Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 22054 nr. 146 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 22054 nr. 146 |
Vastgesteld 13 mei 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 1 december 2008 inzake de rapportage over het wapenexportbeleid in de eerste helft van 2008 (Kamerstuk 22 054, nr. 142).
De staatssecretaris van Economische Zaken heeft, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, deze vragen beantwoord bij brief van 12 mei 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Hoe verklaart u de groei van het aantal exportvergunningen dat Nederland verstrekt voor wapens en militair materieel?
Structureel is er geen sprake van een significante groei in het aantal exportvergunningen dat Nederland verstrekt voor wapens en militair materieel. Als naar alle vergunningen gekeken wordt, dus inclusief verlengingen, vervangingen, tijdelijke uitvoer, doorvoer e.d., beweegt het aantal zich rond de 1400. Beperkt de telling zich tot de afgifte van oorspronkelijke vergunningen voor definitieve uitvoer, dan beweegt het aantal vergunningen zich door de jaren heen rond de 920, waarbij bijvoorbeeld in 2003 meer dan 1000 vergunningen werden afgegeven en in 2005 minder dan 880. De waarde van de afgegeven vergunningen vertoont grotere schommelingen en is ook meer significant voor het actuele beeld van de Nederlandse uitvoer van militaire goederen op dat moment. Belangrijke segmenten van die uitvoer, zoals de leverantie van componenten aan Amerikaanse en Duitse systeembouwers en de wereldwijde leverantie van maritieme radarapparatuur, zorgen voor een redelijk stabiele basis en incidentele verkopen, zoals de afstoting van overtollig Defensiematerieel en – meer recent – de verkoop van nieuwbouw marineschepen, leiden in sommige jaren tot uitschieters in de totale waarde, die gemiddeld genomen zo rond de € 800 miljoen ligt. Het kan zelfs voorkomen dat 2 vergunningen een derde van de waarde van die – gemiddeld genomen – 920 vergunningen vertegenwoordigen.
Vindt u het acceptabel dat pensioenfondsen beleggen/investeren in de wapenindustrie, terwijl de deelnemers van pensioenfondsen nauwelijks zeggenschap hebben over wat er met hun geld gebeurt? Bent u voornemens tegen deze investeringen maatregelen te nemen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Pensioenfondsen hebben als eerste verantwoordelijkheid om het beheerde vermogen zo te beleggen dat voldaan kan worden aan pensioenverplichtingen. Indien de deelnemers daar belang aan hechten, kunnen daar secundair uiteraard vanuit ethische overwegingen of een bijzonder maatschappelijk belang voorwaarden aan gesteld worden, maar dat is de keuze van de desbetreffende pensioenfondsen en de vertegenwoordigers van de deelnemers in die fondsen die toezicht houden of het beleid kunnen bepalen en geen zaak waarin de overheid intervenieert. Overheidsmaatregelen komen slechts aan de orde als via pensioenfondsen middelen ter beschikking zouden worden gesteld aan verboden activiteiten. De productie van militaire goederen is een doorgaans wel door de overheid gecontroleerde, maar geen verboden activiteit.
Vindt er controle plaats op de levering van onderdelen voor wapens, aangezien voor deze onderdelen immers minder exportcriteria van toepassing zijn, terwijl met deze onderdelen wapens worden gebouwd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ja, indien zulke onderdelen zelf ook als strategische goederen zijn aangemerkt, staan deze ook onder exportcontrole. Daarbij is het onderscheid tussen de militaire lijst en de lijst voor goederen voor tweeërlei gebruik, de dual-use goederen, wel van belang. Voor onderdelen die onder de militaire lijst vallen gelden de toetsingscriteria van het wapenexportbeleid onverkort. Voor goederen die onder de dual-use lijst vallen is dat afhankelijk van de vraag of er sprake is van militair of civiel eindgebruik. Op bestemmingen waarvoor onder het wapenexportbeleid zorgen kunnen bestaan over de leverantie van militaire goederen, wordt in geval van leverantie van dual-use goederen voor militair eindgebruik, ook getoetst aan de criteria van het wapenexportbeleid en is er dus zeker geen sprake van «minder exportcriteria». Voor leverantie van dual-use goederen voor civiel gebruik zijn deze toetsingscriteria niet bedoeld, noch relevant.
Voor wapenexport tussen EU-lidstaten wordt automatisch een vergunning verleend, echter landen als Spanje en Frankrijk geven makkelijker exportvergunningen af naar landen buiten de EU. Vindt hier controle op plaats? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze? Staat u toe dat deze lidstaten wapens naar landen exporteren waarvoor Nederland nooit een vergunning zou afgeven?
Nee, voor de overdracht van militaire goederen tussen EU-lidstaten wordt niet automatisch een vergunning verleend. Voor een dergelijke overdracht wordt eerst nagegaan of de betreffende lidstaat de eindbestemming is van zulke goederen of wordt in het geval van leverantie van componenten die verwerkt worden in een in zo’n andere lidstaat geproduceerd systeem, nagegaan of de uit Nederland afkomstige onderdelen bij eventuele verkoop aan derde landen van de systemen waarin zij geïntegreerd zullen worden onder de exportcontrole van die andere lidstaat zullen staan. Als dat het geval is, aanvaardt Nederland de toetsing van een uitvoer vanuit die andere lidstaat. Omdat Nederland zo’n uitvoer in dat geval niet zelf toetst, kan geen uitspraak gedaan worden over de vraag of Nederland wel of niet een vergunning zou hebben afgegeven. Ook kan niet gezegd worden dat Nederland op bepaalde bestemmingen «nooit» een vergunning zou hebben afgegeven. Voor bestemmingen waarop een alomvattend wapenembargo van toepassing is, ligt dat wel voor de hand, maar dan nog kunnen er uitzonderingen gemaakt worden voor bijvoorbeeld VN-missies.
Niet alle EU-lidstaten kennen een meldplicht van doorvoergoederen, bijvoorbeeld België, waardoor wapentransacties die niet aan de criteria van wapenvergunning voldoen toch worden uitgevoerd, met als gevolgd dat EU-lidstaten in feite medeverantwoordelijk zijn voor deze export. Gaat u hier op Europees niveau maatregelen tegen ondernemen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan individuele lidstaten om te bepalen in welke mate een medeverantwoordelijkheid gevoeld wordt voor het gebruik van hun grondgebied voor de logistieke afwerking van wapentransacties. Nederland heeft er voor gekozen om zulke transacties zelf te kunnen beoordelen als er niet van uitgegaan kan worden dat het land van herkomst zelf al een gedegen toetsing heeft verricht of als niet op voorhand vast staat dat in het land van bestemming zo’n toetsing plaats zal vinden bij (weder)uitvoer. Als daar wel van uitgegaan kan worden, dan respecteert Nederland de toetsing van de collega’s in die andere landen. Hoewel betoogd kan worden dat er meer landen zijn die beschikken over een gedegen exportcontrolesysteem, hanteert Nederland als stelregel dat de toetsing van EU- en NAVO-partners alsook die van Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Zwitserland niet overgedaan hoeft te worden.
Nederland accepteert doorvoer als een reeds gecontroleerde transactie en toetst niet zelf aan de acht criteria van het Nederlandse wapenexportbeleid dat in houdt dat Nederland export toestaat naar landen waar Nederland nooit een vergunning voor zou afgeven. Is dit niet strijdig met het Nederlandse wapenexportbeleid? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Bij de exportcontrole op leveranties van militaire goederen vindt een toetsing plaats aan de hand van criteria waarover in internationaal overleg wordt gesproken. Dit leidt tot vaststelling van gemeenschappelijke toetsingscriteria, zoals binnen de EU gebeurt, of tot overeenstemming over «Best Practices» of «Elements for Objective Analysis», zoals binnen de multilaterale exportcontrole regimes zoals het Wassenaar Arrangement gebeurt. Naarmate andere landen zich committeren aan zulke criteria, kan Nederland zich meer of minder verlaten op de exportcontrole die al door landen van herkomst is verricht op hun uitvoertransacties. Nederland heeft die lat gelegd bij de EU- en NAVO-partners, alsook bij Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Zwitserland, die allen over een gedegen exportcontrolesysteem beschikken. Als daar bij uitvoer al een toetsing heeft plaatsgevonden, hoeft Nederland die toetsing niet nog eens over te doen als om logistieke redenen het vervoersmiddel Nederlands grondgebied aandoet.
Alleen in gevallen waarbij een inbreuk op een internationaal overeengekomen allesomvattend wapenembargo wordt geconstateerd of de voorwaarden van een door een dergelijke bondgenoot afgegeven uitvoervergunning niet worden nagekomen, zal Nederland de logistieke afwikkeling van zo’n zending verstoren. Gaat het om zendingen vanuit landen waar niet op voorhand vertrouwd kan worden op een gedegen exportcontrole, in casu vooralsnog om landen buiten de kring van EU/NAVO+, dan claimt Nederland ook het recht om een toetsing te verrichten op de doorvoer. Zoals in het antwoord op vraag 4 reeds is aangegeven, kan niet gesteld worden dat Nederland voor bepaalde bestemmingen «nooit» een vergunning zou afgeven. Als er geen internationaal afgesproken embargo van toepassing is, wordt een beoogde transactie getoetst aan de criteria voor het wapenexportbeleid met inachtneming van de aard van de goederen en de aard van de transactie en is niet op voorhand de uitkomst van die toetsing voor specifieke landen van bestemming vast te stellen.
In hoeverre is er een verband tussen verkopen van tweedehands materieel en het betaalbaar houden van onze krijgsmacht?
In het coalitieakkoord van 7 februari 2007 is de financierbaarheid van de krijgmacht afgedekt. Hierin zijn onder andere de geraamde opbrengsten uit verkopen van overtollig materieel meegenomen.
Bent u bereid om op Europees niveau afspraken te maken om de wapenhandel beter te reguleren, aangezien nu veel EU-afspraken niet gelden voor de wapenhandel?
