21 664
Midden-Oosten conflict

nr. 108
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN A.I.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 juni 1999

Ten vervolge op mijn brief d.d. 16 april jl. wil ik U gaarne informeren over de stand van zaken ten aanzien van de Nederlands-Britse ontwerpresolutie inzake Irak.

Uitgangspunt van het internationale beleid inzake Irak blijft dat dit land aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit de relevante Veiligheidsraadresoluties dient te voldoen. Zoals ik U heb bericht in mijn brief van 16 april jl. heeft Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk op donderdag 15 april jl. een ontwerpresolutie inzake Irak in de Veiligheidsraad ingediend. Doel hiervan was de impasse in de Veiligheidsraad te doorbreken en de oplossing van het Irak-probleem naderbij te brengen. Na uitgebreide consultaties met de overige leden van de Veiligheidsraad is besloten de ontwerptekst op een aantal punten aan te passen. Voor de goede orde gaat U deze herziene versie als bijlage toe1. Het voornemen bestaat om de resolutie op 22 juni a.s. in te dienen.

De Nederlands-Britse ontwerpresolutie

De Nederlands-Britse ontwerpresolutie is een alomvattende tekst, die de aspecten van ontwapening, humanitaire vraagstukken en de kwesties van de verdwenen krijgsgevangenen en Koeweitse bezittingen behandelt. Daarmee beantwoordt de tekst aan de wens van vrijwel alle leden van de Veiligheidsraad om de verschillende aspecten van de kwestie Irak in hun onderlinge samenhang te benaderen.

1. Ontwapening

In de Nederlands-Britse ontwerpresolutie staat centraal dat Irak geheel aan zijn ontwapeningsverplichtingen dient te hebben voldaan, alvorens het sanctieregime kan worden opgeheven, zoals vastgelegd in Veiligheidsraadresolutie 687. Aan deze voorwaarde is nog steeds niet voldaan, zoals is bevestigd door het rapport van het Irak-ontwapeningspanel, waarover ik U per brief van 16 april jl. berichtte.

De ontwerptekst spreekt de bereidheid uit over te gaan op een versterkt voortgaand monitoring en verificatie (OMV) regime, waarin ontwapening is ingebed. Dit regime dient te voorkomen dat Irak nieuwe massavernietigingswapens kan verwerven of ontwikkelen en zal onopgeloste ontwapeningskwesties moeten ophelderen. Een nieuw op te richten ontwapeningscommissie, genaamd United Nations Commission on Inspection and Monitoring (UNCIM), en het International Atomic Energy Agency (IAEA) dienen zorg te dragen voor de implementatie van dit regime.

Volgens de ontwerpresolutie zal UNCIM alle rechten en verantwoordelijkheden, archieven, bezittingen en dergelijke van UNSCOM overnemen. Ook het personeel van UNSCOM zal naar UNCIM overgaan, zodat het nieuwe orgaan van meet af aan over voldoende kennis terzake beschikt. Evenals UNSCOM zal ook UNCIM onder leiding staan van een Uitvoerend Voorzitter, die wordt benoemd door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal zal vervolgens ook de Commissieleden benoemen, zulks in overleg met de Uitvoerend Voorzitter.

Het Verenigd Koninkrijk en Nederland beogen met UNCIM een commissie op te richten die weliswaar ondergeschikt en verantwoording schuldig is aan de Veiligheidsraad, maar evenals UNSCOM voldoende onafhankelijk en slagvaardig kan optreden.

2. Verbetering humanitaire situatie

De ontwerpresolutie bevat tevens voorstellen die moeten leiden tot verbetering van de zorgwekkende humanitaire situatie in Irak. Deze voorstellen vallen uiteen in vier onderdelen: beduidend meer geld voor de aanschaf van humanitaire goederen, betere distributie van goederen in Irak, versnelling van de goedkeuringsprocedures in New York en een beroep op de Iraakse regering haar verantwoordelijkheid jegens de eigen bevolking te nemen.

Zo wordt onder meer voorgesteld om de oliesmokkel naar Turkije te legaliseren en onder het «olie-voor-voedsel»-programma te brengen. De uit oliesmokkel verkregen winsten, die dienen te worden gestort op een aparte «escrow account», zullen worden aangewend voor de aanschaf van humanitaire goederen, bestemd voor de gehele Iraakse bevolking. Op deze wijze komen de opbrengsten uit deze oliesmokkel niet langer alleen ten goede aan de groep rondom Saddam Hoessein.

De Nederlands-Britse resolutie voorziet er tevens in dat de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een deskundigengroep opricht, die moet rapporteren over de bestaande olieproductiecapaciteit van Irak en, indien nodig, over de wijze waarop deze productiecapaciteit kan worden vergroot, bijvoorbeeld door buitenlandse oliemaatschappijen te betrekken bij de Iraakse olie-industrie. Eventuele besluiten naar aanleiding van deze rapportage blijven uiteraard voorbehouden aan de Veiligheidsraad, die daartoe pas zal overgaan indien Irak gedurende tenminste 120 dagen volledig heeft meegewerkt met UNCIM en IAEA, gerekend vanaf het moment dat het versterkte OMV-systeem operationeel is.

In de ontwerpresolutie wordt tevens een aantal voorstellen gedaan om de goedkeuringsprocedures voor de aanschaf van humanitaire goederen verder te versnellen, onder meer door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties de bevoegdheid te verlenen zelfstandig contracten voor voedsel en medicijnen goed te keuren. Voorts wordt de Secretaris-Generaal verzocht zo spoedig mogelijk met voorstellen te komen ter verbetering van het distributiesysteem van humanitaire goederen – indien nodig met een grotere rol voor de Verenigde Naties zelf – en wordt de internationale gemeenschap opgeroepen additionele humanitaire hulp aan Irak te verstrekken.

