nr. 113
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 oktober 2006
Met referte aan het Algemeen Overleg inzake de VN-herzieningsconferentie
kleine en lichte wapens van 7 juni 2006 (Kamerstuk 22 054/29 382,
nr. 110), informeren wij u hierbij nader over de beoogde Nederlandse
samenwerking met – in beginsel – twee landen in de prioritaire
regio’s in Afrika (de Grote Meren regio en de Hoorn van Afrika) op het
gebied van de kleine en lichte wapens en het ontwikkelen van een Nationaal
Actieprogramma voor kleine wapens relevant voor de Poverty
Reduction Strategy Papers (PRSP’s) van de betreffende landen.
De noodzaak tot verdergaande integratie van het kleine wapensbeleid in
nationale ontwikkelingsstrategieën heeft internationale aandacht. Het
onderwerp werd tijdens de VN herzieningsconferentie over het Actieprogramma
inzake kleine en lichte wapens in juni 2006 door verschillende landen, regionale
organisaties en non-gouvernementele organisaties aan de orde gesteld. Nederland
organiseerde daarnaast in samenwerking met het VK een ministeriële bijeenkomst
over de noodzaak tot verdere integratie van het kleine wapensbeleid in het
ontwikkelingsbeleid. Nederland wil dit thema verder uitwerken en komen tot
concrete samenwerking op dit gebied.
Zoals ik u reeds tijdens het hierboven genoemde Algemeen Overleg meldde,
is Nederland van plan in de prioritaire gebieden in Afrika (de Grote Meren
regio en de Hoorn van Afrika) in beginsel aan twee landen structurele hulp
te verlenen bij de ontwikkeling en uitvoering van een Nationaal Actieplan
(NAP) op het gebied van kleine wapens, dat relevant is voor het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP) van het betreffende land.
Sedertdien is via de Nederlandse ambassades in vrijwel alle landen in
de beide prioritaire regio’s in kaart gebracht of er aldaar belangstelling
bestaat voor Nederlandse hulp bij het ontwikkelen en ondersteunen van een
PRSP-relevant NAP.
Op basis van overleg met de betrokken regeringen en rekening houdend met
de omvang en schaal van de problematiek, zijn wij voornemens Oeganda te assisteren
bij de verdere integratie van het reeds bestaande Nationale Actieplan in het
PRSP. Oeganda is één van de drie landen in deze regio’s
met zowel een NAP als een PRSP. Het Oegandese PRSP schenkt ook nu reeds aandacht
aan de problematiek van de verspreiding van kleine wapens. Bovendien is er
sprake van voldoende betrokkenheid en capaciteit bij het Nationale Contactpunt
voor kleine wapens in Oeganda. Vervolgafspraken met de Oegandese autoriteiten
omtrent de hulpmodaliteiten zullen nog moeten plaatsvinden.
Er zullen aanvullende consultaties nodig zijn om te bepalen in welk ander
land in de genoemde regio’s Nederland actief zal zijn. Hierbij wordt
in beginsel gedacht aan Burundi, de DRC en Ethiopië. De keuze zal onder
meer afhangen van de interne situatie in het land, de openingen die het PRSP
biedt op het punt van kleine wapens, de prioriteit die het land aan de uitvoering
van een NAP wil geven en de benodigde capaciteit bij het Nationale Contactpunt
voor kleine wapens. Daarnaast zal een beslissing ook bezien moeten worden
in samenhang met aanverwante en eveneens noodzakelijke activiteiten op het
gebied van SSR (security sector reform) of DDR
(disarmament, demobilization and reintegration).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven