd om een notitie waarin een duidelijk kader wordt aangegeven voor de export naar problematische landen. Hij noemt in dit verband Indonesië, Turkije, Israël, de Palestijnse Autoriteit en Afrikaanse landen. Hij verneemt graag een politieke visie op het al dan niet verlenen van exportvergunningen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) spreekt haar waardering uit voor de groeiende zichtbaarheid van het Nederlandse wapenexportbeleid, waardoor een politiek en maatschappelijk debat mogelijk is. Naar aanleiding van de afspraak om de Kamer tweemaal per jaar te informeren over de leveranties vraagt zij waarom de brief van de staatssecretaris pas op 7 december jl. naar de Kamer is gestuurd. Het lijkt haar beter dat de Kamer op een vast moment wordt geïnformeerd, waarna nog voor de recessen over het afgelopen halfjaar wordt gediscussieerd.

Het verbaast haar dat de Kamer er niet expliciet over kan worden geïnformeerd welke landen zich al dan niet hebben gehouden aan de door Nederland gemaakte opmerkingen in het kader van de notificatieprocedure. Zij vraagt de regering om de Kamer standaard te informeren over de doorvoer van wapens.

Mevrouw Van Ardenne is positief over de inzet van de regering om een verwijzing naar het VN-wapenregister op te nemen als negende criterium, terwijl de overige landen er meer voor voelden om het op te nemen als onderdeel van het zesde criterium. Houden de EU-lidstaten zich daaraan? Zijn er in de praktijk significante verschillen in de beoordeling van het wapenexportbeleid of is er per saldo weinig verschil? Opvallend is de dalende trend van het aantal landen die deelnemen aan het VN-wapenregister. Hoe wordt geprobeerd om landen aan te sporen om deel te nemen in een zo breed mogelijke context?

Vanwege haar specifieke eigenschappen is de Nederlandse defensie-industrie van wezenlijk belang voor de Nederlandse economische structuur. Het betreft voornamelijk civiele ondernemingen, die beperkt van omvang, technologisch hoogwaardig en innovatief zijn, hoogwaardig opgeleid personeel hebben en zich met name richten op export. In welke mate zijn deze elementen van belang bij de besluitvorming over de vervanging van de F-16? Uit de cijfers over de afgelopen jaren blijkt dat Nederland minder exporteert en dat de personele bezetting afneemt. Doet deze daling zich specifiek voor in Nederland of ook in de andere Europese lidstaten dan wel op mondiaal niveau?

In hoeverre is er zicht op dat men een stap verder kan komen in het Wassenaar Arrangement en dat ook de kleine en lichte wapens daarin kunnen worden opgenomen? Wat zijn de problemen en perspectieven op dit punt? De verschuiving van militaire goederen naar technologische goederen is van belang voor de discussie over wapenexport. Hoe gaat de regering om met deze kwestie?

De heer Van Bommel (SP) stelt verheugd vast dat de Kamer door de grotere openheid rond de wapenexport haar controlerende taak beter kan uitoefenen. Het is acceptabel dat afzonderlijke leveranties in beslotenheid worden besproken zolang er zicht is op de hoofdlijnen van het beleid en de parlementaire controletaken goed kunnen worden uitgevoerd. Uit de cijfers over het afgelopen jaar blijkt niet dat het belang van de Nederlandse wapenexport afneemt. Hij vraagt een toelichting op de omvang, het belang en de groei dan wel afname van de wapenexport.

De heer Van Bommel heeft de regering steeds kritisch bevraagd over het hanteren van de criteria betreffende het spanningsgebied en de schending van de mensenrechten. In 2000 zijn vergunningen afgegeven voor export naar Israël en Indonesië, terwijl op grond van de criteria kan worden overgegaan tot een eenzijdig wapenembargo tegen dergelijke landen. Hiermee wordt een belangrijk politiek signaal afgegeven. Dat andere landen wel een vergunning hebben afgeven terwijl Nederland dat heeft geweigerd, pleit ervoor om de zelfstandige Nederlandse positie vol te houden en krachtiger uit te dragen. Overigens kan ook door de import van wapens de wapenindustrie worden gestimuleerd in spanningsgebieden en landen die mensenrechten schenden.

De heer Van Bommel acht het positief dat het deelnemen aan het VN-wapenregister wordt betrokken bij de afgifte van vergunningen en als criterium is opgenomen. Positief is ook dat er een overzicht is verstrekt van alle in het jaar 2000 afgegeven vergunningen. Er is een groot verschil tussen de jaarrapportage wapenexportbeleid en het overzicht van individueel afgegeven vergunningen, hetgeen een vergelijking bemoeilijkt. Dit geldt bijvoorbeeld voor Chili en ook voor China, waarvoor een EU-wapenembargo geldt. Nederland is terughoudend tegenover China, dat sinds 1996 niet heeft gerapporteerd aan de VN. Moet het beleid ten aanzien van China niet krachtiger op de EU-agenda worden geplaatst? Voorts vraagt hij of in het geval van India uitsluitend sprake is geweest van retourzendingen na reparatie. Het opheffen van het Europese wapenembargo voor Afghanistan is in strijd met de Nederlandse criteria. Waarom heeft de regering zich niet verzet tegen de opheffing van het embargo?

Naar aanleiding van het rapport van Novib wijst de heer Van Bommel erop dat in 1998 de infrastructuur op de luchthavens voor de controle op de doorvoer van wapens beperkt was. Hij staat positief tegenover de wijziging van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen in verband met de wederuitvoer. Hiermee kan een basis worden gelegd voor een vergunningsplicht voor de doorvoer, alsmede voor een meldingsplicht.

De heer Hoekema (D66) vraagt naar aanleiding van het VPRO-programma Argos of er een beleidsvoornemen is in verband met de veranderde internationale situatie na 11 september om aan India en Pakistan te leveren, meer dan de reparaties en kleine onderdelen, het zogenaamde muizengaatje. Beperkt Nederland de export naar deze landen tot hetgeen mogelijk is gemaakt door de motie van de heer Apostolou en hemzelf? In het zesde criterium van de EU-gedragscode wordt ook de houding van landen genoemd ten aanzien van terrorisme. Ziet de minister van Buitenlandse Zaken een verandering na 11 september en, zo ja, welke? Opvallend is dat een groot deel van de wapenexport valt in de subcategorieën A10 en B10. Wellicht moeten deze categorieën verder worden opgesplitst of gespecificeerd.

Hij vraagt naar de mogelijke Nederlandse en Duitse betrokkenheid bij de leverantie van Amerikaanse onderzeeërs aan Taiwan. Voorts vraagt hij of er een onderscheidend criterium is voor het al dan niet leveren aan het NAVO-land Turkije. Wordt hierbij rekening gehouden met de mogelijkheid dat de wapens ter repressie worden ingezet tegen de Koerden? Hij steunt de terughoudendheid van de regering voorzover het wapens betreft die kunnen worden misbruikt tegen de Koerdische bevolking. De heer Hoekema heeft geen behoefte aan een nieuwe nota voor elk land. Het is beter om waar mogelijk de wapenexport te betrekken bij de analyse van landen in het kader van algemene debatten met de minister van Buitenlandse Zaken. Wanneer vinden er leveranties aan China plaats en wanneer niet? Hij is geen absoluut voorstander van een wapenembargo tegen Indonesië. Wel meent hij dat erop moet worden toegezien dat er geen misbruik wordt gemaakt van Nederlandse wapenleveranties, bijvoorbeeld op de Molukken en Sulawesi. Voorts vraagt hij om openbaarmaking en toezending aan de Kamer van het jaarrapport van de Europese Unie met het oog op effectief en controleerbaar beleid. Hij zou het toejuichen als het Europees Parlement hierover spreekt.

