22 054
Wapenexportbeleid

nr. 130
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2007

Naar aanleiding van de brief (dd. 16 oktober 2007 (Kamerstuk 22 054, nr. 127)) van de staatssecretaris van Defensie met betrekking tot de verkoop van onderdelen van het HAWK PIP II luchtverdedigingssyteem aan Israël, heb ik het genoegen u nader te informeren omtrent het besluit in te stemmen met deze transactie.

In verband met de omstandigheden in het Midden-Oosten – in het bijzonder het Israëlisch-Palestijnse conflict alsmede het conflict met Hezbollah in Libanon – heeft Nederland een zeer restrictief wapenexportbeleid jegens Israël. De Nederlandse regering heeft zorgen omtrent de regionale situatie, interne spanningen en de mensenrechtensituatie, maar erkent tegelijkertijd, conform het VN-Handvest, het Israëlische recht op zelfverdediging. Er is geen sprake van een wapenembargo op dit land. Nederland voert in beginsel geen wapens uit naar conflictgebieden. In beginsel – want conform de Europese afspraken met betrekking tot wapenexport, dient elke transactie op individuele basis te worden getoetst, waarbij de eindgebruiker en het eindgebruik van de goederen moet worden betrokken, alsmede de aard van het te exporteren goed. Zoals uit de aan uw Kamer aangeboden Jaarapportages Wapenexportbeleid blijkt, zijn er transacties met bestemming Israël, waarvan de regering na een zorgvuldige beoordeling heeft geconcludeerd dat afgifte van een uitvoervergunning verantwoord was.

De door de staatssecretaris van Defensie gemelde transactie is in een vroeg stadium aan mijn ministerie voorgelegd voor een buitenlandspolitiek advies. De transactie is zorgvuldig getoetst aan alle criteria van het wapenexportbeleid, met de nadruk op criteria twee (mensenrechten), drie (interne spanningen) en vier (handhaven vrede, veiligheid en stabiliteit in de regio). Over deze criteria wil ik opmerken dat het HAWK luchtafweersysteem naar zijn aard niet geschikt is voor inzet bij mensenrechtenschendingen. Het is ook niet aannemelijk dat deze systemen zullen worden gebruikt in het Israëlisch-Palestijnse conflict, noch dat de systemen worden ingezet tegen de palestijnse burgerbevolking.

De Palestijnse strijdgroepen beschikken niet over militair materieel waartegen onderhavige systemen zouden kunnen worden gebruikt: vliegtuigen, UAVs en raketten. Bovendien past levering van deze goederen, gelet op de dreigingsanalyse voor Israël, binnen de legitieme veiligheidsbehoefte van dat land, zonder dat de levering een negatieve invloed op de regionale stabiliteit zal hebben.

De regering heeft dan ook geconcludeerd dat deze transactie past binnen het restrictieve Nederlandse wapenexportbeleid jegens Israël.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhage

Naar boven