21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 344 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2020

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor de OJCS-Raad van 16 en 17 september a.s. voor wat betreft het onderwijsdeel. Er vindt geen cultuur- en mediadeel plaats bij de informele OJCS-Raad in september.

In de bijlage worden de onderwerpen nader toegelicht en treft u per onderwerp het doel van de behandeling en de Nederlandse inzet.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

Nederland wordt tijdens deze informele OJCS-Raad hoogambtelijk vertegenwoordigd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE OJCS-RAAD – 16 en 17 september 2020

ONDERWIJS

De volgende onderwerpen staan geagendeerd:

  • Informele discussie over COVID-19 en de gevolgen voor onderwijs en genomen maatregelen op onderwijsgebied.

  • Presentatie van de Europese Vaardighedenagenda en een informeel debat over mogelijke/noodzakelijke innovaties in het beroepsonderwijs.

  • Informele discussie over de Osnabrück-verklaring.

Informele discussie over COVID-19 en de gevolgen voor onderwijs en genomen maatregelen op onderwijsgebied

Doel behandeling

Het doel is om conform de informele videoconferenties tijdens het Kroatische voorzitterschap informatie te delen over de gevolgen van COVID-19 alsook genomen maatregelen toe te lichten. Gezien de rest van de agenda, wordt waarschijnlijk specifiek gekeken naar het beroepsonderwijs. Op het moment van schrijven, is er nog geen discussiestuk beschikbaar. Het Duitse voorzitterschap wil mogelijk specifiek spreken over digitalisering. Het Voorzitterschap is voornemens om tijdens de OJCS-Raad van 30 november en 1 december Raadsconclusies aan te nemen over onderwijs en digitalisering. De uitkomsten uit deze informele discussie worden vermoedelijk als inspiratie voor die Raadsconclusies gebruikt.

Inzet Nederland

Afhankelijk van de vragen uit het discussiedocument, zal Nederland aangeven dat het beroepsonderwijs op dit moment gedeeltelijk weer geopend is, waarbij ongeveer 30% van de onderwijsactiviteiten fysiek kunnen plaatsvinden binnen de geldende richtlijnen. Daarnaast zal Nederland spreken over de rol die online onderwijs en digitalisering hebben gespeeld in het afstandsonderwijs dat door COVID-19 is ingevoerd. Los van de versnelling hiervan in de crisissituatie, waarbij zo nodig naar Nederlandse ervaringen kan worden verwezen, is het Nederlandse beleid al langer gericht op het stimuleren van digitalisering in het mbo en andere onderwijssectoren. Nederland zal in dit verband ook enkele prioriteiten noemen voor de door de Europese Commissie aangekondigde actualisering van het EU Actieplan voor digitaal onderwijs.

Presentatie van de Europese Vaardighedenagenda en een informele discussie over mogelijke/noodzakelijke innovaties in het beroepsonderwijs

Doel behandeling

De Europese Commissie heeft op 1 juli de Europese Vaardighedenagenda gepresenteerd. In de Vaardighedenagenda heeft de Commissie vijf bouwstenen voorgesteld met in totaal twaalf acties die in de komende jaren verder worden uitgewerkt. Aangezien de Vaardighedenagenda als geheel niet op een later moment aangenomen wordt, wil het Duitse voorzitterschap deze informele Raad gebruiken om over de Vaardighedenagenda in den brede van gedachten te wisselen. De discussie kan mogelijk bijdragen aan de verdere uitwerking van de twaalf acties uit de Vaardighedenagenda.

Inzet Nederland

In algemene zin zal Nederland zijn waardering uitspreken voor zowel de timing als de inhoud van de nieuwe Vaardighedenagenda. Het Nederlandse beleid is gericht op goed beroepsonderwijs, waar studenten worden klaargestoomd om met de juiste vaardigheden de maatschappij en arbeidsmarkt tegemoet te treden. Een goede aansluiting van het (beroeps)onderwijs op de arbeidsmarkt en samenleving vraagt ook om een flexibeler onderwijsaanbod. Ook zet het kabinet zich er voor in – via een actief beleid gericht op een leven lang ontwikkelen – dat de beroepsbevolking duurzaam inzetbaar blijft op een dynamische arbeidsmarkt. Hierbij kan worden verwezen worden naar het kabinetsbeleid gericht op het stimuleren van eigen keuzes, o.a. door een zogenaamd STAP-budget en digitaal scholingsportaal. Nederland zal hierbij het belang van de groene en digitale transitie benadrukken en speciaal aandacht vragen voor de vaardigheden die hiervoor nodig zijn. Ook zal Nederland benadrukken dat de gevolgen van de COVID-19 crisis de urgentie van tijdige investeringen in (om)scholing, informeel leren en duurzame inzetbaarheid des te groter maakt. Over het definitieve Nederlandse standpunt vindt nog afstemming plaats binnen het kabinet en ontvangt u op korte termijn het BNC-fiche.

Informele discussie over de Osnabrück Verklaring

Doel behandeling

Het Duitse voorzitterschap was oorspronkelijk voornemens om tijdens deze informele Raad de Osnabrück Verklaring aan te nemen over de voortzetting van het Kopenhagenproces gericht op de verbetering van het middelbaar beroepsonderwijs in de EU. Ondanks eerdere discussies over de toekomst van het beroepsonderwijs per 2030 in het Raadgevend Comité voor de Beroepsopleidingen en de Directors-General Meeting for Vocational Education and Training (DGVT), is het vanwege de COVID-19 pandemie niet gelukt om de onderhandelingen over de verklaring af te ronden. De Raad wordt gevraagd om aan de hand van een nog te publiceren discussiestuk inbreng te leveren voor de verklaring. Het voorzitterschap is voornemens om de verklaring aan te nemen tijdens of en marge van de OJCS-Raad van 30 november en 1 december.

Inzet Nederland

Met het Duitse voorzitterschap en de Europese Commissie acht Nederland het noodzakelijk te komen tot een actualisering van middellange termijn – doelstellingen voor het mbo. Of opnieuw ook korte termijn-doelstellingen (short term deliverables, STD’s) moeten worden vastgesteld zoals laatstelijk in de Verklaring van Riga is gebeurd, zal onderwerp moeten zijn van nader overleg. De monitoring van tussenstapjes moet niet afleiden van de bredere visie op de toekomst van het beroepsonderwijs in Europa.

Het is evident dat het komende decennium naast het initiële mbo, ook om- en bijscholing gericht op het behoud van de juiste vaardigheden cruciaal zullen zijn voor een goed functionerende arbeidsmarkt.

Naar boven