21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 308 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2019

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg en Sport, het verslag van de onderdelen Jeugd en Sport van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 26 en 27 november jl.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Verslag Formele OJCS-Raad 26 en 27 november

Jeugddeel 26 november

Partiële Algemene Oriëntatie met betrekking tot het MFK-voorstel voor het EU-Solidariteitskorps 2021–2027

Het Oostenrijks voorzitterschap geeft aan dat beraadslagingen over het totale Meerjarig Financieel Kader (MFK) budget nog lopen. Vandaar dat de besluitvorming een partiële algemene oriëntatie betreft. Nederland heeft bij de budget besprekingen altijd het voorbehoud «nothing is agreed until everything is agreed» gemaakt. Wij behouden ons hiermee de ruimte om op de inhoud terug te komen i.h.k.v. MFK-onderhandelingen. De overige lidstaten hebben om die reden ook nog geen standpunt in kunnen nemen over de begroting van het Europees Solidariteitskorps.

Het MFK-voorstel voor het Solidariteitskorps is gebaseerd op het functioneren van het huidige Korps, met als nieuw element de inbedding van het EU Humanitarian Voluntary Corps. Er is brede steun vanuit de lidstaten voor deze inbedding. Daarnaast vindt het voorzitterschap het van belang dat de gevolgen/resultaten van het Korps zichtbaar worden gemaakt. Zij hebben daarom een aantal indicatoren geformuleerd in de bijlage van het voorstel. Enkele lidstaten hebben in een gemeenschappelijke verklaring een oproep aan de Europese Commissie gedaan om betrokken te worden bij het uitwerken van deze indicatoren.

De Commissie geeft aan dat investeren in jongeren een topprioriteit blijft. Het EU-Solidariteitskorps speelt hierbij een centrale rol. Dit geldt ook voor het versterken van de coherentie en efficiëntie binnen de EU. De Commissie wil daarom samen met de lidstaten de indicatoren verder uitwerken.

Nederland vindt het belangrijk dat jongeren voldoende mogelijkheden krijgen om in internationaal verband ervaring op te doen en competenties te ontwikkelen. Wij steunen dan ook de voorzetting van inhoudelijke besprekingen. Wij vinden het echter wel wenselijk dat het Korps binnen de kaders blijft van de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen de EU en lidstaten. Het is ongewenst als activiteiten van de Commissie overlappen met nationale programma’s en trajecten, zoals de Maatschappelijke Diensttijd.

Het voorzitterschap constateerde dat alle lidstaten zich kunnen vinden in het voorstel om op basis van deze partiële oriëntatie de onderhandelingen met het Europees Parlement en de Commissie te starten.

Raadsresolutie over het EU-Samenwerkingskader Jeugd 2019–2027

Het voorzitterschap benadrukte het belang van de verlenging van de Europese Jeugdstrategie: het Europees samenwerkingskader op het terrein van jeugd.

De Commissie stelde dat het EU-samenwerkingskader een belangrijk en ambitieus document is met als doel de ondersteuning en empowerment van jonge mensen. Tijdens de EU Youth Week in mei 2019 wil de Commissie meer input krijgen van jongeren over de verdere invulling. Daarnaast wil de Commissie aan de slag met de inzichten van de National Youth Planners. Die moeten helpen bij het uitwisselen van ervaringen tussen lidstaten, monitoring en het vergroten van de effectiviteit van het jeugdbeleid.

Nederland steunt, net als alle overige lidstaten, de verlenging van het samenwerkingskader jeugd en de uitwisseling van expertise en praktijk- en beleidsvoorbeelden. Wij benadrukken hierbij dat de nationale competentie ten aanzien van jeugdbeleid moet worden gerespecteerd.

Wij vinden het belangrijk dat lidstaten niet verplicht worden om (onderdelen van) het samenwerkingskader op nationaal of lokaal niveau uit te voeren.

De Raadsresolutie is aangenomen.

Raadsconclusies met betrekking tot de Rol van Jeugdwerk bij Jonge Migranten en Vluchtelingenzaken

Het voorzitterschap gaf aan dat bij deze raadsconclusies het juiste evenwicht is gevonden tussen het belang van Jeugdwerk bij de opvang en hulp aan jonge migranten en vluchtelingenzaken.

De Commissie constateerde dat de conclusies zijn gestoeld op de aanbevelingen van een deskundigengroep en een brede discussie tussen de lidstaten. De conclusies kunnen beschouwd worden als een wegenkaart en trachten solidariteit, intercultureel begrip en peer learning tussen lidstaten te bevorderen.

Nederland heeft aangegeven dat de Raadsconclusies zich dienen te beperken tot kennisuitwisseling op dit terrein. De huidige conclusies nemen de subsidiariteit in acht en kunnen daarom vooral gezien worden als suggesties. Nederland en de meerderheid van de lidstaten kunnen zich om die reden vinden in de conclusies.

Griekenland verklaart teleurgesteld te zijn over de formulering van de tekst (vluchtelingen en asielzoekers worden buiten beschouwing gelaten) en de, voor hen, magere toegevoegde waarde van de conclusies.

De Raadsconclusies zijn aangenomen.

Beleidsdebat over de EU-Jeugdstrategie 2019–2027: van visie naar implementatie

Het voorzitterschap constateerde dat nu de nieuwe EU-jongerenstrategie is vastgesteld, er per 1 januari 2019 gestart kan worden met de implementatie ervan. In het volgende debat zijn standpunten tussen de lidstaten gewisseld. De Commissie is ambitieus en staat klaar om vernieuwende initiatieven in te voeren, waaronder effectieve tools. Ze streeft ernaar duidelijke links tussen programma’s en beleid te stimuleren. Daarnaast moet een meer diverse groep jongeren betrokken worden bij beleidsvorming. Nederland waardeert dit initiatief, maar we vragen ons wel af of de juiste instrumenten worden gebruikt om deze jongeren te bereiken en of het gebruik van instrumenten als delegates» portals en digitale tools voldoende zijn om bijvoorbeeld meer diversiteit te bewerkstelligen.

De lidstaten zijn het erover eens dat het uitwisselen van ideeën belangrijk is. Dit geldt ook voor de beantwoording van vragen als «hoe kunnen resultaten worden terug gecommuniceerd naar jongeren en jongerenorganisaties» en «hoe kunnen programma’s effectiever worden gebruikt». De Jeugdcoördinator speelt hierbij een belangrijke rol. Deze zal met de lidstaten, lokale, nationale en EU-jeugd organisaties samenwerken en de verbinding vormen tussen jongeren en senior beleidsmakers op nationaal en EU-niveau.

De meerderheid van de lidstaten vindt het Solidariteitskorps en Erasmus+ goede ondersteunende programma’s voor de EU-jeugdstrategie. Tijdens het debat geven lidstaten aan hoe op nationaal niveau diverse initiatieven m.b.t. jeugdparticipatie worden geïmplementeerd. De sleutel tot succes, zoals Nederland ook benadrukt, is cross-sectorale samenwerking. Op EU-niveau kan de EU-Jeugdcoördinator hierbij helpen.

Nederland benadrukt het belang van jeugdparticipatie bij het maken van beleid. Het merendeel van de lidstaten deelt deze mening. Jongeren moeten zelf de middelen krijgen om de werking van democratie te begrijpen en te ontwikkelen en kennis en vaardigheden te verwerven, zodat hun mening wordt meegenomen in beleid. Ze moeten actief deelnemen aan de maatschappij. Daarom is de link met educatie, wetenschap en vrijheid van meningsuiting belangrijk.

Een aantal lidstaten vindt het ook belangrijk om digitale vaardigheden van jongeren te stimuleren en het strategisch belang van werk en huisvesting in ogenschouw te nemen.

Nederland kan zich, samen met alle andere lidstaten, vinden in de toegevoegde waarde van grensoverschrijdende mobiliteit. Jongeren leren zo de EU kennen en het nut van Europese samenwerking in zien. Desalniettemin zien met name Oost-Europese lidstaten grote uitdagingen op zich afkomen door grensoverschrijdende mobiliteit. In het bijzonder de braindrain, omdat veel jongeren naar het buitenland trekken en/of van het platteland naar de stad.

Nederland heeft in de besprekingen aangeven dat lidstaten zelf (op basis van nationale omstandigheden), maatregelen moeten kunnen herzien, zonder daarbij het doel van de jeugdstrategie uit het oog te verliezen. Wij hebben hierbij gewezen op het subsidiariteitsbeginsel en werden hierin gesteund door meerdere lidstaten. De lokale situatie vraagt om maatwerk, daarom waarderen wij het feit dat voorgestelde instrumenten en activiteiten slechts op vrijwillige basis ingezet kunnen worden.

Nederland geeft, samen met een aantal andere lidstaten, aan dat we het een gemiste kans vinden dat de jeugddoelen niet integraal zijn opgenomen in de hoofdtekst van de EU-jeugdstrategie. We zullen de doelen daarom zeker meewegen bij de implementatie van het jeugdbeleid. Wij vinden dat de visie van jongeren, zeker ook op het gebied van gender gelijkheid, gerespecteerd moet worden en moet leiden tot mogelijke toekomstige initiatieven binnen het EU-samenwerkingskader.

Een aantal lidstaten suggereert dat er EU-werkplannen voor jongeren moeten komen die effect hebben op diverse terreinen, zoals het versterken van de democratie, burgerschap, en kritisch denken; het bestrijden van haat via internet; en het bevorderen van gelijke kansen en werkgelegenheid. Bij de uitvoering van beleid is naast de stem van jongeren ook de stem van jongerenwerkers van belang. Er wordt door meerdere lidstaten gepleit dat lidstaten zich meer moeten richten op resultaten en concrete acties.

Overige Zaken

– Het aankomend Roemeens voorzitterschap presenteert de prioriteiten voor het eerste semester van 2019

Onder het Roemeens EU-voorzitterschap zal er aandacht zijn voor de voortgang van de MFK-onderhandelingen, in het bijzonder die over het Solidariteitskorps en het jeugdhoofdstuk van het Erasmus+ programma. Raadsconclusies worden voorbereid over het bevorderen van het aanpassingsvermogen van jongeren op de veranderende arbeidsmarkt. Verder staat de implementatie van de EU-jeugdstrategie en de eerste cyclus van de EU-Jeugddialoog op de agenda.

Sportdeel 27 november

Beleidsdebat over de rol van grote internationale sportevenementen als aanjagers van innovatie

Het voorzitterschap nodigde Martin Kallen, directeur van UEFA Events, uit om zijn visie te geven op het geagendeerde thema. Hij maakt onderscheid tussen vernieuwingen specifiek gericht op de sport zelf, zoals nieuwe spelregels en de introductie van de Video Assistant Referee (VAR), én vernieuwingen met een meer maatschappelijk effect. Bij dit laatste gaat het o.a. om infrastructurele vernieuwingen in het stadion (licht, veiligheidsaanpassingen) en daarbuiten (aanvoerwegen, spoorverbindingen en luchthavens, hotel en toerisme infrastructuur). Andere maatschappelijke effecten van internationale sportevenementen zijn technologische vernieuwingen, bijvoorbeeld in (social) media of telefoondiensten en de ervaringen en kennisvermeerdering die vrijwilligers opdoen voorafgaand en tijdens het evenement. Sportevenementen zouden op deze manier een duurzaam effect hebben die de waarde van het evenement zelf overstijgt. Evenementen zoals het Europees Kampioenshap voetbal (EURO 2020) hebben nog een extra dimensie, omdat deze in meerdere landen (binnen en buiten de EU) plaatsvinden en de samenwerking tussen die landen bevordert.

De Commissie deelt de opvattingen van Dhr. Kallen en merkt op dat innovaties in de sport vaak een brede impact hebben. Innovaties in de sport zijn vaak gericht op het verbeteren van sportieve prestaties, hierbij moeten echter ook negatieve gevolgen, zoals doping en matchfixing, vermeld worden. Daarnaast richten innovaties zich op publiek en fans, met als mogelijk positief effect een hogere sport-participatie. De Commissie is positief over ontwikkelingen rondom duurzaamheid, zoals initiatieven mb.t. afvalverwerking en mobiliteit. Door deze innovaties is sport vaker onderdeel van economische diplomatie en toerisme promotie.

In het debat geven de lidstaten voorbeelden van de innovatieve waarde van grote sportevenementen en hoe hier optimaal gebruik van kan worden gemaakt. Tevens geven ze aan dat het benutten van deze waarde samenhangt met een aantal zaken, zoals een goed plan met een ruime voorbereidingsfase; een innovatiebeleid met daaraan gekoppelde infrastructuur; onderzoek; samenwerking tussen sectoren en stakeholders; een accreditatie model zoals de internationale standaard ISO 20121 (dat de vereisten voor een Duurzaam Event Management Systeem uiteenzet); en een duidelijk spill-over effect.

Nederland heeft aangegeven dat alle sportevenementen die subsidie van de Nederlandse overheid ontvangen, verplicht side evenementen moeten organiseren. Deze side events vergroten de sociale en duurzame effecten van het sportevenement en worden vaak in samenwerking met gemeenten georganiseerd. Ook zijn ze vaak gericht op specifieke doelgroepen zoals kinderen, mensen met een beperking, of ouderen.

Een aantal lidstaten benadrukte verder de toegevoegde waarde van internationale samenwerking, bijvoorbeeld via het Horizon 2020 programma. Tijdens dat debat onderstreepte Nederland de rol van sportfederaties bij het bevorderen van kennisuitwisseling tussen lidstaten. Tevens maakten we de kanttekening dat het zeker mogelijk is om kennisnetwerken of congressen op te zetten voor lidstaten, maar dat we ons moeten realiseren dat diezelfde lidstaten vaak met elkaar concurreren voor de organisatie van een bepaald evenement.

Een aantal kleinere lidstaten wijzen op de kwalitatieve impact die grote sportevenementen hebben op kleinere sporten en de bijzondere waarde van innovaties in het kader van gehandicaptensport. Enkele van hen geven aan dat steun van de overheid voor de organisatie van grote sportevenementen niet onmogelijk moet worden gemaakt door Europese staatssteunregels. Er wordt eveneens uitgesproken dat de belangstelling voor het organiseren van grote sportevenementen in Europa terugloopt. Daarom zal er ook vernieuwd moeten worden in de voorbereidingen en de wijze waarop de bevolking wordt betrokken.

Het voorzitterschap concludeert dat er grote eensgezindheid bestaat over de innovatieve waarde van sportevenementen. De meerderheid van de lidstaten benadrukt de positieve rol die Europa kan spelen in de uitwisseling van (organisatie) kennis tussen lidstaten en de ondersteuning van innovatieve samenwerking. Het is belangrijk dat fans en burgers worden meegenomen in dit traject.

Raadsconclusies over de economische dimensie van sport en zijn sociaaleconomische waarde

Onder dit agendapunt vond een debat plaats over de economische waarde van sport. Nederland heeft aangegeven dat een goede weergave van de economische waarde van sport belangrijk is en dat we daarom een Sport Satelliet Rekening hebben opgezet. Wij lopen hierin voor op andere lidstaten. De conclusies vormen een goede basis om overige lidstaten op een vergelijkbaar niveau te krijgen en behelzen geen bindende maatregelen voor ons.

De Commissie signaleert een tendens dat een groeiend deel van de EU-bevolking (van 42 procent naar 46 procent) minder fysiek actief is. Initiatieven gericht op een gezonde leefstijl met aandacht voor voeding, sport en bewegen zijn noodzakelijk. Tijdens het EU-Sportforum in 2019 in Boekarest zal worden teruggekomen op dit onderwerp. Alle lidstaten kunnen zich vinden in de raadsconclusies.

De Raadsconclusies zijn aangenomen.

Overige Zaken

– Er vindt een terugkoppeling plaats over de bijeenkomst van het WADA-stichtingsbestuur van 14 en 15 november 2018 in Baku

Tijdens deze bijeenkomst is o.a. de selectieprocedure voor de nieuwe voorzitter van de World Anti-Doping Agency (WADA) besproken. De verkiezing vindt plaats in mei 2019 tijdens de Wereld WADA-conferentie in Katowice, Polen. Ook is de begroting van 34 miljoen euro goedgekeurd, met als consequentie een contributieverhoging van 8%. Daarnaast is er een vijfjarenplan toegezegd. Het WADA-bestuur heeft ook verklaard dat Nigeria en de Internationale Turnfederatie niet voldoen aan de Anti-Doping code van de WADA. Er wordt tevens melding gemaakt van de voorstellen van de WADA Goed Bestuur Commissie. Deze commissie pleit eensgezind voor o.a. een toekomstig onafhankelijk voorzitter; twee onafhankelijke leden; één vertegenwoordiger vanuit National Anti-Doping Organizations (NADO’s); en één vertegenwoordiger vanuit de atleten (naast de vertegenwoordigers van de continenten en sportorganisaties). Verder wordt de zittingsduur van bestuursleden beperkt tot drie termijnen van drie jaar en komt er een ethische commissie en een nominatieprocedure.

Nederland heeft geen vertegenwoordiger in het stichtingsbestuur van WADA, maar volgt alle ontwikkelingen nauwgezet en zet zich waar nodig ook internationaal in.

– Het Aankomend Roemeens voorzitterschap presenteert de prioriteiten voor het eerste semester van 2019

Onder het Roemeens EU-voorzitterschap zal er aandacht zijn voor de voortgang van de MFK-onderhandelingen, in het bijzonder die over het sporthoofdstuk van het Erasmus+. Er worden Raadsconclusies en een conferentie voorbereid over het onderwerp: toegang tot georganiseerde sport voor mensen met een beperking. Ook zal er aandacht worden besteed aan de revisie van de WADA-code. Tenslotte wordt er een evenement georganiseerd rond het thema: de gevolgen van de digitale interne markt voor de financiering van de sport, met bijzondere aandacht voor media en solidariteitsmechanismen

Naar boven