Op basis van artikel 296 van het EG-verdrag hebben EU-lidstaten de bevoegdheid om de overige verdragsbepalingen terzijde te schuiven als het defensiemateriaal betreft dat van belang is voor de nationale veiligheid. De Europese Commissie meent dat lidstaten te snel grijpen naar deze uitzonderingsgrond en Nederland is het er mee eens dat met enige terughoudendheid een beroep op dit artikel gedaan zou moeten worden. Niettemin meent ook Nederland dat als de nationale veiligheid werkelijk in het geding is de regels van de interne markt niet van toepassing kunnen zijn. In het geval van de uitvoer van militaire goederen is inmiddels overeenstemming bereikt over een juridisch kader voor het hanteren van gemeenschappelijke toetsingscriteria en daarmee is vooruitgang geboekt op weg naar verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid. De regering steunt zulke initiatieven, maar wil ook zorgvuldig kijken naar de bereidheid van andere, met name grotere, lidstaten om een dergelijke harmonisatie te steunen, alvorens zich aan voorstellen daartoe te committeren.
Wilt u ervoor zorg dragen dat aan het vereiste van de eindgebruikerverklaring daadwerkelijk wordt voldaan, zodat voorkomen wordt dat Nederlandse onderdelen uiteindelijk terecht komen bij landen waarvoor Nederland nooit een vergunning zou afgeven? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Het besluit om een uitvoervergunning te verlenen vergt een toetsing en indien Nederland er vanuit kan gaan dat een eventuele wederuitvoer van verwerkte componenten vanuit een land met een volwaardig exportcontrole, zoals geldt voor EU/NAVO+ bondgenoten, onder lokale exportcontrole zal staan, dan aanvaardt Nederland de autonome exportcontrole door zulke bondgenoten op de aldaar vervaardigde systemen. Ook als daarin onderdelen van Nederlandse herkomst zijn verwerkt.
Is wel bij uitvoer van zulke onderdelen al bekend dat deze verwerkt zullen worden in systemen die voor een specifiek derde land bestemd zijn, dan zal de uitvoer van die onderdelen door Nederland getoetst worden als ware het een directe leverantie aan dat derde land. Op dat moment bestaat er immers nog de mogelijkheid om een besluit te nemen over de Nederlandse uitvoer. Is bij uitvoer vanuit Nederland niet bekend of de onderdelen bestemd zijn voor het land waarnaar de uitvoer plaatsvindt of verwerkt zullen worden in systemen die aan een specifiek derde land verkocht zullen worden, dan zou een «re-export clause» (wederuitvoerbeding) neerkomen op het claimen van een vetorecht op de uitvoer van de desbetreffende bondgenoot. Die claim wil Nederland niet leggen en zou bovendien de mogelijkheid tot toeleverantie door de Nederlandse industrie ernstig in gevaar brengen.
Wat is uw inzet bij de onderhandelingen over een richtlijn voor de handel in wapens binnen de EU?
De overdracht van militaire goederen binnen de EU is geen punt van zorg voor de regering, zolang er voldoende waarborgen zijn dat die militaire goederen werkelijk aan de strijdkrachten van onze EU-partners geleverd worden of verwerkt worden in systemen die in andere EU-lidstaten geproduceerd worden en waarvan de eventuele uitvoer onder lokale exportcontrole staat. De inzet van Nederland ten aanzien van het ontwerp van de Europese Commissie voor een «Richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap» was er dan ook vooral op gericht om de in de titel van het ontwerp opgenomen vereenvoudiging van het onderlinge verkeer in zulke goederen te bewerkstelligen.
Hoewel inmiddels overeenstemming over de ontwerprichtlijn met het Europees Parlement is bereikt en Nederland de aanvaarding van deze richtlijn niet zal tegenhouden, blijft de regering kritisch ten aanzien van de nationale uitwerking van deze richtlijn door de lidstaten. Die terughoudendheid wordt vooral ingegeven door de mogelijkheid voor individuele lidstaten om de reikwijdte en de voorwaarden voor de voorgestelde algemene vergunningen naar eigen inzicht in te vullen, waardoor het risico ontstaat dat er straks 108 (27x4) verschillende nationale algemene vergunningen zullen ontstaan voor transacties die binnen de Europese Unie zullen plaatsvinden.
Voor directe leveranties aan de strijdkrachten van andere EU-lidstaten of voor retour-na-reparatiezendingen die op zulke directe leveranties kunnen volgen, zijn de gevolgen nog wel te overzien, maar indien deze nationale algemene vergunningen in meerderheid de voorwaarde zullen bevatten dat bij eventuele wederuitvoer van in systemen geïntegreerde componenten toestemming van de lidstaat van herkomst noodzakelijk is, zal in plaats van een «vereenvoudiging» voor het betrokken Nederlandse bedrijfsleven in feite een complicatie van het interne markt verkeer plaatsvinden. De Nederlandse regering had liever een Europese harmonisatie gezien in de zin van een of meer communautaire algemene vergunningen met gemeenschappelijk overeengekomen voorwaarden, maar accepteert de richtlijn in het perspectief van wat de Europese Commissie wel «een eerste stap» heeft genoemd.
Waarom heeft u vergunningen met een waarde van € 315,43 verleend aan Indonesië?
Deze vergunningaanvragen ter waarde van iets meer dan € 315 miljoen hadden betrekking op twee korvetten voor de Indonesische marine en op aanvullende radar- en verdedigingsystemen voor twee al eerder geleverde korvetten. De aanvragen zijn getoetst aan de criteria van de EU Gedragscode inzake wapenexport, inmiddels neergelegd in het Gemeenschappelijk Standpunt (2008/944/GBVB) van 8 december 2008, hetgeen tot een positieve uitkomst leidde. Bovendien is de regering van oordeel dat Indonesië met zulke korvetten de door de internationale gemeenschap gewenste actieve rol kan spelen bij de bestrijding van piraterij in de regio en in de straat van Malakka in het bijzonder. Over de toetsing van een eerdere aanvraag voor de uitvoer van korvetten voor de Indonesische marine en de andere overwegingen die daarbij een rol hebben gespeeld, heeft de Kamer in oktober 2006 een uitvoerige brief ontvangen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 049 en 22 054, nr. 54), die vervolgens onderwerp was van een algemeen overleg met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Economische Zaken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 054, nr. 114).
Behoren Israël, Libanon, India en Pakistan tot een spanningsgebied?
Is het waar dat Israël, India en Pakistan recent betrokken zijn geweest bij spanningen?
Over de factoren die een rol spelen bij de vraag of een land tot een spanningsgebied behoort en de wijze waarop dit onder het vierde criterium doorwerkt in de beoordeling van aanvragen voor vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen naar zulke bestemmingen heeft de Kamer op 18 mei 2000 een nadere toelichting ontvangen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 22 054, nr. 49).
In hoeverre heeft het derde criterium (spanningsgebied) een rol gespeeld in de afweging om wapenleveranties goed te keuren?
Het derde criterium speelt bij elke aanvraag een belangrijke rol. In alle gevallen zal vastgesteld moeten worden dat er geen duidelijk risico bestaat dat het ontvangende land de bewuste militaire goederen bij interne gewapende conflicten of spanningen zal gebruiken.
Bij bijvoorbeeld India en Pakistan wordt als onderdeel van criterium 3 (interne gewapende conflicten) en 4 (stabiliteit in de regio) altijd bekeken of het materieel niet actief ingezet kan worden in het Kashmir conflict. De vigerende beleidslijn inzake India en Pakistan is eind 2004 uiteengezet in een brief aan de Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 22 054, nr. 85) en werd in 2007 herbevestigd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 054, nr. 117, vraag 9).
Bent u bereid om met spoed de tabellen op uw website te updaten waar het gaat om de maandoverzichten van afgegeven wapenexportvergunningen? Zo nee, waarom niet?
De website is op 17 december 2008 geactualiseerd tot en met juni 2008. De maandoverzichten over de tweede helft van 2008 zullen naar verwachting in mei 2009 geplaatst worden.
Kunt u een overzicht geven van de transporten die via Nederlands luchtruim en via de havens richting Israël zijn vervoerd de afgelopen maanden?
Nee, niet van alle transporten ongeacht het type goederen maar wel van de ontvangen doorvoermeldingen en afgegeven doorvoervergunningen voor militaire goederen met bestemming Israël. In antwoord op vragen van de leden Peters (GroenLinks) en Van Bommel (SP) werd een overzicht verstrekt (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1707). De laatste melding of vergunning in dat overzicht stamt uit november 2008. Sindsdien zijn er geen meldingen ontvangen en is er in februari één vergunning afgegeven voor een doorvoerzending van Rwanda naar Israël. Het betrof een wapenvizier dat het Rwandese ministerie van Defensie terugzond naar de Israëlische fabrikant ter reparatie. Het uitblijven van meldingen van doorvoer naar Israël is waarschijnlijk niet los te zien van het besluit van El Al om de vrachtvluchten via Europa van Nederland naar België te verplaatsen.
Wanneer zal het overzicht van het tweede halfjaar van 2008 gereed zijn?
Zie het antwoord op vraag 15.
Bent u bereid, aangezien de maandoverzichten op uw website nog niet up to date zijn, aan te geven welke goederen er geleverd zijn aan landen als India, Indonesië, Israël, Jemen, Jordanië, Libanon, Macedonië, Pakistan, Katar, Saoedi-Arabië, Taiwan en Thailand?
Die gegevens zijn te raadplegen in de maandoverzichten op de website www.exportcontrole.ez.nl die tot en met juni 2008 zijn bijgewerkt. Zoals in het antwoord op vraag 15 aangegeven, wordt verwacht dat de maandoverzichten over de tweede helft van 2008 in mei 2009 gepubliceerd zullen worden. Niettemin zijn voor een groot aantal bestemmingen de leveranties ook hier nog eens beschreven in het antwoord op vraag 67.
Welke «denials» zijn er in het eerste halfjaar van 2008 geweest vanuit Nederland en vanuit andere EU-lidstaten?
