21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 293 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 maart 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 16 februari 2018 over de geannoteerde agenda voor de informele Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-raad) (Cultuur) op 27 en 28 februari 2018 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 285).

De vragen en opmerkingen zijn op 22 februari 2018 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 7 maart 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de OJCS-raad op 27 en 28 februari 2018 in Sofia. Hier hebben de leden nog een aantal vragen over.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse inzet ter voorbereiding op de informele OJCS-raad over cultuur. Met het kabinet beschouwen deze leden de Europese Unie als een gemeenschap van waarden en onderschrijven zij de betekenis van cultuur en cultureel erfgoed in dit verband. Wel hebben deze leden nog enkele nadere vragen over de Nederlandse inzet.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele OJCS-raad over cultuur. Het is positief dat het cultuurbeleid op de Europese agenda staat, maar deze leden hebben wel enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele OJCS-raad over cultuur.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het standpunt van het kabinet over de geannoteerde agenda voor de informele OJCS-raad.

Cultuur

De leden van de VVD-fractie vragen welke kansen het kabinet ziet op het terrein van Europese samenwerking op het gebied van cultureel erfgoed. Kan het kabinet aangeven op welke wijze zij invulling gaat geven aan de door het Bulgaarse voorzitterschap gehanteerde term «Europese waarden»? Heeft het kabinet al een beeld welke mogelijke acties hieromtrent zouden kunnen worden genomen en welk budget hiervoor wordt gereserveerd? Kunnen hier bindende acties uit voortkomen? De leden lezen dat de Nederlandse inzet aandacht zal besteden aan de kabinetsinzet om de Nederlandse identiteit herkenbaar te laten blijven in een internationale inbedding. Deze leden zijn fervent voorstander van het verankeren van Nederlandse tradities, waarden en vrijheden in het onderwijs, maar onderstrepen dat zij geen voorstander zijn van Europese bemoeienis met de inrichting van het nationale curriculum in het onderwijs. Kan het kabinet bevestigen dat Europa geen taak heeft om zich te bemoeien met hoe lidstaten aandacht besteden aan burgerschap en dat dit een nationale aangelegenheid is?

Voorts vragen de leden welke concrete mogelijkheden er momenteel zijn om de mobiliteit van specifiek jongeren binnen Europa te bevorderen. Aangezien Nederland de initiatieven van de Europese Commissie ondersteunt, zijn zij benieuwd over welk programma dit gaat.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de Europese Commissie niet helder aangeeft wat zij verstaat onder een «Europese identiteit». Deze leden onderschrijven de inzet van het kabinet om de Nederlandse identiteit herkenbaar te laten blijven in een sterke internationale inbedding. Deze leden vinden het van belang, gelet op het internationale krachtenveld, dat de gemeenschappelijke waarden nader worden uitgewerkt in een Raadsaanbeveling.

De leden vragen het kabinet op welke wijze de resultaten van de Creative and Cultural Sectors Guarantee Facility zullen worden geëvalueerd, voordat van uitbreiding sprake kan zijn. In dit verband vragen deze leden tevens waarom Nederlandse banken geen mogelijkheid zien om gebruik te maken van deze garantiefaciliteit.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het kabinet in de geannoteerde agenda bijna niet ingaat op de vragen van het Bulgaars voorzitterschap, maar wel het initiatief van dit voorzitterschap verwelkomt om de betekenis van cultuur voor de Europese Unie aan de orde te stellen. Cultuur is, volgens het kabinet, namelijk bij uitstek geschikt om uitdrukking en betekenis te geven aan de waarden van de Europese Unie. Kan het kabinet alsnog ingaan op vragen van voorzitterschap? Welke concrete actie kan het kabinet ondernemen om cultuur beter te positioneren om uitdrukking te geven aan de genoemde waarden van Europese Unie? Hoe kan het potentieel van jongeren benut worden, zo vragen deze leden.

De leden constateren voorts dat het kabinet vooral op het terrein van het (behoud van) cultureel erfgoed grote kansen ziet voor Europese samenwerking. Is het kabinet het met deze leden eens dat de kracht van de Europese Unie zit in gelijkenissen, maar ook in de diversiteit? Deelt het kabinet tevens de mening van deze leden dat kunstenaars bij uitstek kunnen reflecteren op deze gelijkenissen en diversiteit? Zijn kunstenaars daarbij ook niet goede ambassadeurs voor hun land? Is het kabinet bereid, om naast de kansen die zij ziet op het gebied van cultureel erfgoed, ook de rol van kunstenaar in te brengen bij de informele OJCS-raad? Ziet het kabinet kansen door bijvoorbeeld de uitwisselingsprogramma’s, naast bestaande financieringsprogramma’s en Europese initiatieven, voor kunstenaars uit verschillende sectoren te versterken, zo vragen deze leden.

Is in dit kader extra inzet op uitwisseling tussen grassroot kunstenaars en initiatieven die juist dicht op de samenleving zitten een mogelijkheid?1 Is het kabinet bereid om te bezien welke rol Europa hierin kan betekenen en dit onderwerp op de informele OJCS-raad te bespreken, zo vragen de leden.

De leden vragen tevens of, naast het belang van de kunstenaars, ook de positie van de kunstenaars kan worden ingebracht De Minister heeft bij het wetgevingsoverleg over cultuur d.d. 13 november 2017 aangegeven dat de arbeidspositie van kunstenaars een belangrijke prioriteit is.2 Zijn hier in Europees verband mogelijkheden voor en kunnen we van andere Europese landen leren? In Ierland is er bijvoorbeeld een wet aangenomen die, dankzij een uitzondering op het mededingingsrecht, de mogelijkheid biedt voor kunstenaars om collectief te onderhandelen. Dit is iets wat de motie van de leden Ellemeet en Asscher ook beoogt en in de uitvoering te maken krijgt met Europese regelgeving.3

De leden van de SP-fractie lezen dat het versterken van het gevoel «bij Europa te horen» onderdeel is van de culturele agenda. Dat lijkt deze leden de omgekeerde wereld. Vanuit een gemeenschappelijke identiteit wordt daaraan uitdrukking gegeven door kunstzinnige en culturele uitingen, het lijkt de leden niet de bedoeling door kunst en cultuur kunstmatig dit gevoel te creëren. Genoemde leden zouden daarom graag van het kabinet willen horen waarom het wel noodzakelijk zou zijn een gemeenschappelijke identiteit te versterken wanneer deze identiteit er niet of nauwelijks is. Dit komt verder tot uitdrukking in de versterking van de Europese nieuwszender Euronews, waar de Europese dimensie versterkt moet worden. Deze leden maken zich ernstige zorgen over het opdringen van de «Europese waarden en cultuur», terwijl er ondertussen steeds minder wordt geïnvesteerd in de Nederlandse publieke omroep, waardoor hier kritische onderzoeksjournalistiek steeds verder onder druk komt te staan. Dit, zo stellen de leden, helemaal in relatie tot de Taskforce EUvsDisinfo waar een Europese overheidsinstantie vrije journalistieke pers beoordeelt. Hoe dat strookt met westerse waarden is genoemde leden nog steeds een groot raadsel.

De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet wil aangeven of de aarzelingen die ten aanzien de mededeling van Europese Commissie over een Europese cultuur bestonden4 onverkort aanwezig blijven als het gaat om de teksten die het Bulgaarse voorzitterschap verspreidt. Zo nee, waarin zijn de verschillen gelegen?

De leden vragen wat de opvatting van het kabinet is over de functionalistische benadering van cultuur die het Bulgaarse voorzitterschap huldigt, waarin cultuur vooral een strategisch instrument vormt om Europese belangen te dienen. In hoeverre kan vanuit die benadering voldoende recht gedaan worden aan de intrinsieke waarde van cultuur in de verschillende lidstaten?

De leden vragen het kabinet om een reactie op de veronderstelling in de agenda van het voorzitterschap dat versterking van Europese cultuur in beginsel op het niveau van de Unie moet gebeuren, in samenwerking met alle lidstaten. Deelt het kabinet de mening dat juist het domein cultuur zich bij uitstek leent voor samenwerking tussen een beperkter aantal lidstaten, in wisselende samenstellingen, naar aanleiding van concrete aangelegenheden?

De leden constateren dat het kabinet een willekeurige selectie kiest van een aantal waarden, namelijk tolerantie, vrijheid van meningsuiting en sociale cohesie. Deze leden vragen hierop een toelichting en vragen waarom niet bijvoorbeeld waarden als verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid worden genoemd. Eveneens vragen zij hoe het mogelijk is op EU-niveau te gaan werken aan het bevorderen van Europese waarden, terwijl niet duidelijk is wat daaronder wordt verstaan.

De leden vragen wat het kabinet van de veronderstelling vindt dat het aan de EU of aan lidstaten zou zijn om een EU-gevoel te kweken bij burgers. Is het kabinet ook van mening dat dit geen doelstellingen moeten zijn van nieuwe plannen en maatregelen, maar hooguit een onbedoeld gevolg en dat de inzet zich dient te richten op goede praktische samenwerking tussen lidstaten, zo vragen de genoemde leden.

II Reactie van het kabinet

Wij waarderen het belang dat de leden van de fracties van de VVD, CDA, Groen Links, SP en SGP hechten aan de Nederlandse inzet tijdens de informele Raad van Cultuurministers, die op 27 en 28 februari werd gehouden in Sofia, en danken de fracties voor hun inbreng. Wij hebben met aandacht kennis genomen van de vragen van deze fracties. De vragen zijn waar mogelijk in samenhang beantwoord.

Cultuur

De leden van de VVD-fractie en de Groen Links-fractie vragen naar de wijze waarop het kabinet met concrete acties invulling wil geven aan het ondersteunen van het begrip Europese waarden.

Het kabinet leest in de notitie van het Bulgaarse voorzitterschap vooral een oproep aan de lidstaten om cultuur een rol te laten spelen bij het uitdragen van fundamentele waarden als tolerantie, diversiteit, vrijheid van expressie en culturele identiteit. Juist in onzekere tijden, kan cultuur en cultuureducatie bijdragen aan stabiliteit en verbinding, bijdragen aan sociale inclusie en het gevoel er bij te horen: bij de lokale, de nationale én bij de Europese gemeenschap. Het op Europees niveau vrij maken van extra financiële middelen voor dit doel is naar het oordeel van het kabinet op dit moment niet aan de orde.

De leden van de VVD-fractie vragen welke kansen het kabinet ziet op het terrein van Europese samenwerking op het gebied van cultureel erfgoed. Het kabinet ziet het belang van Europese samenwerking vooral op de volgende onderdelen:

  • het bevorderen van een gezamenlijke inzet op internationale verdragen op het terrein van erfgoed, vooral in het kader van erfgoed dat door conflict bedreigd is of wordt;

  • het waarborgen van een goede aansluiting tussen het EU beleid en de inzet in andere multilaterale fora;

  • het Europees jaar voor het cultureel erfgoed biedt goede aanknopingspunten voor het werken aan een gezamenlijke Europese agenda op het terrein van erfgoed, het uitwisselen van kennis en het leren van elkaars ervaringen;

  • samenwerking op het gebied van de bestrijding van de illegale handel, door o.a. kennisuitwisseling over preventieve maatregelen.

De leden van de VVD-fractie vragen naar bestaande, concrete mogelijkheden om de mobiliteit van vooral jongeren binnen Europa te bevorderen. In samenhang daarmee vragen de leden van de Groen Links-fractie naar het beter benutten van het potentieel van jongeren.

Goed cultuuronderwijs vergt een lange adem en inspanning van alle betrokkenen: scholen, culturele instellingen en overheden. We zien in eigen land positieve ontwikkelingen in het programma «Cultuureducatie met kwaliteit». Meer leerlingen worden bereikt door een betere samenwerking met verschillende lagen van overheden. De samenwerking tussen scholen en culturele aanbieders leidt tot beter cultuuronderwijs en het ontwikkelen van meer kennis en vaardigheden door leerlingen.

Het Europese programma Erasmus+ (2014–2020) is een goed werkend en effectief instrument om de mobiliteit van studenten en jongeren binnen Europa te bevorderen. Dit bleek ook uit de tussentijdse evaluatie Erasmus+. Erasmus+ biedt onder andere kansen aan jongeren om in een ander land te leren of stage te lopen en mede-Europeanen te ontmoeten. Het programma heeft een oplopend budget. Zo is er in 2018 in totaal € 60 miljoen beschikbaar voor Nederland, t.o.v. € 40 miljoen in 2014. Hierdoor hebben studenten en jongeren in toenemende mate mogelijkheden om gebruik te maken van Erasmus+.

Daarnaast bevordert het Creative Europe programma de samenwerking tussen jonge kunstenaars in Europa. Het kabinet kijkt met belangstelling uit naar de Commissievoorstellen voor de programma’s na 2020, die komende zomer worden verwacht.

De leden van de VVD-fractie vragen een bevestiging van het kabinet dat Europa geen rol heeft bij de inrichting van het nationale curriculum in het onderwijs en burgerschapsonderwijs.

Het kabinet beschouwt de inrichting van het onderwijs, en hoe burgerschap hier een plaats in heeft, als een nationale bevoegdheid. Er is volgens het kabinet geen ruimte voor directe invloed vanuit de Europese beleidsvorming op nationale curricula. Het kabinet werkt op dit moment aan de verduidelijking van de burgerschapsopdracht voor scholen.

Het kabinet deelt de opvatting van de leden van de CDA-fractie en de SGP-fractie dat in de stukken voor de informele Raad niet altijd voldoende helder wordt gemaakt wat onder Europese identiteit en Europese waarden dient te worden verstaan. Tegelijkertijd merkt het kabinet op dat de beschrijving van de Europese waarden in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie voldoende basis biedt voor een discussie over de rol van cultuur in de Europese samenwerking. En dat een dialoog hierover in Europees verband ook waardevol blijkt. Nederland hecht aan het belang dat de lidstaten, juist in deze tijd van globalisering, een eigen, herkenbare, identiteit en geschiedenis kunnen bewaren.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de evaluatie van de Garantie Faciliteit van het Creative Europe programma. De Garantiefaciliteit is sinds kort van kracht en zal naar verwachting geëvalueerd worden in samenhang met de tussentijdse evaluatie van het huidige Creative Europe programma (2014–2020). Nederlandse financiële instellingen hebben aangegeven dat zij – mede gelet op de huidige lage rentestand en gelet op de relatief geringe omvang van internationale projecten in de cultuur en audiovisuele sector – onvoldoende commercieel belang hechten aan deelname aan de Garantiefaciliteit van het Creative Europe programma.

Het kabinet acht het niet wenselijk, zonder een grondige evaluatie van de resultaten van de Garantiefaciliteit, besluiten te nemen over de uitbreiding van deze faciliteit.

Het kabinet deelt de opvatting van de GroenLinks-fractie dat de Europese Unie haar kracht zowel ontleent aan een vermogen om samenhang aan te brengen en samenwerking te stimuleren als aan een vermogen om uitdrukking te geven aan de grote diversiteit binnen Europa. Dat is de kern van het Europese culturele beleid: culturele diversiteit en interculturele dialoog. Kunstenaars en cultuurmakers zijn bij uitstek geschikt om betekenis te geven aan die dialoog en aan de diversiteit binnen Europa.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet naar de kansen voor het versterken van uitwisselingsprogramma’s voor kunstenaars, met een bijzondere aandacht voor «grassroot» kunstenaars en initiatieven die dicht op de samenleving zitten.

Tijdens de informele OJCS-Raad van 27–28 februari bleek een groeiende bereidheid bij de lidstaten om de mobiliteit van kunstenaars binnen Europa te versterken. Ik sta open voor voorstellen van de Europese Commissie voor het intensiveren van de uitwisseling van kunstenaars binnen Europa en zal deze met een positieve grondhouding beoordelen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet nader in te gaan op de vraag die het Bulgaarse voorzitterschap in haar notitie stelt over de inzet van cultuur voor het versterken van het gevoel bij Europa te horen.

Het kabinet ziet de Europese Unie als een gemeenschap van waarden. Cultuur is bij uitstek een instrument om uitdrukking en betekenis aan die waarden te geven. Het kabinet verwelkomt dan ook het initiatief van het Bulgaarse voorzitterschap om te kijken naar de rol die cultuur kan spelen in het versterken van Europese samenwerking in samenhang met andere beleidsterreinen binnen de EU. Het kabinet denkt daarbij aan uiteenlopende zaken als de bijdrage van cultuur aan het onderwijs en de ontwikkeling van jongeren in het algemeen. Aan de rol van cultuur in de media (met inbegrip van de sociale media). Aan de rol van cultuur in buitenlandse betrekkingen. Aan de rol van cultuur bij de emancipatie van de LHBTI-gemeenschap. En aan de rol van cultuur en cultureel erfgoed bij duurzame landbouw.

De GroenLinks-fractieleden wijzen daarnaast op de arbeidsmarktpositie van kunstenaars en verzoeken daar in Europees verband aandacht voor te vragen. Het kabinet zal aan dit verzoek voldoen.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom het nodig is de Europese culturele identiteit te versterken, terwijl die identiteit er niet is.

Volgens het kabinet ontleent Europa haar identiteit vooral aan haar culturele verscheidenheid. Dat is de kracht van Europa en dat is de kracht van cultuur. Wat ons bindt in Europa is de erkenning van een aantal fundamentele waarden met betrekking tot onderwerpen als mensenrechten, de vrijheid van meningsuiting, tolerantie en sociale cohesie. Waarden die wij binnen Europa hoog moeten houden en die wij internationaal willen uitdragen en willen versterken.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over het opdringen van Europese waarden en cultuur terwijl er steeds minder wordt geïnvesteerd in de Nederlandse publieke omroep waardoor de kritische onderzoeksjournalistiek in Nederland steeds meer onder druk komt te staan.

Het kabinet hecht aan een stevige publieke omroep, en aan een gezonde journalistieke sector. Daarom investeert het kabinet structureel € 5 miljoen in onderzoeksjournalistiek, en lopen er op dit moment 4 onderzoeken naar de stand van de onafhankelijke journalistiek in Nederland, waaronder een onderzoek over de stand van de onderzoeksjournalistiek. Voor de NPO is het genre nieuws en opinie, waaronder onderzoeksjournalistieke programma’s vallen, zeer belangrijk. In 2017 investeerde de NPO hier nog € 135 miljoen in, en voor 2018 heeft de NPO aangekondigd extra te investeren.5

De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet een willekeurige selectie kiest van een aantal waarden en vraagt waarom andere waarden niet worden genoemd.

Het kabinet had niet de intentie in de geannoteerde agenda van de informele OJCS-raad voor cultuur voor een volledige opsomming van waarden te kiezen. Waarden als verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid behoren daar zeker ook toe.

De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet een reactie op de stelling van het Bulgaars voorzitterschap dat de versterking van de Europese cultuur in beginsel op het niveau van de Unie moet gebeuren. De voorstellen van het Bulgaarse voorzitterschap lijken volgens de SGP-fractie te veel alleen de Europese belangen te dienen, lijken onvoldoende recht te doen aan de intrinsieke waarde van cultuur en aan de individuele belangen van lidstaten bij het aangaan van internationale samenwerking.

Het kabinet leest in de tekst van de notitie van het Bulgaarse voorzitterschap vooral een oproep om cultuur een grotere rol te laten spelen in de Europese samenwerking. Er wordt in deze notitie naar het oordeel van het kabinet geen afbreuk gedaan aan het subsidiariteitsbeginsel, noch aan de betekenis van culturele diversiteit binnen Europa, noch aan de intrinsieke waarde van cultuur in de lidstaten en noch aan de vrijheid die lidstaten wordt gelaten om zelf partners te kiezen voor internationale culturele samenwerking.

De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet dezelfde aarzelingen heeft ten aanzien van de Bulgaarse teksten over Europese cultuur als het had ten aanzien van de Commissievoorstellen in december vorig jaar.

De inhoud van de notitie van het Bulgaarse voorzitterschap heeft de aarzelingen van het kabinet over de behandeling van het onderwerp «Europese identiteit» niet weggenomen. Er wordt nog onvoldoende duidelijk gemaakt wat onder Europese identiteit moet worden verstaan en hoe dit begrip in de verschillende lidstaten vanuit verschillende perspectieven wordt geïnterpreteerd, en welke rol men ziet weggelegd voor cultuur in het versterken van de Europese samenwerking. Dit neemt niet weg dat het kabinet waardering heeft voor het initiatief van het Bulgaarse voorzitterschap om deze discussie concreter te maken en meer richting te geven.


X Noot
1

Er vindt culturele uitwisseling tussen grassroot kunstenaars en initiatieven uit Nederland met Europese instellingen plaats, gefinancierd uit reguliere middelen. De huidige middelen en plekken zijn echter zeer beperkt.

X Noot
2

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 13 november 2017, over de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018, onderdeel cultuur, Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 55.

X Noot
3

Motie van de leden Ellemeet en Asscher over de onderhandelingspositie van zzp'ers, Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 19.

X Noot
4

Kabinetsreactie op de mededeling van de Europese Commissie «De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur» (COM (2017) 673), Kamerstuk 22 112, nr. 2443.

X Noot
5

Zie ook Aanhangsel Handelingen II 2016/2017, nr. 2203

Naar boven