21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 226 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2014

Op 20 en 21 mei 2014 vindt in Brussel de Jeugd- en Sportraad plaats, als onderdeel van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS) van de Europese Unie. In deze brief worden de onderwerpen die betrekking hebben op de beleidsterreinen jeugd en sport nader toegelicht en treft u per onderwerp de kabinetsinzet aan. Over de kabinetsinzet op de onderwijs- en cultuuronderwerpen bent u apart geïnformeerd door mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ten tijde van het versturen van deze geannoteerde agenda is alleen een voorlopige agenda bekend.

Bijgaand doe ik u – mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – de geannoteerde agenda voor de Raad toekomen.

Ik wijs u erop dat over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de Raad nog afstemming in de Ministerraad zal plaatsvinden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Geannoteerde agenda Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sportraad 20 en 21 mei 2014 te Brussel.

Er is op dit moment nog geen definitieve agenda van de Raad beschikbaar. Hierbij vindt u de inzet van het kabinet op de voorlopige agendapunten:

Jeugdraad (20 mei 15 uur):

1. Raadsconclusies bevorderen ondernemerschap bij jeugd

Achtergrond

Het Grieks voorzitterschap heeft raadsconclusies geformuleerd om overheden te stimuleren ondernemerschap van jongeren in Europa te bevorderen, met speciale aandacht voor sociaal ondernemerschap op het terrein van cultuur. Dit komt voort uit de EU-strategie voor jongeren (2010–2018). De huidige generatie jongeren in Europa wordt geconfronteerd met ongekende uitdagingen op het gebied van jeugdwerkloosheid en het risico op armoede. Voor overheden en organisaties in het jongerenwerk is een rol weggelegd om deze uitdagingen aan te gaan.

Inzet Nederland

Het stimuleren van ondernemerschap bij jongeren is in lijn met het kabinetsbeleid en is een van de manieren om economische groei te bevorderen. Wat dat betreft kan Nederland de uitgangspunten van deze raadsconclusies onderschrijven. De Nederlandse inzet ten aanzien van deze raadsconclusies was erop gericht, indachtig de voor Jeugd geldende Open Methode van Coördinatie en de EU-strategie voor jongeren, dat de conclusies zich moeten richten op het uitwisselen van informatie en best practices tussen de lidstaten en op de faciliterende rol die de Commissie daarbij kan spelen.

Verdergaande conclusies werden door Nederland in de Raadswerkgroep Jeugd niet gesteund. Zoals de raadsconclusies nu voorliggen gaat het alleen om het uitwisselen van goede voorbeelden en informatie die we nuttig achten voor het Nederlands beleid.

Nederland kan instemmen met voorliggende tekst van deze raadsconclusies.

2. Werkplan voor Jeugd, juli 2014-december 2015

Achtergrond

Nederland is voorstander van het voorgestelde EU Werkplan voor Jeugd, binnen het kader van de eerder vastgestelde EU Jeugdstrategie 2010–2018. Het opstellen van een werkplan, dat zich voor een kortere periode richt op een beperkt aantal prioriteiten, biedt de mogelijkheid aan lidstaten en Commissie om flexibeler in te spelen op actuele ontwikkelingen en politieke prioriteiten.

Het Griekse EU-voorzitterschap zet zich in om het komende half jaar een Werkplan Jeugd voor de middellange termijn aan te nemen binnen de kaders van de staande EU-jeugdstrategie die doorloopt tot en met 2018. Nederland kan zich vinden in de totstandkoming van een Werkplan voor de middellange termijn, omdat op deze manier flexibel kan worden ingespeeld op een veranderende (politieke) context.

Voor een werkperiode van 1,5 jaar is nu gekozen voor de volgende drie prioriteiten:

  • 1. Development of youth work and non-formal and informal learning

  • 2. Enhanced cross-sectorial cooperation within the framework of EU strategies

  • 3. Empowerment, with a special focus on access to rights, autonomy, participation and active citizenship within and outside the EU.

Inzet Nederland

Nederland heeft ingezet op het opnemen van slechts een beperkt aantal thema’s per Werkplan. Nederland vindt het specifiek van belang dat het Werkplan aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • Beperken van de reikwijdte van het plan tot de eigen sector;

  • Opnemen van slechts een beperkte aantal prioriteiten per werkplan zodat de kans op het behalen van concrete resultaten gedurende de looptijd van het Werkplan vergroot wordt;

  • Zo min mogelijk nieuwe expertgroepen instellen;

De inbreng is voor een groot deel overgenomen. Nederland kan daarom instemmen met het Werkplan voor Jeugd zoals het nu voorligt.

3. Resolutie herziening gestructureerde dialoog.

Achtergrond

Eén van de instrumenten van Europees Jeugdbeleid heeft betrekking op de zogenaamde «Structurele dialoog met jongeren». In alle lidstaten zijn nationale werkgroepen actief waarin vertegenwoordigers van jongeren, onderzoekers en overheden zich buigen over vragen die door het voorzitterschap worden gesteld over de prioritaire thema’s van het lopende trio-voorzitterschap (sociale inclusie). De resolutie heeft als doel om de participatie van jongeren te versterken door nationale overheden aan te sporen om een structurele dialoog te organiseren waarin jongeren en beleidsmakers met elkaar in gesprek gaan over prioriteiten uit de Europese Jeugdstrategie.

Inzet Nederland

In Nederland is er regelmatig overleg tussen jongeren, overheden (VWS en VNG) en kennisinstellingen (Nederlands Jeugdinstituut). NJR (de Nationale Jeugdraad) heeft daarbij het voortouw. Nederland pleit in Europa voor een meer «bottom up» benadering van jongerenparticipatie, zodat jongeren zelf mee kunnen bepalen welke thema’s in het kader van de structurele dialoog aan de orde moeten komen.

Verder zou er wat Nederland betreft meer focus van de Jeugdconferentie gewenst zijn. Nederland ziet graag dat het format van de conferentie meer wordt toegespitst op minder aanbevelingen en meer inhoudelijke uitwisseling.

Nederland kan instemmen met de resolutie.

Sportraad (21 mei 15 uur):

1. Werkplan Sport 2014–2017

Achtergrond

Het Werkplan Sport bestaat uit drie pijlers 1) Integriteit van sport 2) Economische dimensie van sport en 3) Sport en samenleving.

«Integriteit van sport» heeft op verzoek van Nederland en een aantal andere lidstaten een prominente plek gekregen in het Werkplan. Deze eerste pijler omvat o.a. matchfixing, doping en goed bestuur. Nederland heeft ervoor gezorgd dat in het Werkplan het thema «respect voor mensenrechten» bij de organisatie van grote sportevenementen onderdeel is geworden van pijler 1 (Integriteit van sport). De bedoeling is dat een expertgroep «Good Governance» hiervoor aanbevelingen met «guiding principles» zal opstellen die in de tweede helft van 2015 (streefdatum) klaar zullen moeten zijn. Nederland zou zodoende deze «guiding principles» tijdens het Voorzitterschap in 2016 kunnen agenderen.

De onderwerpen in de eerste pijler hebben wat Nederland betreft een duidelijk grensoverschrijdend karakter en EU meerwaarde boven een nationale aanpak. Dit onderdeel van het Werkplan heeft om die reden prioriteit voor Nederland.

Ook aspecten die vallen onder de tweede pijler «Sport en economie»(financiering van sport en duurzaamheid sportevenementen) kunnen op steun van Nederland rekenen omdat het grensoverschrijdende karakter, initiatief op EU niveau legitimeert. In het licht van subsidiariteit is Nederland kritisch geweest ten aanzien van de andere onderdelen van de tweede pijler en met name ten aanzien van de derde pijler «Sport en samenleving» (Health Enhancing Physical Activity-HEPA en onderwijs). Nederland heeft aangegeven dat de onderwerpen in deze pijlers gezien het subsidiariteitscriterium geen prioriteit verdienen en dus niet in het Werkplan thuishoren. Hiervoor bleek echter geen onderhandelingsruimte te zijn: voor beide pijlers gold dat deze onderwerpen voor een meerderheid van de lidstaten belangrijke thema’s zijn en dat zij deze onderwerpen er daarom in wilden houden. Tenslotte zijn in het voorstel voor het nieuwe Werkplan vijf expertgroepen opgenomen (één minder dan in het huidige Werkplan): Matchfixing, Good Governance, Economische Dimensie, HEPA en Human Resources Development.

Belangrijkste winst voor Nederland is dat het Voorzitterschap rekening heeft gehouden met het opnemen van good governance, bescherming van jonge spelers bij transfers en het respect voor transparantie en mensenrechten bij de organisatie van grote sportevenementen.

Inzet Nederland

In de onderhandelingen over de Resolutie inzake het Werkplan heeft Nederland belangrijk resultaat geboekt. De pijler «Integriteit in sport», die voor Nederland belangrijke aanknopingspunten biedt voor het EU-voorzitterschap 2016, heeft een prominentere plaats gekregen in het plan. Bovendien is, onder de noemer van Good Governance, de door ons gewenste «grote sportevenementen» bij die pijler opgenomen. Nederland is kritisch geweest ten opzichte van de andere twee pijlers («sport en economie» en «sport en samenleving»). We kunnen naar onze mening al met al tevreden zijn met het resultaat en hiermee instemmen.

Instemmen met het werkplan Sport zoals het voorligt.

2. Raadsconclusies over gendergelijkheid

Achtergrond

De voorgestelde conclusies omvatten uiteenlopende maatregelen met betrekking tot seksegelijkheid in de sport. Van seksegerelateerd geweld tot het tegengaan van stereotypen en het aandeel van vrouwen in sportbesturen. Deze conclusies staan in verbinding met het hoofdstuk Sport onder het EU subsidieprogramma Erasmus +. De voorstellen zijn suggesties voor de lidstaten, zonder dwingende regelgevende maatregelen, waarbij veel ruimte overblijft voor nationaal beleid. Dit past in de eerste pijler van het voorgestelde werkplan.

Inzet Nederland

De tekst van de concept Raadsconclusies Gendergelijkheid is mede door de Nederlandse inzet op een aantal punten, dat vooral ziet op een grote rol van de Europese Commissie, behoorlijk afgezwakt (bijvoorbeeld het verzoek aan de EC om de maatregelen te monitoren is uit de tekst gehaald). Dus daarover tevredenheid maar er is ook onvrede, niet alleen bij Nederland maar ook bij andere lidstaten. Het voorzitterschap heeft de conclusies namelijk ver opgerekt door een aantal onderwerpen op te nemen bijvoorbeeld over «geweld en sexuele intimidatie», dat niet alleen problematiek betreft voor meisjes maar ook voor jongens.

Het voorzitterschap heeft op verzoek van Nederland het voorstel op het laatste moment nog aangepast. In het aangepaste voorstel is een aantal van de Nederlandse voorstellen tot wijziging gehonoreerd, waaronder het schrappen van een verzoek aan de Commissie om een Actieplan inzake Gendergelijkheid te ontwikkelen.

Uit het oogpunt van subsidiariteit stelt Nederland dat gendergelijkheid op nationaal niveau geregeld kan worden in plaats van op EU niveau. Volgens Nederland is er maar beperkt sprake van EU meerwaarde en grensoverschrijdendheid. Bovendien is de EU al voldoende actief op het gebied van gendergelijkheid in algemene zin.

Nederland neemt met deze visie een geïsoleerde positie in, de andere lidstaten vinden deze conclusies wel prioritair. Aangezien besluitvorming bij Raadsconclusies werkt op basis van consensus, is niet stemmen een zwaar middel voor een licht beleidsinstrument als Raadsconclusies. Bovendien bevatten deze conclusies geen bindende maatregelen en zijn er geen consequenties voor nationaal beleid.

Dit overwegende zal Nederland instemmen met de Raadsconclusies. Wel zal Nederland tijdens de Raad een kritisch statement afgeven in het licht van subsidiariteit en bovengenoemde overwegingen.

3. Beleidsdebat grote sportevenementen

Achtergrond

Het discussiedocument is nog niet binnen. Het voorzitterschap heeft laten weten dat er een externe spreker zal zijn, te weten dhr. David Gravenberg uit Schotland.

Inzet Nederland

Nederland staat positief tegenover een beleidsdebat over dit onderwerp tijdens de Raad en zal een bijdrage leveren aan de discussie. Ingegaan kan worden op zowel de positieve effecten van grote sportevenementen (maatschappelijke en economische spin-off), als mogelijke negatieve spin-offs (denk aan uitbuiting van arbeid). Bij dit onderwerp kan ook gerefereerd worden aan principes als goed bestuur, integriteit en respect voor mensenrechten die bij de toewijzing en organisatie van grote sportevenementen in acht dienen te worden genomen.

Naar boven