3. Krijgsgevangenen en Koeweitse bezittingen

De ontwerpresolutie bevat tevens voorstellen met betrekking tot de vermiste Koeweitse en Saoedische burgers en de teruggave van Koeweitse bezittingen en archieven. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties wordt verzocht de Veiligheidsraad regelmatig te informeren over de naleving door Irak van zijn verplichtingen terzake – waardoor deze kwesties voor het eerst periodiek onder de aandacht van de Veiligheidsraad worden gebracht – en een coördinator op hoog niveau aan te stellen. Tot slot wordt Irak opgeroepen de samenwerking met het Internationale Rode Kruis en de Tripartiete Commissie te hervatten.

4. Opschorting sancties

Tijdens intensieve consultaties bleek een aantal van de overige Veiligheidsraadleden van mening dat Irak meer uitzicht moest worden geboden op «licht aan het einde van de tunnel», dat wil zeggen verlichting cq. opheffing van de sancties, bij naleving door Irak van zijn ontwapeningsverplichtingen. Derhalve hebben Nederland en het Verenigd Koninkrijk een bepaling opgenomen waarin de intentie wordt uitgesproken om voor een periode van 120 dagen het verbod op de export van goederen en producten uit Irak op te schorten. Deze opschorting is evenwel aan een aantal voorwaarden gebonden. Ten eerste dient Irak gedurende een periode van 240 dagen volledig te hebben samengewerkt met UNCIM en IAEA. Ten tweede dient het land een aantal van de resterende ontwapeningstaken uit te voeren. Ten derde zal een effectief financieel controlemechanisme worden gehandhaafd om te voorkomen dat Irak de inkomsten uit zijn export aanwendt voor de aanschaf van verboden goederen. In de praktijk betekent dit handhaving van de toezichthoudende rol van het Sanctie Comité en van de «escrow account». Ten slotte is voor de verlenging van de opschorting een daartoe strekkend besluit van de Veiligheidsraad vereist.

Russische ontwerpresolutie

Zoals aangegeven in mijn brief van 16 april jl. heeft ook de Russische Federatie een ontwerpresolutie inzake Irak in de Veiligheidsraad ingediend. China heeft verklaard deze tekst te co-sponsoren. In de Russische ontwerpresolutie staat centraal dat na inwerkingtreding van een versterkt OMV-regime het sanctieregime voor een periode van tenminste honderd dagen wordt opgeschort. De Russische resolutie stelt voortzetting van de opschorting niet afhankelijk van Iraakse medewerking of prestaties, maar slechts van het operationeel zijn van het OMV-regime. In de praktijk zou het Russische voorstel derhalve neerkomen op opheffing van de sancties. De grote meerderheid van de leden van de Veiligheidsraad, waaronder Nederland, is tegenstander van een dergelijke, de facto ongeclausuleerde, opheffing van het sanctieregime, aangezien Irak op deze wijze wordt beloond voor slecht gedrag.

Franse benadering

Zeer recent is Frankrijk met een eigen ontwerp gekomen, waarmee het land zich tracht te positioneren tussen enerzijds Nederland en het Verenigd Koninkrijk en anderzijds Rusland en China. Het Franse ontwerp gaat naar de mening van Nederland te gemakkelijk over tot de opschorting van de sancties. Frankrijk stelt opschorting voor indien het versterkte OMV-regime gedurende ten minste zestig dagen effectief en efficiënt heeft gewerkt, overigens zonder dat wordt aangegeven welke uitvoering van taken en mate van medewerking zijdens Irak dit veronderstelt. Een financieel controlemechanisme dient er, volgens Frankrijk, voor te zorgen dat Irak niet in staat zal zijn de tijdens de opschorting van de sancties verkregen opbrengsten aan te wenden voor de aanschaf van massavernietigingswapens.

De effectiviteit en fraudebestendigheid van dit mechanisme, dat in de plaats komt van de huidige «escrow account», zijn bij gebrek aan nadere uitwerking nu niet vast te stellen.

De Franse tekst spreekt zich verder uit voor de oprichting van een nieuwe ontwapeningscommissie, genaamd de Controle Commissie. Belangrijk verschil met de Nederlands-Britse ontwerpresolutie is de rol van de Uitvoerend Voorzitter. Nederland en het Verenigd Koninkrijk zijn van mening dat de Uitvoerend Voorzitter van UNCIM, uit hoofde van zijn functie, rapporteert aan de Veiligheidsraad over de samenwerking tussen de wapeninspecteurs en Irak. Frankrijk wenst dat de Secretaris-Generaal deze rapportage verzorgt.

De Nederlandse bezwaren tegen de Russisch-Chinese en de Franse ontwerpresolutie worden door verschillende andere Veiligheidsraadleden gedeeld. De Nederlands-Britse ontwerpresolutie heeft reeds de steun verworven van een een aantal Veiligheidsraadleden, waaronder de VS die heeft verklaard de Nederlands-Britse tekst als de enige acceptabele basis te beschouwen voor verdere discussies binnen de Veiligheidsraad. Argentinië heeft inmiddels aangekondigd de ontwerpresolutie te zullen co-sponsoren.

De regering is derhalve van mening dat het Nederlandse-Britse ontwerp een goede basis vormt voor verdere onderhandelingen en – hopelijk – voor herstel van eenheid in de Veiligheidsraad ten aanzien van Irak.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

E. L. Herfkens


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven