22 054
Wapenexportbeleid

22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 125
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 september 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 en de vaste commissie voor Defensie3 hebben op 4 juli 2007 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken over:

– de rapportages over wapenexport 2005 en het eerste halfjaar 2006 (22 054, nrs. 97, 108, 115);

– het advies bij fiche: Verordening exportcontrole voor goederen voor tweeërlei gebruik (22 112-507, fiche nr. 1).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Van Velzen (SP) wijst erop dat de Nederlandse regering zegt geen wapens te hebben geleverd waarmee opstanden in de zuidelijke provincie van Thailand konden worden neergeslagen. Toch heeft zij op internet foto’s gevonden van de in september 2006 in Thailand gepleegde coupe, waarop een M-60 tank te zien is. Daarvan heeft Nederland de onderdelen geleverd. Zijn de bewindslieden ermee eens dat dit nooit had mogen gebeuren?

Hoe kan het dat in 2006 toestemming voor doorvoer van een flinke lading traangasgranaten aan Kazachstan is gegeven? Zou Nederland een exportvergunning afgeven voor een directe levering van traangasgranaten aan Kazachstan? Zo nee, waarom zou Nederland doorvoer daarvan dan wel toestaan? Zelfs landen zoals Frankrijk eisen voor doorvoer van materieel een vergunning, zelfs al is dat afkomstig uit bevriende EU-lidstaten of van NAVO-bondgenoten. Nederland zou een dergelijke vergunningplicht voor doorvoer ook moeten invoeren.

Door een fout in de communicatie tussen ambtenaren heeft Nederland in 2006 ook 2800 traangasgranaten naar Oeganda, een land dat het met de mensenrechten niet zo nauw neemt, doorgevoerd. Dit mag niet meer gebeuren. Eerder is door gebrekkige communicatie ook een schip met 91 containers vol tankonderdelen naar Eritrea kunnen varen. Waarom heeft het kabinet deze misser niet aan de Kamer gemeld ondanks de vragen die zij daarover had gesteld? Welke conclusie verbindt het kabinet eraan dat door deze misser waarschijnlijk veel bloed is gevloeid?

In strijd met het achtste criterium van de EU-Gedragscode voor wapenuitvoer is er sinds 2000 een constante stroom van wapenonderdelen ter waarde van 26 mln. naar Bangladesh. Zijn de bewindslieden bereid, deze stroom te stoppen?

Het Nederlandse wapenexportbeleid is niet zo waterdicht als zou moeten. Is de staatssecretaris bereid om de EU-Gedragscode strikt na te leven?

Nederland handelt in tweedehands wapentuig om de kas van Defensie te spekken, maar dat mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid van het wapenexportbeleid. Tanks, fregatten en F-16’s hadden dus niet aan Chili mogen worden verkocht, want dat land doet mee aan een wapenwedloop. Willen de bewindspersonen de oude gewoonte in ere herstellen om de Kamer twee weken voor een eventuele verkoop van tweedehands materieel te informeren?

Wil de minister voor Buitenlandse Zaken in het verlengde van het door hem afgekondigde moratorium op het gebruik van clustermunitie ook een verbod op of een vergunningplicht voor doorvoer van clusterwapens instellen?

Waarom is Nederland geen voorstander van strafbaarstelling in geval van overtreding van de bepalingen in de Verordening exportcontrole van goederen voor tweeërlei gebruik? Waarom vervangt Nederland de vergunningplicht voor intracommunautaire handel in bijvoorbeeld nucleaire goederen door een meldplicht, juist in deze tijd?

Wil de staatssecretaris ervoor zorgen dat de overzichten van wapenuitvoer en -doorvoer, die omwille van transparantie op internet worden gepubliceerd, worden bijgewerkt? Dat is al een jaar niet gebeurd. Wil hij ook een veld «eindgebruiker» naast «eindbestemming» invoegen? Wil hij ook een eindbestemmingsverklaring voor componenten eisen om te voorkomen dat componenten die bijvoorbeeld aan de VS zijn geleverd, in Nepal, verstopt in Patriots, opduiken?

Willen de bewindslieden zich aan de door minister Hirsch Ballin gedane toezegging houden en de informatie over de leverantie van chemicaliën aan Irak in de jaren tachtig, waar drie maal om is verzocht met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), aan de Kamer zenden?

Op grond van het Verdrag van Ottawa mogen Nederlanders niet in landmijnen handelen, maar er wel via pensioenfondsen, banken en verzekeringen in investeren. Willen de bewindslieden dit in overleg met het ministerie van Financiën verbieden?

De heer Roland Kortenhorst (CDA) vraagt hoe de bewindslieden de gelijkheid van het speelveld in de Europese Unie met het oog op de EU-Gedragscode beoordelen en op welke terreinen zij de grootste verschillen zien.

Een Europese defensie-industrie is veel goedkoper dan een defensie-industrie per lidstaat. Het is dus goed dat het plan bestaat om een European Defense Agency op te richten en dat de staatssecretaris naar een normale, open defensie-industrie streeft. Wil de hij voorbeelden geven van landen met een normale, open defensie-industrie? Wil hij ook toezeggen dat Nederland zijn markt niet openstelt voordat bewezen is dat andere lidstaten hun eigen defensie-industrie niet voortrekken?

Wat hebben de bewindslieden met de Nederlandse marinebouwcluster voor? Vinden zij ook dat die het vanwege haar prestaties verdient om verdedigd te worden, ook al kampt de EU met overcapaciteit in de marinebouw?

Aan de hand van welke criteria zijn landen zoals Cambodja, Oekraïne, Indonesië en de Economic Community of West African States (ECOWAS) geselecteerd om mee te doen aan projecten, gericht op de beheersing van kleine wapens?

Het is goed dat Nederland een actieve voortrekkersrol in de opstelling van het internationale wapenhandelsverdrag (ATT) speelt en dat steeds meer EU-lidstaten dat steunen. Als dat verdrag eenmaal is gesloten, ontstaat er wereldwijd een gelijk speelveld. Wat is de stand van zaken? Welke landen liggen dwars? Welke andere hindernissen zijn er? Wat wordt er gedaan om die te nemen?

95% van de wapenvoorraad is terug te vinden in het internationale wapenregister. De 5% die daar niet in staat, is het schadelijkst; de beheerders ervan het gevaarlijkst. Welk beleid wordt er in de wereld gevoerd om die 5% geregistreerd te krijgen? Wie proberen dat gedaan te krijgen?

De heer Van Baalen (VVD) merkt op dat het niet verboden is om wapens te vervaardigen en te exporteren omdat landen het recht hebben om zichzelf te verdedigen. Zij moeten zich wel aan enkele regels houden. Een wapenembargo moet dus ook strikt worden nageleefd. Dat is alleen mogelijk als het internationaal is opgelegd. Vinden de bewindslieden ook dat het wapenembargo tegen de Volksrepubliek China moet worden gehandhaafd ondanks het negatieve advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)?

Vrijwillige gedragscodes zijn problematisch omdat landen ze naar believen kunnen uitvoeren en daardoor al gauw een ongelijk speelveld ontstaat. Bindende, onafhankelijk getoetste gedragscodes zijn dus de oplossing.

De eigen industrie mag niet op achterstand worden gezet op vlakken waarop export is toegestaan. Willen de bewindslieden een interne gedragslijn formuleren aan de hand waarvan het bedrijfsleven goed en bijtijds wordt geïnformeerd over het internationale wapenexportregime en daaruit voortvloeiende Nederlandse wet- en regelgeving, zodat het bedrijfsleven daarop kan anticiperen?

De heer Van Dam (PvdA) merkt op dat China vanwege het wapenembargo geen wapens geleverd krijgt, omdat in dat land mensenrechten worden geschonden, maar Egypte wel, zij het wapens waarmee de bevolking alleen indirect onderdrukt kan worden, zoals pantservoertuigen, terwijl in dat land ook mensenrechten worden geschonden. Dit zou vanwege het tweede criterium van de EU-Gedragscode, houdende dat mensenrechten worden gerespecteerd in een ontvangend land, niet mogen gebeuren. Het wapenembargo is kennelijk gebaseerd op een ruimere interpretatie van dat zelfde criterium. Vinden de bewindslieden ook dat dit moet worden aangescherpt? Vinden zij ook dat het überhaupt leveren van wat voor een wapens dan ook aan een land waar mensenrechten worden geschonden, steun aan dat land impliceert? Wat is de stand van zaken in het juridisch bindend verklaren van de EU-Gedragscode? Zolang er geen internationale, juridisch bindende instrumenten zijn, moet het kabinet goed nagaan of Nederland niet indirect steun verleent aan «foute» landen. De levering van traangasgranaten aan Kazachstan was met het oog daarop verkeerd. Daarom moet er ook voor doorvoer van wapens een vergunningplicht worden ingevoerd. Is het kabinet het hiermee eens?

Het wapenembargo tegen China moet worden gehandhaafd, want China onderdrukt delen van de Chinese en de gehele Tibetaanse bevolking. Bovendien levert China wapens aan Soedan en ondersteunt China het regime in Zimbabwe. Hoe verloopt de discussie over het aan China opgelegde wapenembargo binnen de EU?

Hoe staat het met de opstelling van het ATT? Welke landen liggen dwars?

Componenten mogen niet worden uitgevoerd als zij worden verwerkt in wapens, te leveren aan landen waaraan Nederland geen wapens levert. Nederland moet dan ook om een eindbestemmingsverklaring vragen. Waarom zou Nederland dat niet kunnen doen als landen zoals de VS een dergelijke eis wel aan Nederland kunnen stellen?

Hoe kan het dat Nederland traangasgranaten aan Oeganda heeft geleverd? Wat doet de regering om dit voortaan te voorkomen en om het toezicht waterdicht te maken?

Is de regering bereid om wetgeving op te stellen op grond waarvan Nederlandse makelaars die in het buitenland opereren en zich daarbij niet aan de Nederlandse regelgeving houden, kunnen worden vervolgd?

Wil de regering er ten slotte op toezien dat er vanuit Nederland niet in clustermunitie wordt gehandeld?

De heer Vendrik (GroenLinks) vraagt of de bewindslieden de rapportage over de tweede helft van 2006 op korte termijn aan de Kamer willen sturen en of zij een nader standpunt inzake de aanscherping van het Nederlands wapenexportbeleid en inzake de criteria in de EU-Gedragscode willen innemen. Die criteria geven ruimte tot interpretatie.

De hoeksteen van het buitenlands en dus ook economisch beleid van deze regering is terugdringing van wapenhandel, -productie en -gebruik, al is er natuurlijk geen sprake van wapengebruik als er geen wapens worden geproduceerd en verhandeld. Nederland bepleit terugdringing van wapenproductie en -handel binnen de EU en de VN. Dit komt ook duidelijk tot uiting in het Nederlandse wapenexportbeleid ten aanzien van bepaalde landen.

Neemt de regering de leveranties van wapens aan China, Oeganda, Thailand, Egypte, Kazachstan en Eritrea politiek voor haar rekening of vindt zij ook dat er fouten zijn gemaakt?

Beleid dat in het teken van conflictpreventie, de bevordering van mensenrechten enzovoort staat, betekent niets zonder terugdringing van wapenhandel en -productie. Bij het uitbreken van de eerste Golfoorlog heeft de GroenLinks-fractie de regering dan ook uitvoerig bevraagd over wat zij in de jaren tachtig heeft gedaan om de export naar Irak te voorkomen van wapens waarvoor een vergunning had moeten worden aangevraagd: chemische bestanddelen, maar ook nachtzichtkijkers. Saddam Hoessein heeft zijn gang kunnen gaan omdat zijn land door Engelsen, Duitsers, Fransen, maar ook door Nederlanders is volgestopt met wapens. Wil de regering hier alsnog volledig openheid over geven?

Want vindt de regering van de verordening ten aanzien van handel in dual-usegoederen, die in de maak is? Wat is de stand van zaken? Doorvoer van dergelijke goederen is dankzij een hiaat in de Nederlandse wapenexportwetgeving mogelijk. Wil het kabinet toezeggen dat het hiervoor een vergunning verplicht gaat stellen? Wil het kabinet voor de levering van Nederlandse componenten, te gebruiken in militaire goederen, ook een eindbestemmingsverklaring verplicht stellen?

Is het niet logisch dat Nederland de vergunningplicht voor handelaars tot alle typen wapentransacties uitbreidt, ook die waarbij het Nederlands territorium niet wordt aangedaan? Steunt Nederland de VN-werkgroep die zich met wapenmakelaardij bezighoudt?

Het verbod op clustermunitie is niet totaal, maar zou dat wel moeten worden. Draagt de Nederlandse regering ook de gevolgen ervan door te verbieden dat pensioenfondsen en banken in bedrijven beleggen die clustermunitie maken?

De heer Graus (PVV) leest in de brief van de minister dat een belangrijk onderdeel van de verordening is dat de lidstaten moeten voorzien in de strafbaarstelling van iedere ernstige schending van die verordening. De individuele lidstaten mogen dus bepalen hoe hoog de straf wordt. Is de staatssecretaris bereid om in overleg met de betrokken ministers minimumstraffen in te voeren? Maximumstraffen hebben geen zin, want die worden zelden tot nooit opgelegd.

Hoe staat het met de kwantiteit en kwaliteit van de controleurs van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische Controle Dienst (FIOD-ECD) en van de douanebeambten, die nu de bevoegdheid krijgen om op te treden tegen onrechtmatige uit- en doorvoer van dual-usegoederen? Zijn er wel meer en betere controleurs dan bij de Algemene Inspectiedienst (AID)?

Hoe wil het kabinet de bevoegdheid tot onderhandelen met derde landen controleren, gezien het feit dat er wordt gehandeld op basis van goed vertrouwen? Is het niet naïef om daarvan uit te gaan in tijden van oorlog en terrorisme?

De gemeenschappelijke handelspolitiek behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de EU. Kan Nederland genoeg druk uitoefenen om te voorkomen dat EU-lidstaten met bepaalde landen handel drijven?

Meldingsplicht in plaats van vergunningplicht is geen goed idee, ondanks dat de administratieve lasten erdoor worden verlicht. Dit gaat namelijk ten koste van de nationale en internationale veiligheid. Waarom heeft de staatssecretaris voor dit beperkte controlemiddel gekozen? Heeft hij alle veiligheidsaspecten in acht genomen?

Is de regering bereid om desnoods unilateraal, los van VN-resoluties, een totaal wapenexportverbod naar landen die dictatoriaal bestuurd worden, zich direct of indirect schuldig maken aan terroristische activiteiten of daar steun aan verlenen, uit te vaardigen? Zo ja, dan zou het kunnen gaan om een exportverbod naar Iran, Syrië, Egypte, Saoedi-Arabië, Jordanië en de Golfstaten, kortom: het gehele Midden-Oosten behalve Israël. Dit geldt ook voor Cuba, Noord-Korea en Zimbabwe, eveneens dictaturen. Wapenexport naar overige landen zou eigenlijk alleen met afgifteplicht van een eindgebruikersverklaring mogen geschieden om te voorkomen dat wapens via doorvoer alsnog in dictatoriaal bestuurde landen terechtkomen.

Antwoord van de bewindslieden

De staatssecretaris van Economische Zaken vestigt er de aandacht op dat voor dit algemeen overleg is besloten om niet over de strategische positionering van de Nederlandse defensie-industrie binnen de EU en het level playing field te spreken. Hij zal dus nauwelijks ingaan op de vragen van de heer Kortenhorst. De minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Defensie kunnen hier in een ander overleg beter op antwoorden.

De rapportage over de tweede helft van 2006 wordt op korte termijn na dit algemeen overleg aan de Kamer gestuurd. Nederland loopt voorop qua openheid over zijn wapenexportbeleid. Er is kritiek geweest omdat de maandstaten te laat op de website werden gepubliceerd, maar de informatie over export en doorvoer in de tweede helft van 2006 is klaar voor publicatie en die over dual-usegoederen wordt in september aanstaande gepubliceerd.

De staatssecretaris vindt het belangrijk dat Nederland exporteert, maar denkt wel na over hoe en aan welke landen dat gebeurt. Het Handvest van de VN stelt ook duidelijk dat landen recht hebben op verdediging. Daarvoor hebben zij wapens nodig, dus ook wapenproductie en -export. Zonder export kan de Nederlandse defensie-industrie niet overleven, dus die wordt niet verboden, maar wel naar behoren getoetst aan alle acht de criteria uit de EU-Gedragscode. Nederland wil nadrukkelijk voorkomen dat Nederlandse militaire goederen bijdragen aan het ontstaan of aanwakkeren van conflicten. In 2005 was de Nederlandse Staat zelf de grootste exporteur van militaire goederen; het afstoten van oud defensiemateriaal leverde meer dan de helft van de vergunningswaarde op. Ook in de eerste helft van 2006 was de Staat de grootste exporteur. In 2007 en 2008 zal dit weer het geval zijn dankzij de aanhoudende wens van de Nederlandse regering om defensiemateriaal af te stoten.

De uitgangspunten voor doorvoer zijn helder: de overheid grijpt in, hetzij zodra zij vermoedt dat inbreuk wordt gedaan op wapenembargo’s of denkt dat Nederland daarvoor wordt gebruikt, hetzij omdat zij van mening is dat de exportcontrole van andere landen onder de maat is, hetzij omdat informatie ontbreekt. Het werk van NAVO-bondgenoten en EU-partners doet de Nederlandse overheid nooit over, want zij gaat ervan uit dat die volwaardige exportcontrolesystemen, deskundigheid en informatie bezitten. Om die reden volstaat in haar ogen de meldplicht. Die helpt bij het zicht houden op doorvoerstromen via Nederland en op omleiding of omzeiling. Informatie is niet genoeg; toezicht is nodig om na te gaan of de meldplicht en het vergunningstelsel effectief zijn. Daarom mag de douane de doorvoer, de meldplicht en de vergunningen gerichter gaan controleren en dus strenger gaan handhaven. Als de meldplicht niet effectief genoeg blijkt te zijn, worden, zo mogelijk, elementen van de doorvoerbepaling aangepast.

Op 1 januari 2008 treedt de nieuwe, strengere Algemene douanewet (Adw) waarschijnlijk in werking. Daarin zullen nieuwe bepalingen ter vervanging van de huidige In- en uitvoerwet staan. De staatssecretaris is voornemens om geen onderscheid meer te maken tussen snelle en langzame doorvoer en om voor beide vormen een vergunningplicht in te stellen. Voor snelle doorvoer geldt nu een meldplicht, voor langzame een vergunningplicht. Voor doorvoer van/naar NAVO-bondgenoten en EU-partners en doorvoer zonder aanlanding wordt geen vergunningplicht ingevoerd. Wel worden bondgenoten aangesproken op situaties waar Nederland minder blij mee is. Nederland kan de meldplicht voor bondgenoten ad hoc in een vergunningplicht omzetten als het vermoeden rijst dat de goederen naar een andere bestemming worden doorgevoerd dan waarvoor de bondgenoot de vergunning heeft afgegeven. Dat heet omzeilen. De vergunningplicht voor zowel snelle als langzame doorvoer is ingevoerd dankzij de lering die is getrokken uit de ongelukkige incidenten, zoals het schip met wapentuig dat vanuit België via Rotterdam naar Eritrea heeft kunnen vertrekken en de doorvoer van traangasgranaten naar Oeganda, die overigens niet door een beoordelingsfout over de uitwerking, maar een fout in de doorvoervermelding kon plaatsvinden. Er zijn slechts drie ongelukkige gevallen op zo’n 4000 zaken. Zij zijn reden tot zorg, maar duiden niet op structurele tekortkomingen in de controle. Het grote verschil tussen Nederland en andere landen is dat Nederland niets onder stoelen of banken steekt. De extra werkafspraken op het terrein van handhaving met de douane zijn niet gemaakt omdat de staatssecretaris vond dat de controle structureel te kort schoot, maar om het geringe aantal ongelukkige incidenten verder te reduceren.

De staatssecretaris zegt toe, schriftelijk terug te komen op het door zijn ambtsvoorganger toegezegde onderzoek naar de regels voor doorvoer die andere landen, ook bondgenoten, hanteren. Hij zal dan ook duidelijk maken welke gevolgen de uitkomst ervan voor de nieuwe Adw heeft.

Door een menselijke fout bij de vergunningsdienst van Economische Zaken is ondanks een negatief advies van Buitenlandse Zaken toch een vergunning afgegeven voor de leverantie van pantservoertuigonderdelen aan Thailand. Naar aanleiding van dit incident is de procedure anderhalf jaar geleden in die zin aangescherpt dat verleende vergunningen tegenwoordig door een tweede ambtenaar dienen te worden getekend. De kans op herhaling van een dergelijk incident is hierdoor gereduceerd.

In het kader van de doorvoerregels wordt onderscheid gemaakt tussen land van herkomst en land van bestemming; niet tussen soorten militaire goederen. De op de website vermelde doorvoer van clustermunitie is toegestaan, omdat die de vernietiging of ontmanteling van clustermunitie diende. Als doorvoer van clustermunitie te allen tijde wordt tegengehouden, wordt die ook niet ontmanteld. Bovendien is clustermunitie op zichzelf niet illegaal en mag die worden doorgevoerd mits die niet wordt gebruikt tegen de burgerbevolking. De Osloconferentie dient tot het maken van afspraken over de voorwaarden voor gebruik van clustermunitie. De Nederlandse regering zet niet in op een totaalverbod van clustermunitie; wél op een verbod op het gebruik van clustermunitie waarmee hoe dan ook onaanvaardbaar humanitair leed kan worden veroorzaakt.

De Europese verordening inzake dual-usegoederen biedt de wettelijke basis voor het te voeren exportcontrolebeleid ten aanzien van dergelijke goederen. Daarin wordt naar een balans tussen veiligheid en handelsbelangen gezocht. Eens in de vijf jaar wordt de verordening op effectiviteit en proportionaliteit geëvalueerd. Dankzij de uitbreiding van de EU en VN-resolutie 1540 inzake non-proliferatie met specifieke aandacht voor terrorisme en thema’s als «brokering», doorvoer en immateriële technologieoverdracht wordt de verordening nu herzien. Nederland gaat op hoofdlijnen akkoord met de wijzigingen en de verhoogde aandacht voor veiligheid. Wel maakt het kabinet zich zorgen over de exacte formulering van een aantal voorstellen en het ontbreken van duidelijke definities, waardoor effectieve implementatie en handhaving op nationaal niveau bemoeilijkt wordt. De Kamer heeft in maart jongstleden het fiche over de nieuwe verordening ontvangen. De ambtelijke Raadswerkgroep bespreekt die. Zodra de Europese Commissie een nieuw voorstel ter zake doet en de Raad dat goedkeurt, wordt de Kamer over de laatste ontwikkelingen geïnformeerd. De verordening dient uiteindelijk door middel van een AMvB in nationale wetgeving te worden verankerd. Over de wijze waarop dat zal gebeuren, wordt de Kamer ook geïnformeerd.

De Nederlandse regering eist in sommige gevallen geen eindbestemmingsverklaring voor de levering van onderdelen voor wapensystemen, omdat het vaak voorkomt dat ten tijde van de vergunningaanvraag de Nederlandse exporteur nog niet weet voor welke eindgebruiker de systemen worden gemaakt waarvoor hij de onderdelen gaat leveren. Soms weet zelfs de systeembouwer dat nog niet. Het kan ook zijn dat de systeembouwer uit commerciële overwegingen de gegevens over zijn klant niet aan de buitenlandse toeleverancier kenbaar wil maken. Eisen dat buitenlandse partijen een eindgebruikersverklaring voor de levering van onderdelen afgeven, is in die gevallen dus onmogelijk. Bij de behandeling van een verzoek tot leverantie van componenten wordt wel beoordeeld of de kwaliteit van de exportcontrole toereikend is in het land waar de systeembouwer is gevestigd. Is dat oordeel positief, dan wordt de Nederlandse exporteur verzocht om een internationaal importcertificaat te overleggen, afgegeven in het land waarnaar de uitvoer plaatsvindt. Door middel van dit certificaat verplicht de importeur zich tot het bij zijn exportautoriteit aanvragen van een exportvergunning voordat hij overgaat tot eventuele herexport van de op het certificaat vermelde goederen. De regering hecht eraan, deze procedure te blijven volgen vanwege de internationale samenwerking op het vlak van ontwikkeling en productie van defensiematerieel. Verzoeken om een eindbestemmingsverklaring is voor Nederland onmogelijk. Voor de VS is dat wel mogelijk, omdat de uitgangspositie van de VS in defensiesamenwerkingsprogramma’s heel anders is dan die van Nederland. Leveranties van onderdelen uit de VS hebben vaak met de productie onder licentie van Amerikaanse systemen te maken of met bepaalde «key components» die niemand anders kan leveren. Nederlandse leveranties zijn gemakkelijker te vervangen. Daarom moet Nederland geen extra eisen stellen. De Amerikaanse defensie-industrie is overigens afhankelijker van de internationale samenwerkingsverbanden aan het worden en ondervindt hinder van de eisen die de Amerikaanse overheid aan de herexport van componenten stelt.

De minister van Buitenlandse Zaken onderstreept dat de inspanningen van de regering ten aanzien van exportcontrole moeten worden beschouwd als een onderdeel van het beleid inzake conventionele wapenbeheersing. Nederland voert traditiegetrouw een restrictief wapen- en wapenuitvoerbeleid, ondanks dat dit tegen het economisch belang indruist. Nederland zet zich in voor de ontwikkeling van een gelijk speelveld in Europees verband en heeft zich met het oog daarop sterk gemaakt voor de opstelling van de acht criteria in de EU-Gedragscode. Daarnaast streeft Nederland naar afstemming van het nationale beleid op het EU-beleid zonder iets af te doen aan zijn eigen regelgeving.

Sinds de EU-Gedragscode is opgesteld, moeten afgewezen vergunningen worden genotificeerd. Daarover moet vervolgens worden beraadslaagd. Het doel is dat door middel van benchmarks gelijkluidend beleid in de afzonderlijke lidstaten ontstaat. Nederland heeft zich met het oog hierop vooral ingezet voor een eensluidende interpretatie en toepassing van de criteria uit de EU-Gedragscode. Recentelijk zijn er dan ook richtlijnen voor de toepassing van de criteria opgesteld die aan de gebruikershandleiding bij de EU-Gedragscode worden toegevoegd. Dankzij het gemeenschappelijk standpunt wordt de EU-Gedragscode sterker juridisch bindend. Dit is van groot belang voor het ontstaan van een level playing field. Ook kan er dankzij de richtlijnen in EU-verband op worden toegezien dat toepassing van de criteria op het wapenuitvoerbeleid in de verschillende lidstaten tot beheersing van onder andere conventionele wapens leidt.

Het tweede criterium van de EU-Gedragscode houdt in dat uitgevoerde goederen niet mogen worden misbruikt om mensenrechten te schenden. Volgens sommigen moet dat zo worden uitgelegd dat er überhaupt geen wapens worden geleverd aan landen waar mensenrechten worden geschonden, zoals Egypte. Dit impliceert dus het via een omweg opleggen van een embargo. Volgens de gebruikershandleiding bij de EU-Gedragscode moet het criterium echter zo worden uitgelegd dat moet worden nagegaan of de leverantie van een bepaald wapen kan bijdragen aan een ernstige schending van mensenrechten. Van sommige wapens is de verwachting gerechtvaardigd dat zij daarvoor worden ingezet, van andere niet. De wapens die er naar verwachting niet voor worden ingezet, kunnen dus wel worden geleverd. De minister van Buitenlandse Zaken toetst bij de uitoefening van zijn adviesfunctie aan het ministerie van Economische Zaken zeer zorgvuldig of aan dit criterium is voldaan. Hij wil niets aan dit en de overige criteria veranderen, omdat die dankzij de gebruikershandleiding gelijkelijk zullen worden toegepast en het vooruitzicht bestaat dat zij juridisch bindend worden. Los van de criteria kunnen nog altijd wapenembargo’s worden opgelegd.

De minister zegt toe, in het jaarverslag 2006 uiteen te zetten hoe hij het criterium inzake mensenrechten toepast. Zo is bijvoorbeeld niet altijd te voorzien of traangas zal worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen.

Het komt voor dat een bondgenoot, niet zijnde een EU-lidstaat, via een EU-lidstaat wapens wil doorvoeren aan een land waaraan de EU een embargo heeft opgelegd. In een dergelijk geval grijpt de Nederlandse overheid in, omdat Nederland zijn buitenlands beleid aan de hand van EU-embargo’s vormgeeft.

Nederland heeft zich in VN-verband ingezet voor afspraken over wapenhandel door andere landen met klem te verzoeken om voor de resolutie te stemmen waarmee werd beoogd, een internationaal wapenhandelsverdrag ofwel het ATT op te stellen. De resolutie is aangenomen en voorziet in een proces waarin de VN-lidstaten hun visie moeten geven op de haalbaarheid, reikwijdte en gewenste inhoud van dat verdrag. Over deze visies buigt vervolgens een groep regeringsdeskundigen zich. Nederland bepleit een mondiaal wapenhandelsverdrag dat alle vormen van grensoverschrijdende wapenoverdracht omvat. Alle verdragsluitende landen zullen verplicht wetgeving inzake wapenuitvoer en een vergunningsysteem hebben.

De EU verleent financiële en technische steun aan landen die hun problemen met en door kleine wapens willen aanpakken, mits die mensenrechten, het internationaal humanitair recht en de principes van de rechtsstaat respecteren. Nederland heeft in Oeganda en Burundi bilaterale programma’s ter beheersing van het aantal kleine wapens opgezet.

De Osloconferentie is er niet op gericht, alle soorten clustermunitie te verbieden, maar alleen de soorten die onacceptabel humanitair leed veroorzaken. Nederland vindt dat hierover ook bindende afspraken in het VN-verdrag over conventionele wapens moeten worden opgenomen. De minister heeft het gebruik van welke soort clustermunitie dan ook verboden zolang de in de Osloconferentie en in VN-verband te maken afspraken over het bezit en het gebruik van clustermunitie niet definitief zijn. Mocht er een situatie ontstaan waarin toch clustermunitie moet worden gebruikt, dan wordt de Kamer tijdig geïnformeerd. Zij wordt uiteraard ook geïnformeerd zodra de afspraken definitief zijn. De soorten clustermunitie die het Verenigd Koninkrijk recentelijk in de ban heeft gedaan, zijn in Nederland overigens allang afgezworen.

De AIV heeft geadviseerd, het door de EU aan China opgelegde wapenembargo op te heffen, maar de minister acht de tijd daar nog niet rijp voor vanwege de mensenrechtensituatie in China, de stabiliteit en veiligheid in de regio en de relaties met bondgenoten. De discussie over de EU-Gedragscode en de besluitvorming over de daarbij behorende «toolbox» spelen hierbij bovendien een rol.

Ieder land heeft een legitieme veiligheidsbehoefte. Dit staat in de EU-Gedragscode en het VN-Handvest. Nederland heeft de legitieme veiligheidsbehoefte van Bangladesh afgewogen tegen uitgaven die dat land elders doet en vond op grond daarvan zijn keuze om in te stemmen met de gevraagde wapenleverantie verantwoord. Er is niet jaarlijks voor 26 mln. aan wapens aan Bangladesh geleverd, maar in zes jaar tijd.

Het wapenregister verschaft alleen inzicht in handelstransacties in grote wapens tussen notificerende landen en tussen een notificerend en niet-notificerend land. De 5% van de handel die het register niet belicht, betreft transacties tussen landen die geen van beide deelnemen aan het register, veelal Arabische staten. Landen die deelnemen aan het register, maken op vrijwillige basis tevens melding van im- en export van kleine wapens.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Baalen (VVD) vindt de antwoorden van de regering bevredigend.

Mevrouw Van Velzen (SP) zal een VAO over de doorvoer van clustermunitie aanvragen, want zij vindt een moratorium op gebruik, maar niet op doorvoer van clustermunitie ongepast.

Zij vraagt voorts om de toezeggingen dat de export van oud Nederlands defensiematerieel twee weken vooraf wordt geannoteerd en dat de vergunningplicht voor nucleaire goederen blijft bestaan.

Zijn de bewindslieden bereid om de doorvoer van traangasgranaten naar Kazachstan voortaan te voorkomen? Is het verplichtstellen van een tweede handtekening onder een vergunning het gevolg van de eerste fout die is gemaakt met de levering aan Thailand van onderdelen voor M113’s of van de tweede fout met de levering aan dat land van onderdelen voor M-60’s op het moment dat de media al meldden dat daar een coupe op handen was?

De heer Roland Kortenhorst (CDA) is blij dat er een objectief toetsbare kapstok voor de toepassing van de EU-Gedragscode komt. Wat gebeurt er als blijkt dat landen de criteria toch niet goed toepassen?

Wil de staatssecretaris ter voorbereiding op de Industriebrief de Kamer zijn visie over de marinebouwcluster sturen?

De heer Van Dam (PvdA) vindt het verstandig dat de staatssecretaris een vergunningplicht voor zowel snelle als langzame doorvoer heeft ingevoerd, maar vindt dat ook bondgenoten een vergunningplicht moet worden opgelegd en dat daar pas een uitzondering op kan worden gemaakt zodra er in EU-verband bindende uitspraken zijn.

Hoe zit het met de extraterritoriale werking van Nederlandse regelgeving voor Nederlandse makelaars in het buitenland?

Het overtreden van de EU-verordening inzake exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik zou op EU-niveau strafbaar moeten worden gesteld, want dat is op nationaal niveau zeer moeilijk te bewerkstelligen.

De heer Vendrik (GroenLinks) wacht op het gehele verslag over 2006, op schriftelijke tekst en uitleg over doorvoer en op de resultaten van het onderzoek naar het vergunningstelsel in andere landen met inbegrip van bondgenoten.

Hij verzoekt verder om de toezegging dat de regering ook wereldwijd naar een level playing field streeft en de VS niet bevoordeelt door geen eindgebruikersverklaring te eisen voor de leverantie van componenten.

Wil de regering schriftelijk ingaan op de vraag of zij ook een vergunningplicht oplegt aan Nederlandse makelaars die in het buitenland opereren?

De heer Graus (PVV) vraagt nogmaals of de regering bereid is om unilateraal een verbod af te kondigen op wapenuitvoer naar landen die terroristische activiteiten ontplooien of steunen of dictatoriaal worden bestuurd.

De staatssecretaris van Economische Zaken zegt toe, met de minister van Justitie te overleggen over de Wob-verzoeken en daar maximaal aan mee te werken. Hij zal ook nagaan wat hij in de Industriebrief over de marinebouwcluster kan opmerken.

Het eisen van een eindgebruikersverklaring voor de leverantie van componenten is niet wenselijk met het oog op de concurrentiepositie van Nederland.

De staatssecretaris overlegt met zijn collega van Defensie over de vragen van de Kamer over het afstoten van oud defensiematerieel.

Traangasgranaten worden alleen geleverd als duidelijk is dat zij niet worden ingezet om mensenrechten te schenden, maar om bij voorbeeld rellen van voetbalsupporters uiteen te drijven.

De staatssecretaris zal schriftelijk ingaan op de extraterritoriale werking van de Nederlandse vergunningplicht voor Nederlandse makelaars in het buitenland. De Amerikaanse overheid is daar niet ongevoelig voor en beziet daarom de eigen exportregels.

De minister van Buitenlandse Zaken zegt toe, zich ervoor in te zetten dat de lidstaten de EU-Gedragscode strikt toepassen. Hij is geen voorstander van het unilateraal uitvaardigen van een verbod op wapenexport, wel van het in EU- of VN-verband opleggen van wapenembargo’s, zoals tegen Soedan is gebeurd. Het embargo dat de EU aan dat land heeft opgelegd, gaat verder dan het VN-wapenembargo.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Baalen

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

De Veth


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA),Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Bosma (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Jules Kortenhorst (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Ormel (CDA), Jonker (CDA), De Wit (SP), Jan de Vries (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Omtzigt (CDA), Zijlstra (VVD), Heerst (PvdA) en Ouwehand (PvdD).

Naar boven