Antwoord Informatie over door Nederland afgewezen vergunningaanvragen («denials») voor de uitvoer van militaire goederen wordt opgenomen in het Jaarrapport over het Nederlandse wapenexportbeleid over het betreffende jaar. Het meest recente jaarrapport, dat over 2007, is in augustus 2008 verschenen. Voor zover bekend is Nederland vooralsnog de enige EU-lidstaat die zulke informatie na verloop van tijd via de jaarrapporten openbaar maakt. De andere lidstaten notificeren hun denials wel in het kader van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (de voormalige EU-Gedragscode), maar zij doen dit op basis van vertrouwelijkheid, zodat het de Nederlandse regering niet vrijstaat om daar inhoudelijke mededelingen over te doen.
Zijn er ad hoc vergunningen opgelegd in 2008 en zo ja voor welke transporten?
Nee, het kwam niet tot daadwerkelijke oplegging van beschikkingen waarmee op ad hoc basis een vergunningplicht voor bepaalde doorvoertransacties van kracht werd. In de praktijk werd door opdrachtgevers, expediteurs en vervoerders veelal een vooraankondiging van een beoogde doorvoer gedaan met daaraan verbonden de vraag wat de Nederlandse exportcontrole autoriteiten bij realisatie van die beoogde doorvoer zouden besluiten. In een viertal gevallen, waarbij tweemaal voor dezelfde beoogde doorvoer, hebben de exportcontrole autoriteiten aangegeven dat in zo’n geval de ad hoc vergunningplicht zou worden ingeroepen. In al deze gevallen is vervolgens gekozen voor annulering van de doorvoer via Nederlandse havens of luchthavens. Het ging daarbij om (2x) een voorgenomen doorvoer van 10 granaatwerpers vanuit Singapore naar Georgië, om een voorgenomen doorvoer van 13 helikopterdelen van Rusland naar Colombia en om een voorgenomen doorvoer van 850 000 stuks patronen kaliber 7,62x51mm vanuit Bosnië-Herzegovina naar de Filippijnen.
Kunt u de leveranties aan overige NAVO-landen specificeren? Wat is er geleverd aan welk land en voor welke bedragen?
Ja. Het betrof twee zendingen ter waarde van € 2 104 675,– respectievelijk € 4 932 890,– van delen van antitankraketten die na verwerking door de Israëlische fabrikant naar de eindbestemmingen Tsjechië, Letland en Spanje gingen en drie zendingen via een derde land met de eindbestemming Nederland. Meer in het bijzonder ging het daarbij om een vergunning ter waarde van € 10 780,– voor een deel van optische kijker aan Nederland via Zweden, een vergunning ter waarde van € 963 900,– voor koelaggregaten aan Nederland via Duitsland en een vergunning ter waarde van € 60 000 000,– voor patrouilleboten te leveren aan Nederland via Roemenië. Vanwege de omvang van met name die laatstgenoemde vergunning en het feit dat deze uitvoer met de eindbestemming Nederland onder de post «overige NAVO-landen» werd geboekt, is informatie over deze transactie opgenomen in noot 4 en ook in noot 2 bij de tabellen van de cijfermatige rapportage over de eerste helft van 2008.
Wat is momenteel het beleid ten opzichte van leveranties aan Israël? Is er een beleid ten aanzien van leveranties aan de luchtmacht en zo ja, wat is dit? Idem met betrekking tot de landmacht?
Het beleid ten opzichte van leveranties aan Israël is en blijft, gelet op de omstandigheden, zeer restrictief. Iedere aanvraag wordt per geval zeer kritisch bezien, in het bijzonder op de gevolgen voor de regionale situatie en de mensenrechtensituatie. Vanzelfsprekend speelt ook de eindgebruiker daarbij een rol.
Voor luchtmacht en landmacht worden momenteel in de praktijk alleen retour-na-reparatie vergunningen verleend, aangezien dit materieel al eigendom is van Israël. Verder worden onderdelen voor de Israëlische defensie-industrie alleen goedgekeurd als de eindgebruiker het Nederlandse ministerie van Defensie of dat van een van de bondgenoten is. Dat laat onverlet dat het in theorie nog altijd mogelijk is dat vergunningen worden afgegeven voor de uitvoer van materieel waarmee Israël zich kan verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. Dergelijke aanvragen hebben zich de afgelopen periode echter niet aangediend.
Waarom worden er militaire goederen aan Pakistan en India geleverd, wetende dat het een spanningsgebied is?
Zie het antwoord op de vragen 12 t/m 14.
Waarheen zijn de in tabel 1 genoemde goederen exact uitgevoerd?
De in tabel 1 vermelde goederen zijn of worden uitgevoerd naar de in tabel 2 vermelde landen van bestemming. De in tabel 2 per land van bestemming opgenomen specificatie verwijst terug naar de goederencategorieën van tabel 1. De koppeling tussen goederen en het land van bestemming is per afgegeven vergunning te vinden in de maandoverzichten die op de website www.exportcontrole.ez.nl worden gepubliceerd.
Wat wordt er verstaan onder de in tabel 2 genoemde «overige militaire goederen»?
In de hoofdcategorie «overige militaire goederen» is de waarde van de afgegeven vergunningen opgenomen voor de uitvoer van goederen die wel op de militaire lijst staan, maar die niet ondergebracht kunnen worden in een van de subcategorieën van de hoofdcategorie «wapens en munitie». Zo vallen onderdelen voor een F-16 gevechtsvliegtuig in de subcategorie A10 en onderdelen voor een C-130 militair transportvliegtuig in de subcategorie B10.
Kunt u billijken dat er militaire goederen zijn uitgevoerd, dan wel geleverd, aan landen die er niet of nauwelijks democratische waarden op nahouden en de geleverde goederen tegen de eigen bevolking zouden kunnen inzetten?
Volgens het VN Handvest heeft elke VN-lidstaat een legitiem recht op zelfverdediging.
De toets aan het tweede criterium (mensenrechten en internationaal humanitair recht), waaronder ook naar eventuele interne repressie gekeken wordt, maakt een vast deel uit van de exportcontrole. Indien er gevaar bestaat dat de uit te voeren militaire goederen gebruikt zullen worden ter repressie van de eigen bevolking, zal de betreffende vergunningaanvraag worden afgewezen. Indien er geen relatie bestaat tussen de uit te voeren goederen en de specifieke zorgen die kunnen bestaan over de eerbiediging van de mensenrechten in een land van bestemming, dan zal het tweede criterium op zichzelf geen afwijzingsgrond opleveren.
Wat is de stand van zaken in de Raad voor het Concurrentievermogen als het gaat over het vergaand harmoniseren van het wapenexportbeleid binnen de EU? Wat was de Nederlandse inbreng? Waar liggen nog wrijvingen tussen lidstaten?
De ontwerprichtlijn die naar verwachting binnenkort door de Raad voor het Concurrentievermogen zal worden aanvaard, heeft geen betrekking op het harmoniseren van het wapenexportbeleid binnen de Europese Unie, maar beperkt zich tot enkele maatregelen die geïmplementeerd dienen te worden voor overdrachten van militaire goederen binnen de Europese Unie. Zie daarover het antwoord op vraag 10. Waar het gaat om de inspanningen tot verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid, is met name de totstandkoming van het Gemeenschappelijk Standpunt (2008/944/GBVB) inzake wapenexport van 8 december 2008 van belang, waardoor de voormalige EU Gedragscode voor wapenexport een steviger juridische status heeft gekregen.
Wanneer informeert u de Kamer, zoals door u toegezegd tijdens het VAO van 14 februari 2008, over de consequenties van de voorstellen over de richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, nu de Europese Commissie en het Europees parlement op 16 december 2008 overeenstemming hebben bereikt over de tekst van deze richtlijn1 ?
De exacte consequenties van deze ontwerprichtlijn zijn nog niet te overzien. Zoals in het antwoord op vraag 10 uiteengezet, bestaat aan Nederlandse zijde enige twijfel over de vraag of de nationale uitwerking van de richtlijn in de verschillende lidstaten wel echt tot «vereenvoudiging» van het intraverkeer in militaire goederen zal leiden. Zodra er zicht is op de wijze waarop de lidstaten deze richtlijn gaan implementeren, zal er een brief aan de Kamer worden opgesteld over de effecten voor het Nederlandse bedrijfsleven. Zoals ook in het VAO van 14 februari 2008 aangegeven, verwacht de regering niet dat zich wezenlijke veranderingen zullen voordoen in de huidige Nederlandse praktijk met betrekking tot de overdracht van militaire goederen naar andere lidstaten, zij het dat een aantal Nederlandse bedrijven zich zal moeten laten certificeren om als ontvanger van componenten uit andere lidstaten gebruik te kunnen maken van de algemene vergunningen van die andere lidstaten. Nederland is voornemens om de voorwaarden van de alhier te introduceren algemene vergunningen te laten aansluiten op de huidige praktijk voor de overdracht van militaire goederen naar andere lidstaten en voor de exportcontrole op die overdracht vanuit Nederland zal de richtlijn daardoor weinig consequenties hebben.
Kunt u aangeven welke consequenties het in december jl. tot stand gekomen gemeenschappelijk standpunt rondom wapenexporten, de zogenaamde Council Common Position defining common rules governing the control of exports of military technology and equipment voor Nederland heeft? Dient de Nederlandse wetgeving voor de implementatie daarvan aangepast te worden?
Zoals uiteengezet in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken van 11 februari (Kamerstuk 22 054, nr. 144), houdt het Gemeenschappelijk Standpunt nr. 2008/944/GBVB van 8 december 2008 in dat de acht criteria van de Gedragscode voor het wapenexport beleid voor alle EU Lidstaten juridisch bindend zijn geworden onder het internationale recht. De Nederlandse wetgeving voldoet reeds aan de vereisten en behoeft niet aangepast te worden.
Kent u helderheid verschaffen over de gemelde verkoop door Chili van voormalige Nederlandse Leopard 1V tanks aan Colombia?1
Navraag bij de Chileense autoriteiten heeft uitgewezen dat verkoop van voormalige Nederlandse Leopard 1V tanks noch aan Colombia noch aan Ecuador heeft plaatsgevonden. Overigens dient voor doorverkoop de toestemming van de Staat der Nederlanden te worden gevraagd.
Kent u het bericht dat de Indonesische werf PT Pal KAL 40-type patrouilleschepen bouwt naar een ontwerp dat op de Sigma klasse lijkt?2 )? Kunt u nagaan of in Indonesië op basis van Nederlands design bedoelde schepen voor de Indonesische marine worden gebouwd? Indien het geval is, is daarvoor een exportvergunning verleend?
Ja, zij het dat in het bericht niet verwezen wordt naar de werf PT PAL, maar naar de werven Farsharkan en Batan Expresindo Shipyard (PT BES). Van de besproken patrouillevaartuigen lijkt alleen de KRI Krait (schip nr. 827) uiterlijk enigszins op het SIGMA concept van Damen Schelde Naval Shipbuilding, vooral vanwege sierlijke lijn die van hoog op de boeg naar laag op de steven loopt. Het is heel wel mogelijk dat juist die lijn is afgekeken van de aan Indonesië geleverde SIGMA-korvetten. Het design voor de korvetten, die overigens meer dan twee keer zo groot zijn als dit lokaal gebouwde patrouillevaartuig, is niet geleverd aan Indonesië. Mocht dat op enig moment aan de orde komen, dan is daar ook een uitvoervergunning voor nodig.
Is de vergunning van 6 maart 2008 voor vuurleidingssystemen voor Indonesië ter waarde van ruim € 37 miljoen bestemd voor de Sigma klasse korvetten? Zo nee, waarvoor wel3 ?
Ja.
Voor welk Turks krijgsmachtdeel zijn de rondzoekradarsystemen ter waarde van € 16 miljoen, vergunning afgegeven op 25 januari 2008, en de delen van een radarvuurleidingsysteem ter waarde van € 1,4 miljoen, bestemd4 ?
In beide gevallen heeft de vergunning betrekking op leveranties aan de Turkse marine.
Waarom komt de vergunning ter waarde van ruim € 15 miljoen voor infrarood nachtkijkers voor Oekraïne, vergunning afgegeven op 20 juni 2008, niet voor in het overzicht voor het eerste halfjaar van 2008?
De vergunning van 20 juni 2008 op bestemming Oekraïne had geen betrekking op een uitvoer vanuit Nederland, maar op de financiële betrokkenheid van een Nederlands bedrijf bij een uitvoer vanuit Duitsland. Het was dus geen uitvoervergunning maar een vergunning financieel verkeer strategische goederen. De infrarood nachtkijkers maakten onderdeel uit van een contract tussen de Europese Commissie en het Nederlandse bedrijf om de Oekraïense grensbewakingseenheden beter te equiperen.
Kunt u nader specificeren op welke «diverse landen» de vergunningen van respectievelijk 7 en 23 mei 2008 voor «delen voor militaire vliegtuigen en helikopters» en «delen van helikopters» ter waarde van € 5 respectievelijk € 2,7 miljoen betrekking hebben1 ? Klopt het dat onder dergelijke noemer alleen NAVO- en EU landen als bestemming gelden?
Ja. De vergunning van 7 mei had betrekking op de landen Frankrijk, Duitsland, Italië, het VK en Spanje en de vergunning van 23 mei had betrekking op de landen Frankrijk en Duitsland. Omdat bij deze vergunningen niet op voorhand te bepalen was welk deel van de waarde aan welk land toe te schrijven zou zijn, is bij de rapportage de totale waarde gelijkelijk over de genoemde bestemmingslanden verdeeld. Normaliter beperkt deze noemer zich tot NAVO- en EU-landen, maar theoretisch zou het ook Australië, Nieuw-Zeeland, Japan of Zwitserland kunnen betreffen.
Hoe controleert Nederland of de vanuit ons land geëxporteerde onderdelen van Spike antitankraketten, die in Israël geassembleerd worden, vervolgens ook daadwerkelijk bij Europese eindgebruikers terechtkomen, zie bijvoorbeeld de twee vergunningen van 31 januari 20082 ? Wordt daarvan in Nederland een administratie bijgehouden?
Exportcontrole richt zich vooral op de ex ante vraag waar militaire goederen na uitvoer terecht zullen komen en of die eindbestemming en het beoogde eindgebruik zich laten verstaan met de criteria van het wapenexportbeleid zoals op Europees niveau vervat in het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, de voormalige Europese Gedragcode voor wapenexport. Dat betekent dat voorafgaande aan de uitvoer vanuit Nederland afdoende waarborgen worden verlangd over het eindgebruik en dat onderbouwende documenten en verklaringen overgelegd moeten worden. In het geval van leveranties aan een verwerkende industrie in Israël betekent dat een verklaring van de verwerkende industrie dat bepaalde in te voeren goederen bestemd zijn voor de productie van systemen voor een of meer specifieke klanten, gekoppeld aan verklaringen van die ene of meerdere specifieke klanten (lees in het voorbeeld: strijdkrachten van derde landen) dat zij een overeenkomstige hoeveelheid systemen bij de Israëlische producent besteld hebben.
Uitgesloten is ex post controle niet, maar wordt in de exportcontrole toch vooral ingezet bij leveranties van potentieel gevoelige dual-use apparatuur ten behoeve van productieprocessen. Ook in zulke gevallen ligt het accent op de controle voorafgaande aan de uitvoer, maar wordt soms ook na leverantie wel gecontroleerd of de apparatuur werkelijk wordt gebruikt voor het ex ante verklaarde doel. Meestal gebeurt dat met inschakeling van de (Nederlandse) leverancier die onderhoud verricht aan de geleverde apparatuur en veel gegevens over het gebruik kan «aflezen» aan die apparatuur, maar soms wordt door de exportcontrole autoriteiten een beroep gedaan op medewerkers van de Nederlandse ambassade ter plaatse of in heel uitzonderlijke gevallen op de handhavings- of inlichtingendiensten.
Kunt u uiteen zetten waarom een vergunning verleend is voor de export van F-16 MLU modificatiekits naar Pakistan, vergunning afgegeven op 23 mei 2008, ter waarde van bijna € 4 miljoen, in het bijzonder met het oog op de verhoudingen tussen India en Pakistan en de militaire operaties in het grensgebied met Afghanistan1? Gaat het hierbij om nieuwe apparatuur of afgestoten Defensiematerieel?
Deze transactie had betrekking op de «Trial, Verification and Installation» fase van het F-16 MLU Peace Drive II programma ten bate van Pakistan. De vier nieuwe MLU kits waren bestemd voor testvliegtuigen die in de VS werden of worden omgebouwd. Het MLU programma vervangt een groot deel van de verouderde bekabeling. Onderzoek heeft uitgewezen dat het type kabel dat in de F-16 is verwerkt (Kapton) gevoelig is voor veroudering, hetgeen na verloop van tijd tot serieuze mankementen en zelfs tot uitval van de F-16 kan leiden.
Ten aanzien van criterium 4 (regionale stabiliteit) geldt, dat F-16’s uiteraard relevant zijn voor het conflict rondom Kashmir. De relatie tussen Pakistan en India was echter sinds 2002 gestaag verbeterd, waardoor er in mei 2008 geen aanwijzingen waren dat de twee landen weer zouden terugvallen in vijandelijkheden.
Zijn de nachtkijkers voor Jordanië, vergunning afgegeven op 17 april 2008, ter waarde van € 2,7 miljoen, bestemd voor de Special Forces of voor een ander krijgsdeel1 ? Kunt u nader specificeren op wat voor «productietechnologie» de vergunning voor Frankrijk afgegeven op 14 mei 2008 betrekking heeft? Kunt u nader specificeren voor wat voor «technologie vallende onder ML22» voor het Verenigd Koninkrijk op 14 mei 2008 een vergunning is gegeven2 ?
De nachtkijkers waren bestemd voor het Jordan Special Operations Command. De vergunning op Frankrijk heeft betrekking op het tekeningenpakket, de fabricagevoorschriften en technische specificaties van printplaten, die een Nederlandse fabrikant van radarapparatuur laat produceren door een Franse toeleverancier. De vergunning op het Verenigd Koninkrijk heeft betrekking op tastbare en niet tastbare technologie zoals memory sticks, e-mails, faxen, technische specificaties, laptops en presentaties in het kader van de modernisering van een tweetal C-130 transportvliegtuigen die uiteindelijk bestemd zijn voor de Koninklijke Luchtmacht.
Kunt u de context geven van de vergunning voor de export van «technologie voor productie van nachtzichtvizieren» met bestemming Egypte, afgegeven op 13 februari 20083 ? Is die vergunning onderdeel van een bredere Nederlands-Egyptische militaire samenwerking op het gebied van nachtzicht technologie?
Ja. Het betreft hier een vergunning voor de uitvoer van de technologie om de behuizingen te produceren van de bewuste nachtzichtvizieren. Dit in het kader van de outsourcing van de minder ingewikkelde onderdelen van het betreffende systeem. Alle behuizingen zullen weer naar de producent van de vizieren in Nederland verscheept worden, waar na assemblage met de overige onderdelen van deze systemen, de vizieren voor de Nederlandse markt bestemd zijn of met een Nederlandse vergunning uitgevoerd zullen worden naar hun uiteindelijke bestemming in het buitenland. Aan deze outsourcing ligt geen structurele Nederlands-Egyptische militaire samenwerking ten grondslag.
Bent u bekend met wapenexporten van EU-lidstaten naar de Democratische Republiek Kongo, Colombia, Guatemala, Israël, Soedan en Pakistan? Zouden deze leveranties ook door Nederland van een vergunning voorzien zijn? Zo nee, spreekt u EU-lidstaten bilateraal aan op deze wapenexporten?
In de EU-jaarrapporten worden veel gegevens over de wapenexporten van de Lidstaten opgenomen. Dat maakt het mogelijk om bijvoorbeeld te zien welke Lidstaat welke categorie militaire goederen aan welk derde land geleverd heeft of althans daarvoor een uitvoervergunning heeft afgegeven. Bovendien wordt aangegeven wat aan landen geleverd is waarop een wapenembargo van toepassing is en wordt aangegeven wat in het kader van VN-programma’s of andere internationale missies is geleverd. Door deze gegevens met elkaar te vergelijken, ontstaat een goed beeld van het type leveranties waarvoor een EU Lidstaat toestemming heeft verleend en is de afweging die daartoe geleid heeft vaak te volgen. Omdat evenwel niet alle transacties tot op het kleinste detail beschreven zijn, kan niet worden vastgesteld dat Nederland in alle gevallen tot eenzelfde afweging gekomen zou zijn.
In de EU-werkgroep voor wapenexport (COARM) wordt echter ook regelmatig onderling informatie uitgewisseld over het beleid op bestemmingen waarvoor het niet vanzelfsprekend is dat voor de uitvoer van militaire goederen vergunningen worden afgegeven. Bovendien draagt het consultatiemechanisme, dat met de notificatie van afgewezen vergunningen is verbonden, bij aan de harmonisatie van het exportbeleid binnen de EU. Al met al is de publieke en onderlinge inzichtelijkheid van de besluitvorming van de EU Lidstaten de laatste jaren wezenlijk toegenomen.
Is het u bekend dat het VN-panel dat toezicht houdt op het wapenembargo voor Darfur, bewijzen heeft van wapens uit Tsjaad, waaronder kleine en lichte wapens uit Israël, partnerland Egypte, Frankrijk en Zwitserland? Wat is er exact geleverd? Wat is daarover uw oordeel? Heeft u deze landen aangesproken over deze bevindingen?1
Het is de regering niet bekend welke wapens vanuit Tsjaad in Darfur zijn geleverd, noch de omstandigheden waaronder dit zou hebben plaatsgevonden. De VN spreekt landen, waarvan zij vermoedt dat zij het wapenembargo op Darfur hebben overtreden, hierop rechtstreeks aan. Vanzelfsprekend zijn wij van mening dat VN-wapenembargo’s moeten worden nageleefd door alle VN-lidstaten.
Kunt u aangeven hoe het staat met het sluiten van een wapenhandelsverdrag (ATT) waarin, in het verlengde van een gemeenschappelijk standpunt (Common Position), de huidige multi-interpretabele EU-gedragscode wapenexport tot een juridisch bindend instrument wordt gemaakt?
Tijdens de 63e AVVN is een resolutie met betrekking tot een Wapenhandelsverdrag (ATT) aangenomen, waarin het rapport van de Groep van Gouvernementele Experts (GGE), die was ingesteld naar aanleiding van een eerdere resolutie tijdens de 61e AVVN, wordt verwelkomd en een zogeheten Open Ended Working Group (OEWG) wordt ingesteld. Deze werkgroep, waaraan alle VN-lidstaten kunnen deelnemen, zal die elementen uit het rapport van de GGE waarover consensus zou kunnen worden bereikt verder in beschouwing moeten nemen. Het gaat daarbij onder andere over de reikwijdte en criteria van een mogelijk Wapenhandelsverdrag. Van 2–6 maart jl. heeft de eerste bijeenkomst van de werkgroep plaatsgevonden. Een eerste rapport over de werkzaamheden van de werkgroep zal aan de 64e AVVN in 2009 worden aangeboden.
Met het besluit in december 2008 om de EU Gedragscode voor het wapenexportbeleid om te zetten in een Gemeenschappelijk Standpunt (Common Position), is deze reeds juridisch bindend geworden voor alle EU-lidstaten.
Bent u bereid om de gestelde criteria voor het wapenexportbeleid strikter toe te passen, aangezien gebleken is dat er nogal wat rek zit in de uitleg van de criteria van de EU-gedragscode wapenexport, waardoor geregeld Europese lidstaten en ook maatschappelijke organisaties, met de overheid, verschillen van mening over de toepassing ervan?
Nederland hanteert een restrictief exportcontrolebeleid, waarbij de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB leidend zijn. Die toetsing is altijd doorslaggevend, maar zoals in dat zelfde GS vastgelegd, is een beoordeling van de aard van de goederen en het type transactie daar ook onderdeel van. Bovendien is de overheid onder de Algemene wet bestuursrecht te allen tijde gehouden om de belangen van vergunningaanvragers op een serieuze wijze te betrekken in de afweging omtrent hun aanvragen. Daarover bestaat met andere Lidstaten geen verschil van mening, omdat zij met vergelijkbare factoren rekening dienen te houden.
Er vindt regelmatig overleg plaats met maatschappelijke organisaties, maar uiteindelijk kan het verschil in verantwoordelijkheid ook tot een verschil van inzicht leiden.
Kunt u specificeren of de acht gestelde criteria van de EU-gedragscode wapenexport correct worden nageleefd met het oog op het mogelijk schenden van mensenrechten naar een te exporteren land of regime, en landen die vermoedelijk in conflict zullen raken met elkaar, zelfs als de inzet niet overduidelijk is? Bent u bereid om de criteria toe te passen meer gebonden aan de situatie in het land van bestemming in het algemeen, dan wel aan een veel engere interpretatie waarbij voornamelijk naar de relatie met het te leveren wapensysteem wordt gekeken?
Per geval worden alle acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt getoetst naar de aard van de goederen, het eindgebruik hiervan en de eindgebruiker. Hierbij speelt de situatie in het land van bestemming en de relatie met de te leveren militaire goederen op dat moment dus een grote rol. Indien er een conflictsituatie in de regio dreigt te ontstaan, wordt dat ook in de beoordeling meegenomen. Het in het algemeen uitsluiten van leveranties vanwege de situatie in een land van bestemming, geldt als een wapenembargo en de Nederlandse Sanctiewet vereist dat daaraan een internationale afspraak ten grondslag ligt.
Is het u bekend dat Amnesty International stelt dat door NAVO-bondgenoten, waaronder deelnemers van het Wassenaar Arrangement, excessieve hoeveelheden kleine en lichte wapens en munitie worden geleverd aan lokale veiligheidstroepen in Afghanistan? Is het juist dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk de Afghaanse Nationale Politie bevoorraad hebben, terwijl er grote zorgen zijn over de omgang met deze wapens door dit veiligheidsapparaat? Heeft u deelnemers aan het Wassenaar Arrangement hierop aangesproken?1
Ja, Amnesty International’s Public Briefing van 3 april 2008 is ons bekend. Of de daarin gepresenteerde cijfers correct zijn, kan de Nederlandse regering niet beoordelen, maar duidelijk is wel dat er heel veel vuurwapens in Afghanistan in omloop zijn. Particulier wapenbezit is er eerder norm dan uitzondering. Niettemin is het voor de Nederlandse regering ook duidelijk dat het land uiteindelijk op eigen benen zal moeten staan en dus over een adequaat nationaal veiligheidsapparaat zal moeten kunnen beschikken. De situatie in Afghanistan is niet van dien aard dat dit veiligheidsapparaat zonder wapens zal kunnen opereren. De beoordeling van de vraag of het nuttig en verantwoord is om zulke wapens vanuit de VS of het VK te leveren, is een zaak voor de exportcontrole autoriteiten van de VS of het VK.
Het Wassenaar Arrangement is een forum waarin de exportcontrole autoriteiten van de 40 deelnemende landen analyses over regionale situaties uitwisselen, waarin bij consensus «best practices» worden opgesteld over exportcontrole gerelateerde procedures en waarin zij elkaar weliswaar ook wel informeren over de afwegingen die aan bepaalde afwijzingen en soms ook wel toewijzingen van uitvoervergunningen ten grondslag liggen in de hoop en verwachting dat het delen van zulke informatie tot beter geïnformeerde besluitvorming in de deelnemende landen leidt, maar het is geen forum waar men elkaar de maat neemt.
Bent u bekend met het rapport van de inspecteur-generaal van het Amerikaanse ministerie van defensie over kleine en lichte wapens geleverd aan het Afghaanse Nationale Leger?1
Bent u bekend met het rapport van de Amerikaanse Rekenkamer over kleine en lichte wapens bestemd voor de uitrusting van Irakese veiligheidstroepen?2 Is het u bekend dat het rapport aantoont dat een enorme hoeveelheid wapens was zoekgeraakt? Heeft u de Verenigde Staten om opheldering gevraagd hierover? Spreekt u de Verenigde Staten binnen het Wassenaar Arrangement of in NAVO-verband hierover aan?
Ja, ik heb het rapport over Small Arms Ammunition Fund Management in Support of the Global War on Terror geraadpleegd maar daar geen gegevens in aangetroffen over leveranties aan het Afghaanse Nationale Leger. Het rapport dat ik gezien heb, betreft een boekhoudkundige controle van de aanschaf van kleine wapens en munitie uit door het Amerikaanse congres beschikbaar gestelde bijzondere fondsen ten behoeve van operaties van de Amerikaanse strijdkrachten in het kader van de terrorismebestrijding. De conclusie van dit rapport was dat het geld uit deze fondsen inderdaad was ingezet voor de aanschaf van de beoogde wapens en munitie.
Het rapport van het U.S. Government Accountability Office, waarin een discrepantie wordt vermeld in de aflevering en registratie van wapenoverdrachten aan de Irakese veiligheidstroepen, is mij ook bekend. Als belangrijkste reden voor die discrepantie wordt in dat rapport gegeven dat tussen juni 2004 en december 2005 geen centrale boekhouding werd bijgehouden van de overdracht van vuurwapens. De conclusie was niet dat de wapens zijn «zoekgeraakt» of in handen zijn gekomen van andere entiteiten dan de Irakese veiligheidstroepen, maar wel dat er in die tijd van alles mis was met de administratie van die overdrachten.