In verband met de gedragscode zijn de «denial notifications» van belang. Op zichzelf is de code helder, maar er is ruimte in de interpretatie. Welke Europese landen hebben na de Nederlandse «denial notifications» alsnog een vergunning verleend? De heer Hoekema plaatst vraagtekens bij de effectiviteit van de Europese positiebepaling. Heeft Nederland als enige land deelname aan het VN-wapenregister ondergebracht in het zesde criterium of moet de regering haar inzet op dit punt voortzetten?

Wanneer kan de evaluatie van de Wet wapens en munitie tegemoet worden gezien in verband met de wijziging inzake de langzame en snelle doorvoer? Aangezien Nederland een transitoland is, is het de vraag of deze wet de uiteindelijke oplossing zal bieden voor deze grootschalige problematiek. Leveren de inlichtingen- en veiligheidsdiensten informatie over doorvoer naar «verdachte» landen? Is de personele en materiële toerusting van de dienst in- en uitvoer en de douane voldoende?

Naar aanleiding van de terugloop bij het VN-wapenregister vraagt hij of de waarneming klopt dat de fut eruit is. Hij vraagt de minister om diens goede werk bij de assistentie via workshops en conferenties voort te zetten. De VN-conferentie over kleine wapens heeft raakvlakken met de wapenhandel. Is er een actieplan om de afspraken uit het slotdocument om te zetten in de verschillende instrumenten, zoals het Wassenaar Arrangement? Wordt de problematiek van de brokers en traders aangepakt?

Het functioneren van het Wassenaar Arrangement is vooralsnog op onderdelen onduidelijk. Interessant is dat de dual-usegoederen ook in beeld komen voor effectieve wapencontrole. Dual-usegoederen en ICT staan overigens op de lijsten in de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen en vallen onder de controle. De heer Hoekema vraagt of het handboek strategische goederen beschikbaar kan worden gesteld aan de Kamer.

Mevrouw Karimi (GroenLinks) noemt de openbare rapportage een ontwikkeling in de goede richting. Zij sluit zich aan bij de vragen over een verdere specificatie van de subcategorieën A10 en B10 en over het opnemen van de doorvoer van strategische goederen in de jaarlijkse rapportage. Zij vraagt of de minister bereid is om in een notitie in te gaan op de wenselijkheid van een wapenimportbeleid en het ontwikkelen van criteria voor de aankoop van wapens door Nederland. Het gaat hierbij om de vraag welke bijdrage het aankoopbeleid levert aan de wapenindustrie in een spanningsgebied. Mevrouw Karimi vraagt in hoeverre de notificatieprocedure wordt gevolgd door de overige EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten. Met name de betrokkenheid van de kandidaat-lidstaten bij wapenleveranties in conflictgebieden is buitengewoon zorgelijk. Hoe brengt de EU de gedragscode onder de aandacht van de kandidaat-lidstaten en is dit een onderdeel van de onderhandelingen? Zij heeft geen begrip voor de leverantie van wapens aan Turkije, alsof voor dit land niet alle criteria meer gelden. Zijn er inderdaad granaten verkocht aan Turkije, die kunnen worden ingezet in Turks Koerdistan? Het is haar niet bekend dat Israël deelneemt aan het VN-wapenregister. Zijn er bij de onderdelen die aan Israël zijn verkocht ook onderdelen van gevechtsvliegtuigen die in de Palestijnse gebieden worden ingezet?

In verband met de wapenembargo's merkt mevrouw Karimi op dat een aantal landen op de EU-lijst en niet op de lijst van de Veiligheidsraad staat en omgekeerd. Wat is de concrete betekenis hiervan? Op basis waarvan voert de EU wapenembargo's uit? Zij sluit zich aan bij de vragen over de doorvoer van wapens naar aanleiding van het rapport van Novib. Voorts vraagt zij of er door de EU en Nederland al gesprekken worden gevoerd met de VS om concrete afspraken te maken over de vervolgacties op de VN-conferentie over kleine wapens.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris van Economische Zaken spreekt zijn dank uit voor de waarderende woorden voor de transparantie. Als er geen sprake is van grote afstotingsoperaties, bedraagt de wapenexport per jaar net iets minder dan 1 mld gulden oftewel 0,2% van de totale export. Met 918 mln gulden aan vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen oftewel 0,18% van de totale Nederlandse export was 2000 een gemiddeld wapenexportjaar. Tweederde is aan NAVO-bondgenoten geleverd. In het eerste halfjaar van 2001 was de totale vergunningwaarde 720 mln gulden, onder andere als gevolg van de verkoop van 52 overtollige Leopard II-tanks, omvangrijke leveranties van radarapparatuur aan de Griekse marine en leveranties van trainingssimulatoren aan de VS.

In het streven naar een zo groot mogelijke transparantie van het wapenexportbeleid is veel vooruitgang geboekt. Er wordt echter geen volledig inzicht geboden in individuele transacties op bedrijfsniveau. De regering is voornemens om met het oog op de toekomst eventuele mogelijkheden te benutten om de transparantie te vergroten. De staatssecretaris kan vooralsnog de consequenties van een verdere specificatie van de subcategorieën A10 en B10 niet overzien, maar zegt toe dat de mogelijkheden tot het opsplitsen of verder specificeren van de subcategorieën zullen worden bekeken zonder inzicht te geven in vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Alle informatie over leveranties aan de NAVO-leden, waaronder Turkije, is al beschikbaar.

Door de wijziging van de In- en uitvoerwet is het mogelijk geworden de doorvoercontrole op militaire goederen aan te scherpen. Om deze mogelijkheden te gebruiken was een aanpassing van de uitvoeringsregeling nodig. Vanwege de ontstane vertraging is gekozen voor een noodprocedure door een tijdelijke ministeriële regeling te treffen die in de loop van 2002 zal worden omgezet in de AMvB, zodat de uitvoeringsmaatregel eerder kan ingaan. Afhankelijk van de toepassing van de wet in de praktijk kan een effectievere doorvoercontrole worden bereikt. Eind 2002 zal een evaluatie plaatsvinden van het nieuwe wettelijke regime, waarbij zowel de kwantitatieve als kwalitatieve aspecten een belangrijke rol zullen spelen. De staatssecretaris is bereid om de evaluatie te verrichten op basis van een algemene cijfermatige onderbouwing. Op basis van de eerste ervaringen met de nieuwe regelgeving zal worden bekeken of een verdere uitsplitsing mogelijk en nuttig is. De rapportage en de evaluatie kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Het lijkt hem overigens niet realistisch om ervan uit te gaan dat de AMvB eind februari, begin maart aan de Kamer kan worden voorgelegd.

In internationaal verband is de Nederlandse doorvoercontrole uiteengezet. Desgevraagd zegt de staatssecretaris toe dat bij de EU-lidstaten zal worden gepleit voor het treffen van vergelijkbare maatregelen om de effectiviteit te vergroten en dat in de rapportage uitdrukkelijk hierop zal worden ingegaan. De nieuwe wetgeving wordt volledig geïmplementeerd op 1 januari 2002. In het kader van het vergroten van de effectiviteit van de toepassing van de wet zal aandacht worden besteed aan de toerusting van de diensten. Aan de hand van de evaluatie zal ook worden bezien of en, zo ja, hoe de doorvoercijfers kunnen worden betrokken bij de jaarrapportage 2002.

In het kader van het Wassenaar Arrangement wordt op basis van vertrouwelijkheid informatie uitgewisseld tussen de exportcontrole-autoriteiten en wordt ook gesproken over exporten waarvoor vergunningen worden verleend. Het accent ligt hierbij steeds meer op de dual-usegoederen. Over wapenleveranties wordt echter mondjesmaat informatie uitgewisseld. De staatssecretaris deelt mee dat inmiddels de bestrijding van het terrorisme als doel is opgenomen in de «initial elements» van het Wassenaar Arrangement. Hij zegt toe het verslag aan de commissie te doen toekomen van de plenaire vergadering van het Wassenaar Arrangement, waarin de rol van de dual-usegoederen wordt toegelicht. De controle op deze goederen vindt niet plaats op basis van de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, maar vanwege de Europese dual-use verordening.

De vertraging in de toezending van de rapportage is een gevolg van een nieuwe opzet met een uitsplitsing in typen goederen per land van bestemming en de controle van de diverse cijfers. De staatssecretaris zegt toe een exemplaar van het handboek strategische goederen aan de commissie toe te sturen.

Het aan de vaste commissie toegezonden vergunningenoverzicht omvat de vergunningen voor zowel de uitvoer van militaire goederen als de uitvoer van dual-usegoederen. De rapportage gaat steeds uit van de waarde van vergunningen voor definitieve uitvoer en bevat geen tijdelijke uitvoer of retourzendingen na reparatie. Daarmee is het verschil verklaard tussen de rapportage en het vergunningenoverzicht.

De staatssecretaris stelt nadrukkelijk dat Nederland geen medewerking zal verlenen aan de voorgenomen Amerikaanse levering van onderzeeërs aan Taiwan. Zo nodig zullen alle beschikbare juridische middelen worden ingezet om te bereiken dat de afspraken in het joint communiqué met China volledig worden nageleefd.

Het rapport van Novib is gebaseerd op gegevens van zeven jaar geleden. Inmiddels zijn de praktijk en de regelgeving gewijzigd en wordt gestreefd naar een effectieve controle van de doorvoer. De nieuwe regelgeving is aan de Kamer toegezonden en met de evaluatierapporten zal dat te zijner tijd ook gebeuren. Desgevraagd zegt de staatssecretaris een schriftelijke reactie op het rapport van Novib toe.

De minister van Buitenlandse Zaken spreekt eveneens zijn dank uit voor de waardering voor het beleid in deze periode. Hij schetst dat de gedragscode van de «denial notifications» functioneert zoals die is bedoeld en dat de in de code neergelegde consultatieprocedure goed lijkt te werken. In de verslagperiode hebben diverse landen Nederland benaderd voor nadere uitleg over door Nederland uitgebrachte «denial notifications». Desondanks hebben sommige landen toch geleverd, wat nog steeds mogelijk is binnen de huidige systematiek. Hij verwacht dat de gedragscode goed zal werken, indien besluiten naar aanleiding van consultaties ook aan alle lidstaten worden gemeld en niet alleen aan het land dat eerder een vergunning heeft geweigerd. Nederland zal zich inzetten voor een dergelijke verbetering van de gedragscode. De «denial notifications» laten een stijgende lijn zien. Ze worden gepubliceerd in een vertrouwelijk jaarverslag dat door EU-lidstaten wordt opgesteld over de uitvoering van de gedragscode. Opname hiervan in de Nederlandse jaarrapportages is strijdig met het vertrouwelijke karakter van deze gegevens. Op dit punt zijn evenwel verbeteringen denkbaar in de methodiek van de gedragscode.

De aard van te leveren goederen kan tot verschillende uitkomsten leiden voor hetzelfde land. Goederen die de regionale stabiliteit verstoren dan wel offensief kunnen worden gebruikt, zullen niet worden geleverd aan landen in het Midden-Oosten.

Nederland heeft herhaaldelijk getracht om deelname aan het VN-wapenregister als criterium aanvaard te krijgen door de overige lidstaten, maar tot nog toe tevergeefs. Op basis van dit criterium zijn in de verslagperiode 14 negatieve adviezen uitgebracht. Uit de «denial notifications» van de andere EU-lidstaten blijkt niet of het VN-wapenregister is meegewogen. In EU-verband worden jaarlijks de niet-deelnemende landen aangesproken om deel te nemen aan het VN-wapenregister. Met Canada, Duitsland en het VN-secretariaat organiseert Nederland workshops om landen voor te lichten over het belang van en de deelname aan het register. Alle kandidaat-lidstaten hebben zich geassocieerd met de Europese gedragscode en over de uitvoering van het beleid vindt regelmatig overleg plaats. Met de Commissie bekijkt Nederland of de kandidaat-lidstaten kunnen worden geholpen bij de verbetering van hun wapenexportsystemen. Dit kan ook in het kader van de OVSE en de NAVO.

Nederland is gevraagd om deel te nemen in een stuurgroep van landen en NGO's die zal kijken naar de follow-upactiviteiten van de VN-conferentie over kleine wapens, toegespitst op Afrika. Nederland zal co-sponsor zijn van de follow-upconferentie over kleine wapens in maart 2002 in Pretoria. De minister hoopt dat Nederland ook deel zal uitmaken van een expertgroep die op verzoek van de secretaris-generaal van de VN zal kijken naar de totstandkoming van internationale afspraken over de markering en registratie van vuurwapens. Hij is bereid om in maart 2002 een activiteitenkalender aan de Kamer te doen toekomen. Wel lijkt het hem verstandig te wachten op de uitkomsten van de follow-upconferentie in Pretoria.

Het gedrag van landen zal moeten worden getoetst aan de houding ten opzichte van terrorisme, rekening houdende met de gebeurtenissen van 11 september. De gewijzigde houding van India en vooral Pakistan sinds die datum zal van invloed zijn op het beleid van de regering ten opzichte van deze landen. Overigens betreft het nog steeds een spanningsgebied en zullen de criteria voor het wapenexportbeleid strikt worden toegepast.

Ook voor Turkije geldt dat zeer scherp wordt gelet op de aard van de te leveren goederen. Bekeken wordt of materieel offensief kan worden gebruikt. Er is geen sprake van levering van granaten aan Turkije. In de verslagperiode is door Nederland een «denial notification» gegeven.

De minister geeft aan dat er in de praktijk geen wapenleveranties plaatsvinden aan de Indonesische landmacht. Voorzover ze aan de orde zijn, zullen er alleen leveranties plaatsvinden aan de Indonesische marine en luchtmacht.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Bommel (SP) vraagt hoe de levering van radarvuurleidingssystemen zich verhoudt tot de woorden van de minister dat er geen offensief materieel aan Turkije wordt geleverd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks) herhaalt haar vraag over het wapenimportbeleid.

De minister van Buitenlandse Zaken geeft aan dat radarvuurleidingssystemen geen offensief materieel zijn.

Hij ziet het probleem niet dat mevrouw Karimi heeft geschetst. Hij is er geen voorstander van om de door haar aangegeven richting van een wapenimportbeleid te volgen. De Kamer controleert de regering strikt op het punt van het wapenaankoopbeleid. Hij verwijst in dit verband naar de discussie over de opvolger van de F-16.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Hoop Scheffer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Horn (PvdA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Molenaar (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA), Smits (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van Middelkoop (ChristenUnie), Valk (PvdA), Apostolou (PvdA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M.B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), Verburg (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Remak (VVD), Wilders (VVD), Molenaar (PvdA), Cörüz (CDA).

Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), Van den Akker (CDA), De Graaf (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Zijlstra (PvdA), Belinfante (PvdA), Eurlings (CDA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Harrewijn (GroenLinks), Gortzak (PvdA), Ter Veer (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Albayrak (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Rijpstra (VVD), Balemans (VVD), Duivesteijn (PvdA), Leers (CDA), Van Oven (PvdA).

Naar boven