22 026 Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam–Brussel–Parijs en Utrecht–Arnhem–Duitse grens

Nr. 318 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2010

Op woensdag 12 mei 2010 heeft de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat mij gevraagd om uiterlijk maandag 17 mei, 12 uur, een reactie te geven op een notitie van DCMR met betrekking tot HSL-geluidbelastingen in de gemeente Lansingerland (kenmerk 2010Z08119/2010D22148).

Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, dat ik meer tijd nodig heb voor deze reactie. Reden hiervoor is dat ik zowel ProRail als TNO heb gevraagd om hun oordeel over deze notitie te geven.

Daarnaast bevat de notitie slechts voorlopige conclusies en het lijkt mij raadzaam dat ik u mijn schriftelijke reactie doe toekomen op basis van het eindrapport.

De gemeente Lansingerland verwacht medio juni het eindrapport te kunnen presenteren. Ik zal er naar streven om u mijn schriftelijke reactie dan eind juni, dus nog voor het zomerreces, te geven.

U rappelleert mij tevens op de beantwoording van:

  • 1. schriftelijke vragen van de leden Boelhouwer/Samsom d.d. 12 februari 2010 over overlast door trillingen bij HSL-Zuid;

  • 2. het verzoek van de commissie d.d. 21 april 2010 om de Kamer te informeren over de stand van zaken van de toezegging inzake regelgeving rondom bestaande spoorlijnen met betrekking tot geluidhinder en trillingen.

Ad 1.

Op 9 maart 2010 heb ik u een uitstelbrief gestuurd (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1867) waarin ik heb aangegeven dat het niet mogelijk was de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. Ik zal mijn uiterste best doen om u de antwoorden nog deze maand te sturen.

Ad 2.

In reactie op het verzoek van de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat (kenmerk 2010Z06695/2010D18538 d.d. 21 april 2010) om u, na overleg met mijn ambtgenoot van VROM, te informeren inzake de regelgeving met betrekking tot trillingen rondom spoorlijnen (naar aanleiding van de aangehouden motie Aptroot c.s., Kamerstuk 32 123 A, nr. 51), bericht ik u dat ik meer tijd nodig heb voor de interdepartementale afstemming. Ik verwacht u de brief in juni te kunnen toezenden.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Naar boven