21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 268 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2016

Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) van 30 en 31 mei jl. Voor het onderdeel Sport stuur ik u dit verslag mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor wat betreft het onderdeel Jeugd mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Nederland werd in de Raad (Onderwijs, Cultuur) vertegenwoordigd door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Jeugddeel 21 november

Raadsconclusies over het «promoten van nieuwe werkmethoden van het jeugdwerk aansluitend op de ontwikkeling van de potenties en talenten van jeugd»

Tijdens de Jeugdraad zijn de Raadsconclusies aangenomen over het stimuleren van nieuwe benaderingen in jeugdwerk (extranetnummer 13621/16). De Raadsconclusies zijn positief ontvangen door de lidstaten en de Europese Commissie. Aangezien de wereld en omgeving van jongeren snel verandert, is het noodzakelijk dat het jeugdwerk zich daaraan aanpast. Naast erkenning van het belang van zowel de lokale autoriteiten als de betrokkenheid van jongeren bij de innovatie van het jongerenwerk, is ook de aanvullende rol erkend van de EU via instrumenten, zoals het Erasmus+ programma en de expertgroep, gericht op de digitalisering van het jeugdwerk.

Beleidsdebat «Jonge Europeanen in het centrum van een moderne Europese Unie»

Voorts is er een publiek beleidsdebat gevoerd over de betrokkenheid van jongeren bij het Europees project (extranetnummer 13617/16). Doel van het debat was informatie uit te wisselen over initiatieven die zijn genomen in lidstaten, om de betrokkenheid van jongeren bij het beleid op nationaal en Europees niveau te vergroten en de democratische waarden en Europese samenwerking te bevorderen.

Het debat werd gevoerd aan de hand van een survey over het leven van jongeren in Europa («Generation WHAT») gepresenteerd door de EBU (European Broadcasting Union), waarin jongeren zelf laten weten wat ze belangrijk vinden in het leven. Daarnaast dienden drie vragen als leidraad voor de discussie:

  • Hoe kunnen we jonge mensen meer verbinden met de onderliggende ideeën van Europese samenwerking?

  • Wat kan er op EU- en lidstaat niveau gedaan worden om de relatie tussen jongeren en besluitvoerders te vernieuwen, hoe kunnen ze elkaars taal spreken en komen tot moderne effectieve methoden?

  • Welke aanbevelingen opgesteld in de EU Jeugd Conferentie in Košice zouden ook daadwerkelijk in nationaal beleid omgezet kunnen worden?

Uit het debat bleek dat alle lidstaten het van belang achten om jongeren te betrekken bij de maatschappij en bij Europa (zowel in informele als in formele settings). Er ligt daar ook een duidelijk taak voor het jeugdwerk op lokaal en nationaal niveau volgens veel lidstaten. In het debat is daarbij wel de kanttekening geplaatst dat er grote verschillen kunnen zijn tussen groepen jongeren en dat die op verschillende wijze benaderd moeten worden. Enkele lidstaten hebben in dit verband gewezen op jonge asielzoekers en vluchtelingen. Op het Europees niveau zijn het Erasmus+ programma en de gestructureerde dialoog geschikte instrumenten, al kan de dialoog volgens veel lidstaten en de Commissie verder verbeterd en gemoderniseerd worden. Ook zouden aanvullende instrumenten ingezet moeten worden om alle jongeren te bereiken, bijvoorbeeld via sociale media. Diverse lidstaten hebben laten weten positief te staan ten opzichte van de oprichting van een Europees Solidariteits Corps. Er zijn er nog wel vragen over onder andere de verhoudingen met lidstaten en bestaande initiatieven. Lidstaten benadrukken het belang van mobiliteits- en burgerschap vormingsprojecten. Ook is het nodig dat de mediawijsheid en weerbaarheid vergroot wordt en haat spreken bestreden wordt.

Om jongeren beter te betrekken geven verschillende lidstaten aan dat het nodig is te weten hoe we jongeren het beste kunnen benaderen en wat ze bezighoudt. Tegelijkertijd is door onder andere Nederland naar voren gebracht dat jongeren ook vooral zelf betrokken moeten worden bij het opzetten van initiatieven.

Het EBU initiatief, om via de publieke omroepen (in Nederland via BNN/VARA) interactief te inventariseren wat jongeren zelf vinden van verschillende onderwerpen, is een voorbeeld om meer te weten te komen van de opvattingen jongeren in Europa. Op nationaal niveau zijn het Youthvoice programma in het VK en de Young Presidency Tour in Nederland als succesvolle voorbeelden genoemd in het debat. Uit de survey, de programma’s en projecten in diverse landen blijkt overigens dat jongeren wel degelijk geïnteresseerd zijn in internationale zaken en het opdoen van ervaringen buiten de eigen landsgrenzen, maar dat ze grote moeite hebben met de Europese instituties en bureaucratie.

In andere lidstaten, waaronder Frankrijk en Italië, zijn initiatieven gestart om de betrokkenheid van jongeren op nationaal en internationaal niveau te vergroten via digitale platforms, burgerraden, burgerschapsprogramma’s voor jongeren en de gestructureerde dialoog. In Estland is de verlaging van de leeftijdsgrens voor de lokale verkiezingen naar 16 jaar doorgevoerd. Ook zijn er initiatieven, zoals in Duitsland, om goede feedback over de besluitvorming op alle niveaus te organiseren.

Wat betreft de aanbevelingen van de Europese Jeugd Conferentie blijkt uit het debat dat alle lidstaten de aanbevelingen ondersteunen. Er worden echter, wanneer er prioriteiten moeten worden gesteld, door de lidstaten verschillende voorkeuren uitgesproken. Een groot aantal lidstaten deelt wel de opvatting van Nederland dat in ieder geval aandacht moet worden besteed aan het kritisch omgaan met de media.

Onderwijsdeel 21 november

Raadsresolutie over de Europese vaardighedenagenda

De Raad heeft de Raadsresolutie over de Europese vaardighedenagenda aangenomen (extranetnummer 13413/16). De Raadsresolutie vormt een reactie op de door de Commissie gepresenteerde Nieuwe Vaardighedenagenda.1 De Commissie benadrukte het belang van de bijdrage van vaardigheden voor burgers voor kansen op de arbeidsmarkt (en economische groei in het algemeen) als ook voor functioneren in de maatschappij. De resolutie is zonder discussie aangenomen.

Raadsaanbeveling over bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen

De Raad heeft overeenstemming bereikt over de aanbeveling bijscholingstrajecten (extranetnummer 14063/16). In de Raadsaanbeveling stelt de Commissie voor door middel van een vaardighedengarantie in te zetten op het terugbrengen van het thans hoge aantal laaggeschoolde volwassenen in Europa. Het gaat hierbij om laaggeschoolde volwassenen die het initiële onderwijs hebben verlaten zonder diploma hoger secundair onderwijs of gelijkwaardig, en die niet onder de Jeugdgarantie vallen.

In de Raad werd benadrukt dat er verschillen bestaan tussen lidstaten en dat er daarom geen «one-size-fits-all» oplossingen zijn. In deze context is vooruitgang in de richting van een specifiek kwalificatieniveau een manier om de inzetbaarheid en actieve participatie in de samenleving te vergroten, in plaats van een doel op zich.

De Raad heeft overeenstemming bereikt over de aanbeveling.2

Raadsconclusies over het voorkomen van radicalisering

De Raad heeft in opvolging van de Verklaring van Parijs en de door de Commissie gepubliceerde mededeling «Supporting the prevention of radicalisation leading to violent extremism» Raadsconclusies aangenomen over het voorkomen van radicalisering (extranetnummer 14276/16).3

In de Raad werd onderstreept dat het voorkomen van radicalisering politiek momentum moet houden in alle lidstaten om deze gezamenlijke uitdaging te blijven aangaan. Alle stakeholders, vooral op lokaal niveau, moeten gemobiliseerd worden om via een geïntegreerde aanpak radicalisering te voorkomen. Hierbij werd het belang van de schoolomgeving, inclusief het belang en de rol van leraren, en jeugdwerkers genoemd.

Een aantal lidstaten heeft specifiek steun uitgesproken voor de Raadsconclusies.

De conclusies werden zonder discussie aangenomen.

Beleidsdebat over het stimuleren en ontwikkelen van talent

Tijdens de Raad heeft er een gedachtewisseling plaatsgevonden over talentontwikkeling in brede zin (onderwijssectoren, wetenschap en cultuursector) (extranetnummer 13631/16). Het doel van het debat was het uitwisselen van kennis en ervaringen uit de lidstaten. Het uitwisselen van ervaringen is zeker waardevol. Tegelijkertijd is het goed aan te geven dat goede voorbeelden niet zomaar toepasbaar zijn op de Nederlandse situatie.

Veel lidstaten wezen op het belang van een op het individu toegesneden aanpak, op het belang van kansengelijkheid en inclusie en tegelijkertijd op het belang van stimulering van excellentie. Er werd aangegeven dat het van belang is dat talent van elk individu ontwikkeld wordt. Voorts werd aangegeven dat het in deze veranderende wereld belangrijk is dat onderwijs en arbeidsmarkt goed op elkaar afgestemd worden. Met het aanwezige talent kan er ingespeeld worden op de reële behoefte op de arbeidsmarkt.

Nederland heeft aangegeven dat kansengelijkheid ook nationaal onderwerp van politiek gesprek is. Nederland stelde dat talent een bron van inspiratie is en daarom gekoesterd en gestimuleerd moet worden. Nederland gaf aan dat het belangrijk is om te kijken hoe kansengelijkheid juist met stimulering van excellentie verbonden kan worden. Verder noemde Nederland dat het van belang is om mensen toe te leiden naar terreinen waar kansen op de arbeidsmarkt liggen.

Overige zaken

De Franse delegatie heeft aandacht gevraagd voor een initiatief voor een Europese studentenkaart (extranetnummer 14155/16). De kaart zou studentenmobiliteit moeten faciliteren, bijvoorbeeld door studenten mogelijkheden te bieden bij toegang tot andere lidstaten, huisvesting en universiteitskantines. De Commissie is erg positief over dit initiatief op basis van ervaringen in Frankrijk en Italië en heeft andere lidstaten aangespoord om zich aan te sluiten. De modaliteiten van een eventuele verbreding van dit initiatief zijn nog onbekend.

Malta heeft de prioriteiten voor het Maltese Voorzitterschap gepresenteerd, deze zal plaatsvinden van januari tot en met juni 2017. Het centrale thema van het Voorzitterschap op het gebied van onderwijs is inclusie en diversiteit (er is geen extranetnummer beschikbaar).

Cultuur en audiovisueel (22 november)

Voortgangsrapportage herziening Richtlijn audiovisuele mediadiensten

Het Slowaaks Voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de stand van zaken van de herziening van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten (extranetnummer 13624/1/16). De belangrijkste aanpassingen in de richtlijn betreffen: uitbreiding van de werkingssfeer naar video-sharing-platforms; creëren van een gelijk speelveld; vereenvoudiging van de bepalingen rondom jurisdictie en het belang van onafhankelijk toezicht.

Commissaris Oettinger heeft namens de Europese Commissie aangegeven dat modernisering van de richtlijn noodzakelijk is. Met dit voorstel wil de Commissie aansluiten op een nieuwe digitale werkelijkheid en tegelijk Europese content beschermen en bevorderen. Daarnaast wil de Commissie bescherming van minderjarigen nog beter regelen, de verspreiding van «hate speech» tegengaan en een gelijker speelveld creëren tussen bestaande diensten en nieuwe toetreders.

In de Raad bleek dat lidstaten vooralsnog verdeeld ten opzichte van verschillende aspecten van het voorstel staan.

Nederland heeft zijn zorgen uitgesproken over een specifiek aspect in dit voorstel: het land-van-oorsprong-beginsel. Dit beginsel wordt namelijk ondermijnd door een land-van-bestemming-beginsel te hanteren in de herziene richtlijn, waarbij het mogelijk wordt video-on-demand-aanbieders gevestigd in andere lidstaten een heffing op te leggen. De afwijking van het land-van-oorsprong-beginsel past niet in de versterking van de digitale interne markt. Bovendien wordt door dit land-van-bestemming-beginsel, de video-on-demand-markt volgens Nederland oneerlijk benadeeld. Daarbij kunnen de heffingen een drempel voor innovatie in de sector opwerpen. Een paar landen gaven aan deze zorgen te delen, maar de meerderheid van de lidstaten bleek juist voorstander te zijn van het land-van-bestemming-beginsel, onder andere vanwege de verplichting om de opbrengst van de heffingen in te zetten voor de financiering van Europese werken.

De quota voor het aantal Europese werken in catalogi van video-on-demand-aanbieders mogen wat een aantal lidstaten betreft hoger zijn dan de voorgestelde 20 procent. Andere lidstaten gaven juist aan geen voorstander te zijn van verdere gedetailleerde regelgeving op dit punt, omdat zij quota geen doel op zich vinden en liever andere voorstellen zien om Europees werk te bevorderen.

De Commissie lichtte na de verschillende interventies van lidstaten toe dat ze eerlijke concurrentie beoogt tussen bestaande aanbieders en nieuwe toetreders en haalde als voorbeeld aan dat een aantal landen al een heffing oplegt aan aanbieders gevestigd in hun land. De Commissie heeft in september, in een Duitse zaak, een besluit genomen waaruit blijkt dat de onderzochte heffing ook aan aanbieders gevestigd in andere lidstaten mocht worden opgelegd en dat de Duitse heffing voldoet aan de staatssteunregels. De mogelijkheid heffingen op te leggen wordt niet verplicht gesteld in de richtlijn, dus juridisch verandert er weinig voor de landen die geen heffing willen opleggen. Hiermee ging de Commissie voorbij aan het feit dat Nederland juist moeite heeft met de mogelijkheid om een heffing over de grenzen op te kunnen leggen. Het Voorzitterschap constateerde tenslotte dat er op veel punten nog overeenstemming moet worden bereikt (onder meer tijdens Maltese Voorzitterschap) voordat de besluitvorming over de richtlijn zal plaats vinden.

Voorstel Europees Erfgoedjaar

Het voorstel van de Europese Commissie tot een Europees Erfgoedjaar in 2018 werd zonder discussie door de Raad aanvaard (extranetnummer 14385/16).

Voorstel deelname EER/EVA-landen aan Europese Culturele Hoofdsteden

Het voorstel van de Europese Commissie voor deelname van EER/EVA-landen aan de activiteit Europese Culturele Hoofdsteden 2020–2033 werd zonder discussie door de Raad aanvaard (extranetnummer 13660/16).

Beleidsdebat strategie voor internationale culturele betrekkingen

De Raad wisselde van gedachten over een mogelijke gezamenlijke strategie voor internationale culturele betrekkingen vanuit de EU (extranetnummer 13638/16). Commissaris Navracsics onderstreepte voorafgaand aan het debat het belang van dit onderwerp en gaf aan dat cultuur intrinsiek van waarde is en daarnaast een belangrijke functie heeft in de verbinding met en samenwerking tussen landen, ook buiten Europa. Betrokkenheid, ook van de nationale culturele instituten, is essentieel volgens de Commissie.

De inbreng van de lidstaten in het debat liepen uiteen, de lidstaten legden verschillende accenten hoe dit onderwerp in hun landen wordt uitgewerkt en welke rol de EU hierin zou moeten spelen. Een aantal landen deelden voorbeelden van hun samenwerking op het gebied van onder andere bescherming van cultureel erfgoed, het weghalen van belemmeringen en het versterken van de relaties met Zuidoost Europese grenslanden. Sommige andere lidstaten benadrukten dat bestaande netwerken moeten worden benut. Alle lidstaten waren het echter eens over het belang van internationale culturele betrekkingen.

Nederland heeft tijdens het debat ingebracht dat samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van internationale culturele betrekkingen belangrijk is. Verder gaf Nederland aan een eventuele gezamenlijke strategie graag vanuit bestaande middelen gefinancierd te zien. Een aantal lidstaten steunde deze inzet. Nederland vindt tot slot de steun van regionale gemeenschappen van belang bij het komen tot een gezamenlijke strategie.

Het Voorzitterschap eindigde het debat met de constatering dat een strategie op het gebied van internationale culturele betrekkingen wordt verwelkomd. Echter, meer focus, een helder kader en een efficiënte inzet lijkt gewenst door de Raad.

Overige zaken

Frankrijk heeft aandacht gevraagd voor de hervorming van het auteursrecht en het voorstel van de Commissie vindt Frankrijk een stap in de goede richting (extranetnummer 14153/16). De Commissie reageerde op dit punt door aan te geven dat de belangen van makers/producenten en consumenten verenigd moeten worden. Om de Europese cultuursector in stand te houden, blijft een billijke vergoeding noodzakelijk. Voor consumenten moet content downloaden gratis blijven, maar online platformen moeten gaan bijdragen aan de productie van Europese content.

Italië deed een algemene oproep in de Raad tot investeren in cultuur (extranetnummer 14404/16).

Kroatië en Ierland presenteerden de culturele hoofdsteden voor het jaar 2020: Rijeka en Galway (extranetnummer 14154/16).

Als inkomend Voorzitterschap presenteerde Malta de prioriteiten voor de eerste helft van 2017. De overkoepelende prioriteiten zijn: de immigratiecrises; promotie van de digitale single market; veiligheid en grenzen; gendergelijkheid; en de zee (bijvoorbeeld maritiem toerisme). Met betrekking tot audiovisueel wil Malta verder werken aan de herziening van de richtlijn met als doel voor de zomer een akkoord aan de Raad te kunnen voorleggen. Daarnaast zal het Maltese Voorzitterschap zich richten op de continuering van het Europees Zuid-Koreaans coproductieverdrag. Qua cultuur richt Malta zich op Raadsconclusies over een strategie voor internationale culturele betrekkingen; het Europees Erfgoedjaar in 2018 en Europese culturele hoofdsteden van 2020–2033 (er is geen extranetnummer beschikbaar).

Sportdeel 22 november

Raadsconclusies over sportdiplomatie

Tijdens de Sportraad zijn de Raadsconclusies aangenomen over sportdiplomatie (extranetnummer 13645/1/16). De Raadsconclusies zijn positief ontvangen door de lidstaten en de Europese Commissie. Ze onderschrijven dat sport een middel kan zijn bij het ondersteunen van interculturele, economische en politieke samenwerking en dat sportdiplomatie kan bijdragen aan een beter begrip tussen landen en culturen en aan het verbreden en versterken van contacten tussen EU-landen en derde landen. De voorgestelde conclusies bevatten geen dwingende of regelgevende maatregelen, maar uiteenlopende suggesties en stimulansen om:

  • de bewustwording te vergroten voor de potentie sport voor publieke diplomatie;

  • sport in te zetten om fair play, sociale cohesie en tolerantie te bevorderen;

  • samen te werken met de sportwereld op dit terrein;

  • atleten als rolmodellen en de platformfunctie en mediabekendheid van grote sportevenementen te gebruiken.

Beleidsdebat: impact van sport op de persoonlijke ontwikkeling

In de Raad is er een publiek beleidsdebat gevoerd over de impact van sport op de persoonlijke ontwikkeling (extranetnummer 13647/16). Doel van het debat was in het kader van de persoonlijke ontwikkeling informatie uit te wisselen over educatieve initiatieven op dit terrein. Ook was er aandacht over de mogelijke inzet van sport om sociale vaardigheden te ontwikkelen die relevant zijn voor deelname aan de democratische samenleving.

Het debat is ingeleid door twee topatleten die bovendien actief zijn in hun sportorganisaties respectievelijk IOC en IAAF. Uit het debat bleek dat alle lidstaten ervan overtuigd zijn dat sport een belangrijke bijdrage kan leveren aan de persoonlijke ontwikkeling en het aanleren van vaardigheden zoals leren omgaan met regels, verliezen en winnen, tonen van respect en tolerantie.

In diverse lidstaten zijn er inmiddels programma’s gestart voor topatleten om de persoonlijke ontwikkeling te ondersteunen en de mogelijkheid om sport en onderwijs te combineren (duale carrière). Nederland heeft in dit verband gewezen op het Flexibel Onderwijs en Topsport (FLOT) akkoord tussen universiteiten, hogescholen en NOC*NSF en de recente intensivering om voor topatleten de overgang van de sport naar de maatschappelijke carrière te ondersteunen.

Veel aandacht was er in de bijdragen van de lidstaten voor de verbetering van vaardigheden en kwalificaties van coaches en trainers. Daarbij wordt ook gewezen op de samenhang met de nieuwe «vaardighedenagenda» van de Commissie. Maar ook de rol van ouders, leraren lichamelijke opvoeding en het leger werd genoemd.

Hoewel aangegeven werd dat de bijdrage van sport vooral ook een eigen waarde heeft, werd erkend dat sport ook andere doelen kan dienen. In het debat werden concrete projecten genoemd, waarbij sport wordt ingezet bij de opvang van vluchtelingen (Zweden), het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten (Ierland), ongeschoolde jongeren helpen met werkbegeleiding (België) en om jongeren met gedragsproblemen in sport en in het dagelijks leven met speciale sportactiviteiten en begeleiding weer op weg helpen (Nederland).

Overige zaken

Er is verslag gedaan van de WADA (World Anti-Doping Agency) bijeenkomsten op 18–19 november in Glasgow (extranetnummer 14851/16). Betrokken overheden waren het er over eens dat er wellicht nog wel opmerkingen te maken zijn over werking en bestuur van WADA, maar dat WADA versterkt moet worden om onafhankelijk onderzoek uit te voeren, de «compliance» met de WADA code te monitoren en een klokkenluidersprogramma op te zetten. Afgesproken is dat er een financieel meerjarenperspectief zal worden gemaakt waarin ook toekomstige prioriteiten zullen worden afgewogen met huidige taken. De Noorse Minister, verantwoordelijk voor sport, is verkozen als nieuwe vicevoorzitter van de WADA. Gewerkt wordt aan een nieuw compliance systeem met boetes. Voor de eventuele vorming van een International Testing Authority, die de dopingcontroles van de internationale federaties moet gaan overnemen, is er aan een technisch comité gevraagd om met een voorstel te komen.

Het Maltees Voorzitterschap heeft aangekondigd Raadsconclusies te willen voorbereiden over de rol van vrijwilligers in de sport en een Resolutie over het nieuwe werkplan Sport (er is geen extranetnummer beschikbaar).


X Noot
1

COM(2016) 381

X Noot
2

Nadat de jurist-vertalers hun werkzaamheden hebben afgerond zal de tekst formeel door de eerstvolgende Raad worden vastgesteld (als hamerstuk).

X Noot
3

COM(2016) 379

Naar boven