Verwezen zij ook naar recente antwoorden van de minister van Defensie (kenmerk HDAB2 009 005 074) op vragen van de leden Poppe en Van Bommel (beiden SP) over zoekgeraakte wapens in Afghanistan. (Ingezonden 17 maart 2009). In deze vragen wordt verwezen naar een vergelijkbaar rapport van het U.S. Government Accountability Office naar de aflevering en registratie van wapenoverdrachten aan de Afghaanse veiligheidstroepen (http://www.gao.gov/products/GAO-09-267). Ook in dat rapport «Afghanistan Security, Lack of Systematic Tracking Raises Significant Accountability Concerns about Weapons Provided to Afghan National Security Forces» worden ten aanzien van die overdrachten ernstige tekortkomingen in de administratie geconstateerd.
Uit de reactie van het Amerikaanse ministerie van Defensie die in bijlage IV van het rapport is opgenomen, blijkt dat het ministerie de overdracht van wapens aan de Afghaanse veiligheidstroepen aan dezelfde «best practices of section 1228 (b) of the National Defense Authorization Act» uit 2008 wil onderwerpen als de daarmee aangescherpte overdracht aan de Irakese veiligheidstroepen. De Nederlandse regering beschouwt het als positief dat het Amerikaanse ministerie van Defensie de accountability van wapens in Afghanistan en Irak heeft aangescherpt.
Bent u bekend met een militair samenwerkingsovereenkomst tussen Soedan en Turkije? Bent u bekend met wapenexport van Turkije naar Soedan? Spreekt u Turkije hierover als deelnemend land in het Wassenaar Arrangement en als NAVO-bondgenoot?
Ja, ik heb berichten gezien over een mogelijk Memorandum of Understanding over militaire samenwerking tussen Turkije en Soedan, maar ben niet op de hoogte van de status of reikwijdte. Nee, ik ben niet bekend met Turkse wapenexport naar Soedan en een dergelijke export komt ook niet voor in de meest recente Turkse opgaven voor het VN wapenregister (http://disarmament.un.org/UN_REGISTER.NSF). Niettemin meent Nederland dat Turkije met zo’n MoU een verkeerd signaal afgeeft en als de gelegenheid zich voordoet, zal Nederland Turkije er bijvoorbeeld op wijzen dat althans in de Europese Unie een alomvattend wapenembargo op Soedan van kracht is.
Is het u bekend dat het Wassenaar Arrangement regelmatige onderlinge rapportages aanbiedt inzake de uitvoer naar derde landen van deelnemende landen terwijl, een groot aantal landen waarvan bekend is dat wapenexport uit die landen terechtkomt in conflictgebieden of landen waar een groot risico bestaat op ernstige schendingen van mensenrechten, niet zijn betrokken bij het Wassenaar Arrangement? Hoe spreekt u landen die niet betrokken zijn bij het Wassenaar Arrangement aan op onverantwoorde wapenexporten?
Door de onderlinge uitwisseling van informatie tussen de deelnemers aan het Wassenaar Arrangement (WA) voeden de exportcontrole autoriteiten van die landen elkaar met analyses en appreciaties van de risico’s die verbonden zijn met leveranties aan bepaalde regio’s. Om te bewerkstelligen dat althans een deel van die informatie ook gedeeld wordt met andere wapenproducerende maar niet aan het WA deelnemende landen, volgt na de plenaire vergadering in december een briefing door de Voorzitter van die vergadering ten behoeve van een aantal landen, waarvan de deelnemers in dat jaar denken dat dit nuttig is. Landen zoals China, Israël, Brazilië, Kazachstan en Wit-Rusland worden op die wijze regelmatig geïnformeerd over de inzichten en overeengekomen «best practices» op het terrein van exportcontrole die binnen het WA tot stand komen.
Bent u bekend met wapenexporten aan Soedan van partnerlanden als Egypte, Ethiopië, Pakistan, Senegal en Indonesië? Heeft u deze landen in bilateraal verband aangesproken hierover?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 11 inzake Veiligheid en ontwikkeling in fragiele staten (Kamerstuk 31 787, nr. 2, d.d. 18 februari 2009), is Nederland niet op de hoogte van specifieke wapenexporten van partnerlanden naar Soedan. Ook in het VN Wapenregister, waarin internationale transacties van conventionele wapens zijn opgenomen, zijn hierover geen gegevens aanwezig. Dit register, dat op initiatief van o.a. Nederland is ontstaan, is afhankelijk van de gegevens die worden aangedragen door de leden van de VN. Daarom is het niet volledig. Momenteel worden er procedures ontwikkeld die het toeleveren van informatie over wapenimporten en -exporten moeten gaan vereenvoudigen. Nederland stelt het register jaarlijks middels een resolutie in de AVVN aan de orde. Overigens zijn wapenleveranties aan de regering van Soedan toegestaan en vormen zij geen schending van het VN-wapenembargo, zolang de wapens niet worden ingezet in Darfur.
De regering is bereid in bilaterale contacten alle politiek relevante onderwerpen, daaronder begrepen het wapenexportbeleid, aan de orde te stellen.
Wanneer gaat Nederland, nu in december jl. het internationaal verdrag ondertekend is dat de productie, het bezit en het gebruik van clustermunitie verbiedt, dit verdrag ratificeren? Bent u bereid hiervoor Nederlandse wetgeving voor te bereiden? Zo nee, waarom niet? Welke rol heeft het parlement met betrekking tot wijze waarop het verdrag in de Nederlandse wetgeving wordt geïmplementeerd?
De ratificatie van het Verdrag inzake Clustermunitie, zoals getekend in Oslo op 3 december 2008 is reeds in gang gezet. De Goedkeuringswet en bijbehorende Memorie van Toelichting zullen binnen afzienbare tijd voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.
Is u bekend dat zeven EU-lidstaten, waaronder Finland, Roemenië, Polen, Slowakije, Griekenland en Cyprus het verdrag niet hebben ondertekend? Wat heeft u gedaan richting deze lidstaten? Is u bekend dat Tsjechië niet aanwezig was tijdens de ondertekening in Oslo, maar wel heeft aangegeven het verdrag te zullen ondertekenen? Heeft Tsjechië inmiddels het verdrag ondertekend? Wat doet Nederland specifiek in bilateraal of EU-verband om deze landen ertoe te bewegen om het verdrag alsnog te ondertekenen en te ratificeren?
Volgens de informatie waarover de Nederlandse regering op dit moment beschikt, hebben acht EU-lidstaten het Verdrag nog niet ondertekend: Cyprus, Estland, Finland, Letland, Roemenie, Griekenland, Polen en Slowakije. Over de redenen van Finland om niet te tekenen is, in antwoord op Kamervragen van 11 november 2008 van het lid Boekestijn nader ingegaan (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel 1853). Tsjechië heeft het Verdrag inzake Clustermunitie wel getekend.
In EU- en VN-verband wordt maandelijks over clustermunitie gesproken, aangezien de onderhandelingen over een nieuw Protocol over clustermunitie onder de «Convention on Conventional Weapons» nog lopen. Van 14–17 april vond de voorlopig laatste bijeenkomst plaats van de Groep van Experts. Deze zullen een aanbeveling doen over een mogelijk nieuw Protocol over clustermunitie.
Hoewel de Nederlandse regering streeft naar universaliteit van het Verdrag inzake Clustermunitie, blijkt uit de standpunten die bovengenoemde landen innemen in de onderhandelingen in CCW context, dat het niet realistisch is te verwachten dat zij het Verdrag inzake Clustermunitie op korte termijn zullen ondertekenen. De Nederlandse regering zet zich in om met deze en andere landen zoals de VS, Rusland, China en India overeenstemming te bereiken over een sterke verbodsbepaling in een nieuw Protocol onder de CCW.
Wat gaat u doen om het investeren via banken en andere financiële instituties in bedrijven die clustermunitie produceren tegen te gaan?
Nederland heeft zich aangesloten bij de Conventie over clustermunitie en zich dus gecommitteerd om geen clustermunitie te gebruiken, noch deze binnen de Nederlandse jurisdictie te ontwikkelen of te produceren indien het clustermunitie betreft die niet op grond van artikel 2, tweede lid, van deze conventie is uitgezonderd, zoals clustermunitie waarbij de submunitie zichzelf vernietigt of zichzelf anderszins uitschakelt als deze niet bij inslag tot ontploffing komt. Investeren, al dan niet via banken en andere financiële instituties, in aldus verboden clustermunitie komt binnen de Nederlandse jurisdictie, of de jurisdictie van andere landen die zich bij deze Conventie hebben aangesloten dus niet aan de orde.
Voor het tegengaan van investeringen, al dan niet via banken of andere financiële instituties, in clustermunitie producerende bedrijven in landen die zich niet aangesloten hebben bij de Conventie, heeft de regering geen wettelijke basis. Zoals de minister van Financiën eerder heeft aangegeven in antwoord op Kamervragen van de leden Van Velzen en Irrgang (beiden SP) over investeringen van banken in verboden wapens (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1795) verplicht de Conventie inzake clustermunitie Nederlandse private partijen niet tot een verbod op zulke investeringen. Het kabinet hecht er echter aan private partijen de gelegenheid te geven hun verantwoordelijkheid te nemen, zodat de financiering van de productie van bij de conventie verboden clustermunitie niet langer voorkomt. Transparantie over het beleggingsbeleid is hiertoe van groot belang.
Is het u bekend dat partnerlanden van Nederland zoals Bangladesh, Ethiopië, Jemen, Mongolië, Kosovo, Egypte, Georgië, Suriname, Vietnam en Zuid-Afrika het verdrag ook niet hebben getekend? Wat doet Nederland specifiek in bilateraal verband om deze landen ertoe te bewegen om het verdrag alsnog te ondertekenen en te ratificeren?
De regering acht het van groot belang dat zo veel mogelijk landen het verdrag ondertekenen. De regering betreurt het dat een groot aantal landen ervoor gekozen heeft dit niet te doen. Nederland zet zich daarom op alle niveaus in om zoveel mogelijk landen, inclusief de EU-lidstaten, de NAVO-bondgenoten en bilaterale partners, over te halen het verdrag inzake clustermunitie alsnog te tekenen. Zo zijn Rusland en Georgië aangesproken op het gebruik van clustermunitie in het recente conflict in augustus 2008. Ook Suriname is recentelijk benaderd met de vraag of het bereid is het verdrag te ondertekenen.
Is u bekend dat Soedan en Pakistan, landen in het profiel «veiligheid en ontwikkeling» het verdrag niet ondertekend hebben? Is u bekend dat ook een aantal landen dat nauw betrokken is bij landen in het profiel «veiligheid en ontwikkeling», zoals de Verenigde Staten in Afghanistan en Israël in de Palestijnse gebieden, het verdrag niet ondertekend hebben? Hoe voorkomt Nederland, dan wel in bilateraal, Europees of internationaal verband, dat deze landen clustermunitie in de toekomst gebruiken?
Zie het antwoord op vraag 53.
Bent u bereid bij de nieuwe Amerikaanse regering te polsen of zij voorstander van de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag is? Heeft u de vorige regering, dan wel bilateraal binnen het Wassenaar Arrangement, in EU-verband of NAVO-verband hierop aangesproken? Wat is het standpunt van de huidige regering in de Verenigde Staten inzake de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag?
Zowel in Europees verband als bilateraal vindt regelmatig en op allerhande niveaus overleg plaats met de Verenigde Staten over non-proliferatie en wapenbeheersing. Daarbij wordt ook het Wapenhandelsverdrag aan de orde gesteld. Ook onder de vorige Amerikaanse regering is hierover gesproken. De huidige Amerikaanse regering is bezig met een brede «policy review» van het buitenlands beleid, ook ten aanzien van non-proliferatie en wapenbeheersing. Het standpunt van de huidige regering inzake de totstandkoming van een Wapenhandelsverdrag is daarom op dit moment nog niet duidelijk.
Is u bekend dat China en de Russische Federatie zich tot nu toe hebben onthouden van stemmen binnen de Verenigde Naties inzake de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag? Heeft u binnen het Wassenaar Arrangement de Russische Federatie aangesproken hierover? Heeft u in bilaterale betrekkingen met de Russische Federatie gesproken over wapenexport? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is het standpunt van de Russische Federatie inzake de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag? Heeft u in bilaterale betrekkingen met China gesproken over wapenexport? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is het Chinese standpunt inzake de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag?
Ja, het is de regering bekend dat genoemde landen zich tot nu toe hebben onthouden van stemming binnen de Verenigde Naties over de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag. Nederland opereert zoveel mogelijk in EU-verband om de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag te bevorderen. In EU-verband is meerdere malen over het wapenhandelsverdrag gesproken met de Russische Federatie, China, Egypte, Israël en Pakistan. Gezien de vroege fase waarin het proces voor de mogelijke totstandkoming van een Wapenhandelsverdrag zich bevindt, zijn genoemde landen nog bezig met hun standpuntbepaling. Een exacte weergave van het «standpunt» van genoemde landen is op dit moment dan ook niet mogelijk.
Is u bekend dat partnerlanden Egypte en Jemen zich tot nu toe ook onthouden hebben van stemmen binnen de Verenigde Naties inzake de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag? Heeft u deze landen aangesproken hierover? Wat is het standpunt van deze landen? Heeft u ook landen die nauwe betrokkenheid hebben bij landen in het profiel «veiligheid en ontwikkeling» zoals Israël in de Palestijnse gebieden en Pakistan, aangesproken over hun standpunt inzake de totstandkoming van een wapenhandelsverdrag?
Zie het antwoord op vraag 56.
Aan welke landen zijn met een Nederlandse vergunning chemicaliën geleverd? Welke van deze landen is niet lid van de Organisation for the Prohibition of Chemical Waepons (OPCW) of heeft het Verdrag niet geratificeerd? Waarom levert Nederland als gastheer van het OPCW nog steeds chemicaliën aan landen die niet deelnemen?
In de maandoverzichten bij de tab dual use goederen op de website www.exportcontrole.ez.nl zijn gegevens over alle afgegeven vergunningen opgenomen voor de uitvoer van als strategische goederen bestempelde chemicaliën. Zoals uit die overzichten blijkt had slechtséén zending als eindbestemming een land dat het Verdrag chemische wapens niet heeft ondertekend of ertoe is toegetreden, namelijk Syrië. Het betreft de uitvoer van triethanolamine, een lijst 3-stof. Als het om lijst 3-stoffen gaat, is het onder de bepalingen van het Verdrag chemische wapens onder voorwaarden, waaronder de aanwezigheid van een verklaring omtrent het exacte eindgebruik, toegestaan om deze te leveren aan een niet bij het verdrag aangesloten land. Aanvragen voor uitvoer van lijst 2-stoffen naar landen die geen partij zijn bij het Verdrag worden op basis van het verbod op overdracht naar niet-partijen vanzelfsprekend niet gehonoreerd.
Zijn er in 2008 vergunningen voor financieel verkeer voor militaire goederen afgegeven en zo ja aan welke landen en voor welke goederen?
Ja. Het betrof in de eerste helft van 2008 vergunning 27 766 579 naar Turkije voor radar- en communicatieapparatuur gerelateerde goederen voor het Integrated Maritime Surveillance System (IMSS) van de Turkse marine, vergunning 27766560 naar Turkije voor delen ten behoeve van hetzelfde IMSS en vergunning 27756719 naar Oekraïne voor infrarood nachtkijkers (zie ook antwoord 34). Nadien zijn nog vergunningen financieel verkeer afgegeven voor een deel van de motor van een F-16 naar Indonesië en wederom voor delen ten behoeve van het eerder genoemde IMSS van de Turkse marine.
Welke vergunningaanvragen zijn afgewezen op basis van criterium acht?
Criterium 8 is geen zogenaamd verbodscriterium, zoals de criteria 1 t/m 4. Het komt dan ook hoogst zelden voor dat een aanvraag op criterium 8 wordt afgewezen. Er is de afgelopen jaren slechts één vergunningaanvraag afgewezen mede op basis van criterium 8. Dit betrof een aanvraag voor radarvuurleidingsystemen naar Georgië. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 20 inzake het wapenexportbeleid 2007 (Kamerstuk 22 054, nr. 143, d.d. 1 december 2008), was de overweging voor wat betreft de afwijzing op criterium 8 hierbij, dat de voorgenomen transactie niet aansloot bij de economische capaciteit van het land.
Bent u bereid bij het vergunningenoverzicht voortaan de eindgebruiker te melden?
Om redenen die meer uitvoerig zijn toegelicht in het antwoord op een eerdere vraag (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2006–2007, 22 054, nr. 117, vraag 24), geef ik er de voorkeur aan om dat in geval van militaire goederen niet te doen. Bij vergunningen voor de uitvoer van militaire goederen is het uitgangspunt dat die goederen bestemd zijn voor de strijdkrachten van het land van eindbestemming. Als er aanleiding is om aan te geven dat niet de strijdkrachten maar er een andere eindgebruiker aan de orde is, zal dit veelal in de ruimte die beschikbaar is voor de goederenomschrijving worden vermeld. Voorts worden bijzondere eindgebruikers ook wel vermeld bij de statistieken van het jaarrapport door middel van noten bij de tabellen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in het jaarrapport over 2006, waar expliciet werd vermeld dat de vergunningen op Oeganda en Soedan betrekking hadden op de levering van veerponten, opgebouwd uit voor militair gebruik ontworpen pontons, aan de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN.
Bent u bereid voortaan een overzicht van catch-all beschikkingen die zijn opgelegd voor de uitvoer van niet-strategische goederen bij het halfjaarlijks en jaarlijks overzicht aan te leveren?
Nee, dat zou onlogisch zijn in een rapportage over het wapenexportbeleid. De halfjaarlijkse cijfermatige rapportage en de jaarrapporten zijn immers gewijd aan de uitvoer van militaire goederen, de afgifte van vergunning daarvoor en de daaraan voorafgaande toetsing aan de criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB, voordien de EU Gedragscode inzake wapenexport. De zogenaamde catch-all beschikkingen zijn gegrond op een vangnetbepaling uit de Europese Dual-Use Verordening, Vo. (EG) nr. 1334/2000, en hangen in die zin samen met het non-proliferatiebeleid. Dat laat onverlet dat de regering wel bereid is om de Kamer al dan niet vertrouwelijk over de opgelegde catch-all beschikkingen te informeren en zulks ook al meermalen gedaan heeft. In het openbaar is dat laatstelijk gebeurd in het Kamerstuk van Vergaderjaar 2008–2009, 22 054, nr. 143, antwoord 2, en voordien al eens als bijlage bij de beantwoording van vragen van het toenmalige lid Karimi, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1464.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is bij het OM, waar u recent aan de Kamer in antwoorden op vragen van het lid Van Velzen1. Over meldde dat het OM reeds doende is het FFCD te bezien op aanknopingspunten voor strafrechtelijk onderzoek ten aanzien van andere personen en bedrijven dan de heer Van A, KBS en Melchemie?
De minister van Justitie heeft mij het volgende laten weten. Het OM heeft de bestudering van het FFCD-rapport afgerond. Het OM heeft geconstateerd dat de in het rapport aangetroffen leveringen van Nederlandse bedrijven (of bedrijven met een mogelijk Nederlandse link) goederen betreffen die voor meerdere doeleinden – waaronder de productie van gifgas – gebruikt kunnen worden. Gezien de hoge eisen die worden gesteld aan de bewijslast – af te leiden uit met name de strafzaak tegen Van A – met betrekking tot causaliteit, kennis en opzet komt het OM tot de conclusie dat geen realistisch uitzicht bestaat op een effectief strafrechtelijk onderzoek dat kan leiden tot een vervolgbare zaak met een redelijke kans op een veroordeling.
