21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 219 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2013

Op 25 en 26 november 2013 vindt in Brussel de Jeugd- en Sportraad plaats, als onderdeel van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS) van de Europese Unie. In deze brief worden de onderwerpen die betrekking hebben op de beleidsterreinen jeugd en sport nader toegelicht en treft u per onderwerp de kabinetsinzet aan. Over de kabinetsinzet op de onderwijs en cultuuronderwerpen wordt u apart geïnformeerd door mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Ten tijde van het versturen van deze geannoteerde agenda is alleen een voorlopige agenda bekend. Er zijn nog geen discussiedocumenten door het Litouwse voorzitterschap verspreid ter voorbereiding op deze Raadsbijeenkomst.

Bijgaand doe ik u – mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – de geannoteerde agenda voor deze Raad toekomen.

Ik wijs u erop dat over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de Raad nog afstemming in de Ministerraad zal plaatsvinden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Geannoteerde agenda formele Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sportraad 25 en 26 november 2013 te Brussel.

Er is op dit moment een voorlopige agenda van de Raad beschikbaar. Hierbij vindt u de inzet van het kabinet op de agendapunten:

Jeugdraad (25 november 15.00 uur):

1. Raadsconclusies NEET’s (sociale inclusie van jongeren zonder baan, opleiding of training).

Achtergrond

Het Litouwse voorzitterschap heeft raadsconclusies geformuleerd om de verbetering van de positie van jongeren in Europa te bevorderen. De huidige generatie jongeren in Europa wordt geconfronteerd met ongekende uitdagingen op het gebied van jeugdwerkloosheid en het risico op armoede. Voor het jeugdbeleid en het jongerenwerk is een rol weggelegd om deze uitdagingen aan te gaan. Activiteiten in het jongerenwerk vullen maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en sociale inclusie aan en vergroten het effect van het beleid op deze gebieden op het leven van jongeren.

Met name voor jongeren die geen baan, opleiding of training hebben (Not in Employment, Education or Training – NEET’s) is het van belang dat zij niet uitgesloten worden van de arbeidsmarkt. In de raadsconclusies worden de lidstaten en de commissie opgeroepen om programma’s en strategieën te ontwikkelen gericht op de sociale inclusie van deze jongeren.

Inzet Nederland

Nederland heeft bij het opstellen van deze conclusies aandacht gevraagd voor de belangrijke rol die weggelegd is voor jeugd- en jongerenwerk op het lokale niveau en de noodzaak om te komen tot een individuele benadering, gericht op het leveren van maatwerk met inschakeling van alle betrokken sectoren. Daarnaast vindt Nederland het van belang dat er goed wordt afgestemd met de aanpak van jeugdwerkloosheid zoals die in verschillende sectoren en niveaus wordt ontwikkeld, teneinde overlap te voorkomen.

Nederland kan instemmen met deze raadsconclusies.

2. Beleidsdebat EU Werkplan voor Jeugd.

Achtergrond

Nederland is voorstander van het voorgestelde EU Werkplan voor Jeugd binnen het kader van de eerder vastgestelde EU Jeugdstrategie 2010–2018. Het opstellen van een werkplan, dat zich voor een kortere periode (3 jaar) richt op een beperkt aantal prioriteiten, biedt de mogelijkheid aan lidstaten en Commissie om flexibeler in te spelen op actuele ontwikkelingen en politieke prioriteiten.

De inzet van Nederland bij het ontwikkelen van een dergelijk werkplan zal zich richten op het optimaal inzetten van de eigen kracht van jongeren, met name op het lokale niveau. Daarbij wil Nederland dat ruimte wordt geboden aan de actieve participatie van jongeren zelf aan de samenleving en aan hun ontwikkeling tot volwaardige burgers. Het jeugdbeleid van de lidstaten en van de Commissie moet het mogelijk maken dat jongeren een positieve bijdrage kunnen leveren aan het bieden van oplossingen voor de uitdagingen waar zij mee geconfronteerd worden in hun dagelijkse leven, in plaats van een louter probleemgeoriënteerd jeugdbeleid.

Sportraad (26 november 15.00 uur):

1. Raadsaanbevelingen health enhancing physical activity (HEPA)

Achtergrond

De Raadsaanbeveling ziet op het uitwisselen van best practices en het helpen van lidstaten in hun interne coördinatie rond dit thema. Dit kan uiteindelijk van meerwaarde zijn voor het gezondheidsbeleid in alle lidstaten. Vrijwel alle lidstaten waren overwegend positief over het voorstel. Het VK kon nog geen oordeel geven maar heeft wel aangegeven bedenkingen te hebben bij het voorstel.

Inzet Nederland

Vanwege de negatieve subsidiariteitbeoordeling van de Raadsaanbeveling HEPA heeft NL in de werkgroep aangegeven deze niet te kunnen steunen. Alleen VK en NL hebben een voorbehoud gemaakt bij de HEPA aanbevelingen. VK heeft NL wel al laten weten – ondanks hun poging om tekst nog verder af te zwakken – hun voorbehoud waarschijnlijk op CRP van 6 november in te zullen trekken. Dat betekent dat Nederland daarmee de enige LS zal zijn die niet kan instemmen met de Raadsaanbeveling.

De lijn die NL in de Raad zal volgen is:

  • Sport is een aangelegenheid van de lidstaten tenzij er duidelijke grensoverschrijdende aspecten zijn.

  • NL acht dat laatste bij deze aanbeveling niet het geval;

  • NL is van mening dat de Europese Commissie haar prioriteiten elders zou moeten leggen.

  • Kortom Nederland oordeelt in dit geval negatief over de subsidiariteit.

2. Raadsconclusies over bijdrage van sport aan de economie en specifiek voor jeugdwerkloosheid en sociale inclusie.

Achtergrond

De conclusies gaan in op de bijdrage die sport kan leveren aan economische groei en stabiliteit en dat door middel van sport vooral ook een bijdrage kan worden geleverd aan de aanpak van jeugdwerkloosheid. Participatie van jongeren in sport (ook bij grote sportevenementen) kan bijdragen aan het aanleveren van (softe) vaardigheden die nuttig kunnen zijn voor jongeren bij het zoeken naar een baan. Het verzamelen van relevante gegevens om beter in kaart te brengen welke bijdrage sport kan leveren aan de economie is een instrument hiervoor. De zogenaamde «Sport Satellite Accounts» (SSA’s) zijn van meerwaarde hierbij.

Inzet Nederland

Evenals bovenstaande aanbeveling acht Nederland deze Raadsconclusies niet subsidiair. Nederland zal niet instemmen met het Raadsconclusies.

Verdere toelichting

NL vindt het een interessante keuze die het voorzitterschap heeft gemaakt om vanuit sport een steentje te kunnen bijdragen aan de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Het beschikken over voldoende vaardigheden, ook die opgedaan zijn door het meedoen aan sportevenementen of in de vorm van vrijwilligerswerk in de sport, is relevant voor iemands kansen bij het vinden van werk. Nederlandse praktijkvoorbeelden in dit verband zijn Sport en Bewegen in de Buurt en het Jeugdsportfonds. Op het punt van SSA’s is Nederland een van de koplopers. Nederland is tot op heden een van weinige gebruikers van dit systeem en heeft een handboek hiervoor opgesteld dat Nederland graag wil delen met andere lidstaten om de samenwerking in het kader van de uitwisseling van best practices op dit gebied te versterken. In de Raadsconclusies is rekening gehouden met het feit dat arbeidsmarktbeleid, en ook de aanpak van jeugdwerkloosheid, op zichzelf een nationale aangelegenheid is. Belangrijk onderdeel voor lidstaten is: « Enhance dialogue and common initiatives with key stakeholders, in particular sporting organizations, sporting goods industries and youth organisations to further develop a favorable environment for attracting young people into the sport sector.» De EC wordt gevraagd een seminar te organiseren en een studie te (laten) doen op dit terrein in het licht van de Europa 2020 strategie. In de tekst wordt een relatie gelegd met het Erasmus + programma (2014–2020), het Europees Sociaal Fonds en het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds.

3. Beleidsdebat Goed bestuur in de sport (better governance of sport)

Achtergrond

Het voorzitterschap heeft een gedachtewisseling geagendeerd over het onderwerp «goed bestuur in de sport». Hiervoor is een discussiedocument opgesteld met twee vragen: 1) zijn Ministers tevreden over de implementatie van goed bestuur principes door sportorganisaties en 2) wat kunnen de lidstaten zelf doen.

In het discussiedocument wordt aangegeven dat goed bestuur een onderwerp is dat steeds belangrijker wordt, ook in de sport. In het EU Werkplan Sport (2011–2014) is integriteit in de sport, in het bijzonder de bevordering van «Good Governance», een prioritair thema dat heeft geleid tot de instelling van een EU Expertgroep «Good Governance in sport». Bij goed bestuur gaat het niet alleen om duidelijke regels maar ook om de cultuur van deugdelijk bestuur.

De basis van de discussie is het op 10 oktober jl. aan de Raadswerkgroep sport gepresenteerde rapport van de EU Expertgroep «Good Governance» (het rapport is bij deze brief gevoegd1). In dit rapport zijn zogenoemde «Principles of good governance in sport» opgenomen. Deze beginselen van goed bestuur zijn gericht tot alle sportorganisaties en dienen als inspiratiebron en leidraad voor sportorganen op alle niveaus bij het opstellen of vervolmaken van gedragscodes en beginselen van goed bestuur.

Het rapport bevat een reeks van concrete aanbevelingen op basis van tien basisbeginselen die worden uitgewerkt in gedetailleerde praktische adviespunten. Belangrijke onderwerpen die worden genoemd zijn: transparantie, een gedragscode, de rol van stakeholders, duidelijke verantwoordelijkheden en verantwoording, democratie en juridische/disciplinaire procedures. Ook vindt de expertgroep dat de jeugd meer betrokken moet worden bij sportbesturen. De bijlagen bij het rapport bevat een lijst van best practices (Annex 1) en relevante feiten en data die voortkomen uit de projecten die gefinancierd zijn uit de 2011 Preparatory Action van de EC (Annex 2). De bijlagen zijn bedoeld als «levend document», dat wordt bijgehouden aan de hand van nieuwe informatie die beschikbaar komt.

Het rapport respecteert de autonomie van de sport en de diversiteit van sportorganisaties en dient uiteindelijk te leiden tot een verbetering van goed bestuur in de sport, op zowel nationaal, Europees als internationaal niveau. Het rapport is ook nuttig in de context van de implementatie van het nieuwe Sporthoofdstuk in het voorgesteld Erasmus + Programma (2014–2020) van de Europese Commissie.

Inzet Nederland

Nederland zal actief deelnemen aan de discussie. De belangrijke rol die een sportbestuur vervult wordt complexer door de verscheidenheid aan taken die het heeft en door de steeds hogere eisen en de complexere taken waar sportverenigingen mee te maken hebben wordt de invloed van goed bestuur steeds belangrijker.

Een concept van het rapport van de EU Expertgroep Good Governance is eerder dit jaar op initiatief van VWS besproken met het NOC*NSF en een aantal aangesloten sportbonden. Daaruit is naar voren gekomen dat de inhoudelijke uitwerking van de «Principles» kan rekenen op draagvlak van de Nederlandse georganiseerde sport. Dit is al grotendeels geborgd in de Code Goed Sportbestuur van het NOC*NSF («De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur: pas toe of legt uit»). Deze Code, die onderdeel is van de subsidiepraktijk van het NOC*NSF en in het kader daarvan een verplichting is voor sportbonden, gaat op sommige terreinen zelfs verder dan de «Principles» van de expertgroep. Om die reden is de Code van het NOC*NSF in het rapport van de expertgroep opgenomen als best practice in Annex 1 bij het rapport (zie pagina 18 van het document).

Uit de nationale consultatie van de « Principles» zijn twee punten naar voren gekomen die het NOC*NSF en de aangesloten sportbonden onvoldoende terug vonden komen. Dat betreft handhaving van zittingstermijnen en democratische verkiezing van internationale sportbestuurders. NL zal deze punten in de discussie brengen, met de aanvulling dat zowel nationale sportbonden als gezamenlijke overheden (met de vaststelling van deze «Principles») hierbij een rol hebben, om de internationale sportfederaties van binnenuit (nationale bonden) en van buitenaf (overheden) hierop aan te spreken. Verder is het van belang in dit kader te onderstrepen dat er bij de internationale sportbonden nog winst geboekt moet worden met name bij de transparantie in de toewijzing van evenementen en daarbij de aandacht voor mensenrechten in het organiserende land.

De Expertgroep stuurt niet aan op regelgeving op EU- of nationaal niveau. Het uitgangspunt in het rapport van de expertgroep is zelfregulering door de sport: «Autonomous self-regulation by the sport movement remains the best option and is consistent with the structure of the international sport movement.» (zie pagina 15 van het document). Nederland deelt dit standpunt. De verantwoordelijkheid voor goed bestuur ligt bij de sport. Het karakter van het maatschappelijk belang van sport brengt met zich mee dat normen van fatsoen en betamelijkheid in acht worden genomen en dat sportorganisaties beginselen van goed bestuur in hun dagelijkse praktijk van besturen incorporeren. Overheden kunnen hierbij een stimulerende rol vervullen door de sport aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en het belang aan te geven van het opstellen van beginselen van goed bestuur. Hierbij kan nu ook verwezen worden naar het uitstekende rapport van de expertgroep en de daarin opgenomen «Principles of good governance».

4. Any other business:

a. Informatie/terugkoppeling van Voorzitterschap rond uitkomsten EU Youth Conferentie.

Nederland kan de informatie op dit punt aanhoren.

b. Informatie/terugkoppeling van Voorzitterschap over Wereldconferentie over Anti-doping (WADA) 12-15 november 2013.

Nederland kan de informatie op dit punt aanhoren.

c. Informatie van aankomend Voorzitterschap (Griekenland) over het aankomende Werkprogramma Sport.

Het werkplan zal vanaf half 2014 gaan gelden. Nederland kan de informatie op dit punt aanhoren.

Aanbieding brief aan de Commissie inzake «respect mensenrechten bij de organisatie van grote sportevenementen» en marge van de Raad:

De Finse Minister voor sport heeft tijdens de Informele Sportraad van 1 oktober jl namens 19 lidstaten een verklaring afgegeven waarin alle landen werden opgeroepen zich te houden aan de verdragen en conventies inzake de mensenrechten bij de organisatie van grote sportevenementen, zoals wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen. In de verklaring werd benadrukt dat waarden als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van seksuele voorkeur door de EU als universeel worden beschouwd. Zweden, Denemarken en Nederland wezen in het verlengde hiervan op de Olympische Spelen in Sochi in 2014 en de onlangs aangenomen «anti-homo propaganda» wetgeving in de Russische Federatie. Het Litouws voorzitterschap nam notie van deze verklaring, stelde vast dat «enkele» lidstaten deze Finse verklaring steunden en liet het aan deze lidstaten of zij hier eventueel gevolg aan willen geven. Meerdere lidstaten hebben expliciet laten weten hier een vervolg aan te willen geven in aanloop naar de Formele Raad.

Nederland bereidt samen met een aantal lidstaten een brief aan Commissaris Vassiliou (Europees commissaris van Onderwijs, cultuur, meertaligheid en jeugdzaken) voor als follow-up van het oral statement in Vilnius over respect voor mensenrechten bij grote sportevenementen. In die brief zal de Commissaris gevraagd worden om een gepaste beleidsaanpak van dit belangrijke thema en is de hoop dat de commissaris er zelf op zal reflecteren tijdens haar agendapunt («info van de commissie»). De brief zal in de week voorafgaand aan de Raad (25–26 november) worden gestuurd.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven