22 054
Wapenexportbeleid

nr. 47
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 22 februari 2000

In onze brief van 4 december 1998 (Kamerstuk Nr. 22 054, nr. 40) berichtten wij u omtrent de wijze waarop wij te werk wilden gaan betreffende de introductie van een nieuw criterium voor het wapenexportbeleid, te weten de deelname van bestemmingslanden aan het VN-wapenregister. Daarin stelden wij onder meer dat Nederland in de eerste plaats de steun van de EU-partners voor dit initiatief zou zoeken. Verder schreven wij dat het denkbaar was dat steun van de EU-partners voor het Nederlandse initiatief zou uitblijven. In dat geval zou Nederland in de tenuitvoerlegging van het wapenexportbeleid rekening houden met de vraag of het land van eindbestemming deelneemt aan het VN-wapenregister. Deze afweging zou dan door de regering worden beoordeeld in het licht van het zesde criterium van het wapenexportbeleid.

In onze brief van 30 augustus jl. (Kamerstuk Nr. 22 054, nr. 44) deden wij verslag van de voortgang om steun te vinden bij de Europese partners. Zoals uit deze brief bleek, hebben de in EU-kader gevoerde discussies over het VN-wapenregister als mogelijke toetsingsgrond voor het wapenexportbeleid ondanks daartoe strekkende inspanningen niet tot de door Nederland gewenste aanpassing van de EU-gedragscode voor de wapenexport geleid. Wel gaven diverse lidstaten aan dat de vraag of een land informatie verschaft aan het VN-wapenregister wat hen betreft relevant kan zijn voor de toetsing van wapentransacties aan het zesde criterium van het wapenexportbeleid. Dit criterium toetst het gedrag van het land van eindbestemming tegenover de internationale gemeenschap, met name de houding tegenover terrorisme, de aard van de bondgenootschappen en de eerbiediging van het internationale recht. Met het oog op deze toets schrijft de EU-gedragscode voor, dat de lidstaten o.a. rekening houden met de mate waarin het land zich heeft gecommitteerd aan non-proliferatie, wapenbeheersing en ontwapening o.a. blijkende uit de deelname aan het Non-Proliferatieverdrag, het Biologische Wapens Verdrag en het Chemische Wapens Verdrag. Echter, voor aanpassing van de EU-gedragscode op dit (of een ander) punt wordt het door de EU-lidstaten voorlopig nog te vroeg geacht.

Gelet op het bovenstaande heeft de regering, zoals ook neergelegd in het Regeerakkoord, besloten tot nationale invoering van de toetsing aan het VN-wapenregister over te gaan, en wel als onderdeel van het zesde criterium van het wapenexportbeleid. Daarmee wordt het best aangesloten bij de systematiek van de Gedragscode, terwijl bovendien kans bestaat op internationale navolging op termijn.

Om te waarborgen dat Nederland met deze maatregel een herkenbaar signaal afgeeft, zal de regering, indien een vergunning mede op grond van de nietdeelname aan het VN-wapenregister geweigerd wordt, daarvan bij notificatie in EU-verband en binnen het Wassenaar Arrangement, alsook bij latere openbare publicatie van zulke notificaties in het jaarrapport, melding maken.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Naar boven