Voor strafbare medeplichtigheid is vereist dat de goederen moeten zijn gebruikt voor de productie van gifgas dat vervolgens daadwerkelijk is ingezet in de strijd. Deze gegevens zijn niet af te leiden uit het FFCD-rapport. Gezien het tijdsverloop (ruim 20 jaar) en het feit dat niet te verwachten valt dat van de Irakese autoriteiten nadere informatie verkregen zal (kunnen) worden, bestaan apert onvoldoende onderzoeksmogelijkheden om voldoende bewijs te kunnen leveren dat de geleverde stoffen daadwerkelijk zijn gebruikt voor de productie van gifgas, dat het aldus geproduceerde gifgas ook daadwerkelijk is ingezet, waar en wanneer dit is ingezet en met welke gevolgen.
Wordt de Kamer nog steeds telkens geïnformeerd over het afstoten van militair materieel? Zo nee, waarom niet?
De Kamer wordt op grond van de motie Van den Doel c.s. d.d. 17 december 1996 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 22 054, nr. 24) over de verkoop van overtollige wapensystemen geïnformeerd.
Kunt u specificeren wat voor wapens, wat voor munitie en wat voor goederen geleverd zijn aan de volgende landen: Brunei, Egypte, Israël, India, Indonesië, Jemen, Jordanië, Libanon, Maleisië, Pakistan, Katar, Saoedi-Arabië, Singapore en Turkije?
De maandoverzichten die op de website www.exportcontrole.ez.nl zijn gepubliceerd geven per afgegeven vergunning voor de uitvoer van militaire goederen ondermeer het land van bestemming en een beschrijving van de betrokken goederen. Wanneer het munitie betreft, wordt in beginsel ook vermeld van welk kaliber die munitie is. Met gebruikmaking van die openbare informatie heeft Campagne tegen Wapenhandel bijvoorbeeld in december 2008 een «Analyse Nederlandse wapenexportvergunningen 2007» opgesteld, waarin ook per land van bestemming een opsomming van de goederen wordt gemaakt. Aangenomen mag worden dat Campagne tegen Wapenhandel dit na het verschijnen van het jaarrapport over 2008 weer zal doen. Niettemin zijn in het antwoord op vraag 67 ook nog eens de leveranties op genoemde landen opgesomd waarvoor in de eerste helft van 2008 een uitvoervergunning werd afgegeven.
Kunt u van de volgende landen aangeven welke mensenrechtenschendingen recent zijn vermoed of vastgesteld: Brunei, Egypte, India, Indonesië, Israel, Jemen, Jordanië, Libanon, Maleisië, Pakistan, Katar, Saoedi-Arabië, Singapore en Turkije?
In het Mensenrechtenrapport 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 263, nr. 27) wordt vanaf pagina 84 tot en met pagina 120 de actuele mensenrechtensituatie in regio’s en een groot aantal afzonderlijke landen beschreven. Brunei, Maleisië en Singapore zijn daarin niet apart opgenomen. Ten aanzien van Brunei bestaan er niettemin wel enige zorgen over de vrijheid van religie, van vereniging en van meningsuiting en vormen de gelijke behandeling van vrouwen en de arbeidsrechten van buitenlandse werknemers een aandachtspunt. Ten aanzien van Maleisië kan gesteld worden dat er zorg bestaat over met name het arrestatiebeleid van de politie en het eigendomsrecht van de inheemse volken, maar wordt niet gesproken van ernstige schendingen. Ook is er geen relatie tussen de zorgpunten en de Maleisische strijdkrachten. Waar het Singapore betreft, zijn geen mensenrechtenschendingen bekend, maar is de doodstraf niet afgeschaft.
Kunt u bij elk van de genoemde landen onderbouwen dat de geleverde wapens, munitie of goederen op geen enkele wijze bijdragen aan mensenrechtenschendingen?
In de eerste helft van 2008 zijn uitvoervergunningen voor de volgende transacties verstrekt:
Brunei: Het ging om radarvuurleidingsystemen voor de marine, die naar hun aard niet in verband gebracht worden met interne repressie of schending van mensenrechten.
Egypte: Het betrof delen van radarvuurleidingsystemen voor de marine, die niet in verband gebracht wordt met schending van mensenrechten, en betrof in een ander geval productietechnologie voor delen van een vervolgens weer in Nederland te integreren nachtzichtvizier.
India: Het betrof delen van rondzoekradarsystemen voor de marine, die niet in verband gebracht wordt met schending van mensenrechten, delen van vliegtuigmotoren en enkele optische componenten voor laser range finders. De aard van de goederen gaf geen aanleiding te veronderstellen dat sprake was van een risico dat de goederen zouden worden ingezet voor schending van mensenrechten of binnenlandse onderdrukking.
Indonesië: Het ging om een tweetal korvetten en radarapparatuur voor de marine, die niet in verband gebracht wordt met schending van mensenrechten.
Israël: Het ging om kabels voor een onderwater sonarsysteem voor de marine, die niet in verband gebracht wordt met schending van mensenrechten.
Jemen: Het betrof onderdelen ter reparatie van reeds aanwezige militaire voertuigen voor de landmacht.
Jordanië: Het betrof nachtzichtkijkers met bijbehorende «helm mounts» ten behoeve van Jordaanse troepen in Afghanistan. De aard van de goederen gaf geen aanleiding te veronderstellen dat sprake was van een risico dat de goederen zouden worden ingezet voor schending van mensenrechten.
Libanon: Het ging om een schenking van militaire vrachtwagens ter versterking van de logistieke capaciteit van het Libanese leger, als steun aan de regering voor het creëren van een stabiel en veilig Libanon. Het wapenembargo van de VN en van de EU gold niet voor levering van materieel of diensten die geautoriseerd waren door de Libanese regering of UNIFIL.
Maleisië: Het betrof delen van maritieme radar- en C3-systemen voor de marine en nachtzichtkijkers. De strijdkrachten worden niet in verband gebracht met mensenrechtenschendingen.
Pakistan: Het ging om modificatie kits voor F-16’s van de luchtmacht, waarover in het antwoord op vraag 37 meer vermeld is. De aard van de goederen, in relatie tot de eindgebruiker, gaf geen aanleiding te veronderstellen dat sprake was van een risico dat de goederen zouden worden ingezet voor schending van mensenrechten.
Qatar: Het ging om delen van radar- en luchtafweersystemen. De aard van de goederen gaf geen aanleiding te veronderstellen dat sprake was van een risico dat de goederen zouden worden ingezet voor schending van mensenrechten.
Saoedi-Arabië: Het betrof communicatiehelmsets voor gebruik in militaire voertuigen, waarvoor geen aanleiding bestond om te veronderstellen dat deze zouden worden ingezet voor het type schending van mensenrechten waarover zorgen bestaan ten aanzien van dat land. Abusievelijk is in de rapportage over de eerste helft van 2008 een doorvoermelding als uitvoervergunning opgenomen. Dit betrof een zending van vizierkijkers ter waarde € 150 000,– waarvoor de Amerikaanse exportcontrole autoriteiten een vergunning af hadden gegeven voor gebruik bij jacht en sport. In het jaarrapport 2008 zal de waarde bij Saoedi-Arabië en het effect daarvan op de totalen gecorrigeerd worden.
Singapore: Het ging om delen en software modules voor radarapparatuur van de marine, die niet in verband gebracht wordt met schending van mensenrechten, en om een explosieve stof voor civiel gebruik.
Turkije: Het betrof overwegend delen van radar- en C3-systemen voor de marine, die niet in verband gebracht wordt met schending van mensenrechten, enkele onderdelen voor reparatie van reeds aanwezig materieel van landmacht en luchtmacht en één pistool (voor privégebruik).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Nicolaï (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).
(http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P6-TA-2008-0603+0+DOC+XML+V0//EN〈uage=EN#BKMD-29)
(El Comercio/DPA, 23 december 2008 – http://elcomercio.com/solo_texto_search.asp?id_noticia=158056& anio=2008&mes=12&dia=23), dan wel Ecuador («Ecuador agrees to buy ex-Chilean Leopard 1V tanks», Jane’s Defence Weekly, 14 januari 2009).
http://www.ez.nl/Onderwerpen/Internationaal_ondernemen/Exportcontrole_strategische_goederen/Militaire_goederen/Maandrapportages_militaire_goederen_2008/Maandrapportage_militaire_goederen_maart_ 2008
http://www.ez.nl/Onderwerpen/Internationaal_ondernemen/Exportcontrole_strategische_goederen/Militaire_goederen/Maandrapportages_militaire_goederen_2008/Maandrapportage_militaire_goederen_januari_2008
http://www.ez.nl/Onderwerpen/Internationaal_ondernemen/Exportcontrole_strategische_goederen/Militaire_goederen/Maandrapportages_militaire_goederen_2008/Maandrapportage_militaire_goederen_mei_ 2008
http://www.ez.nl/Onderwerpen/Internationaal_ondernemen/Exportcontrole_strategische_goederen/Militaire_goederen/Maandrapportages_militaire_goederen_2008/Maandrapportage_militaire_goederen_januari_ 2008
http://www.ez.nl/Onderwerpen/Internationaal_ondernemen/Exportcontrole_strategische_goederen/Militaire_goederen/Maandrapportages_militaire_goederen_2008/Maandrapportage_militaire_goederen_april _2008
http://www.ez.nl/Onderwerpen/Internationaal_ondernemen/Exportcontrole_strategische_goederen/Militaire_goederen/Maandrapportages_militaire_goederen_2008/Maandrapportage_militaire_goederen_mei_ 2008
http://www.ez.nl/Onderwerpen/Internationaal_ondernemen/Exportcontrole_strategische_goederen/Militaire_goederen/Maandrapportages_militaire_goederen_2008/Maandrapportage_militaire_goederen_februari _2008
AI Public Briefing – AI Index: ASA 11/004/2008 3 April 2008; Afghanistan: arms proliferation fuels further abuse.
Small Arms Ammunition Fund Management in Support of the Global War on Terror, Report No. D-2009-006, The Department of Defense Office of the Deputy Inspector General for Auditing, 20 oktober 2008.
(2: «GAO Reports 190,000 U.S. Arms Unaccounted for in Iraq», Subcommittee on National Security and Foreign Affairs, 6 september 2007, http://www.gao.gov/docsearch/abstract.php?rptno=GAO-07-711)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22054-146.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.