21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 216 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2013

Mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zend ik u hierbij het verslag van de Informele Cultuur Raad van 2 oktober 2013.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Verslag Informele Raad van Ministers verantwoordelijk voor Culturele en audiovisuele zaken, Vilnius 2 oktober 2013

Tijdens deze Informele Raad werden gedachten gewisseld over de volgende twee onderwerpen:

  • Cultuur(beleid) als motor van economische groei en sociale cohesie

  • Mediavrijheid en -pluralisme

Cultuur(beleid) als motor van economische groei en sociale cohesie

De discussie werd ingeleid door Pier Luigi Sacco, professor in culturele economie aan de Vrije Universiteit te Milaan. Cultuur draagt volgens hem bij aan de economische en sociale ontwikkeling van gemeenschappen, steden, regio’s, landen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat mensen die veel culturele activiteiten ontplooien, ook gezonder zijn en milieubewuster. Professor Sacco meent dat de lidstaten EU structuurfondsen 2014–2020 moeten benutten voor cultuur. Dit kan onder diverse inhoudelijke thema’s van de structuurfondsen: innovatie, ICT, midden- en kleinbedrijf, duurzaamheid, werkgelegenheid en social inclusion.

Diverse lidstaten gaven aan dat cultuurbeleid dwarsverbanden heeft of moet hebben met andere beleidsterreinen, zoals economische zaken, ruimtelijke ordening, onderwijs en gezondheid.

Meerdere lidstaten benadrukten het belang van goede samenwerking tussen de verschillende bestuurlijke niveaus – stad, regio en land.

Enkele lidstaten uitten wensen voor EU beleid ter bevordering van cultuur, zoals een lager BTW tarief voor online culturele werken en ruimhartige staatssteunregels.

De voorzitter van de cultuurcommissie van het Europees Parlement, Doris Pack, onderstreepte tenslotte eveneens het belang van cultuur en cultuurbeleid, op nationaal en Europees niveau.

Mediavrijheid- en pluralisme

De inleiding werd verzorgd door Ben Hammersly, wetenschapper en één van de vier leden van de High Level Group die voor de Commissie een rapport heeft geschreven over mediavrijheid- en pluralisme. Hammersly beschreef persvrijheid als een fundamentele waarde. Toetredende lidstaten worden op dit punt getoetst en de EU-lidstaten maken zich er wereldwijd hard voor. Toch verslechteren binnen de EU de omstandigheden – en niet alleen in de nieuwe lidstaten. In dit verband noemde Hammersly de druk van de Britse regering op journalisten die de afluisterpraktijken van de Amerikaanse geheime dienst onthulden. Hammersly merkte op dat elk land anders is, toch moeten we volgens hem gemeenschappelijk optreden. Op de huidige internationale markt en zonder Europese binnengrenzen, kom je er volgens hem niet met nationale waarborgen.

Commissaris Neelie Kroes (Digitale Agenda) onderstreepte dat de Europese Commissie niet gebonden is aan het rapport van de High Level Group, waarover een consultatie heeft plaatsgevonden. Ook erkende Kroes de beperkte bevoegdheden van de EU en de rol die de Raad voor Europa al speelt. Het Europees Parlement, maatschappelijke organisaties en journalisten vragen echter al jaren om aandacht van de Europese Commissie voor dit onderwerp. Kroes deelt hun zorgen over bedreigingen voor de persvrijheid in een aantal landen. Ze vindt dat de EU aan zichzelf en tegenover de buitenwereld verplicht is meer werk te maken van de persvrijheid. Mogelijk komt zij nog binnen haar termijn met nadere criteria voor de onafhankelijkheid van nationaal toezicht op naleving van de Europese regels voor audiovisuele media. Ook overweegt zij mediabedrijven te verplichten om openbaar te maken wie hun belangrijkste eigenaren zijn.

Doris Pack, voorzitter van de cultuurcommissie van het Europees Parlement, memoreerde de vele resoluties en rapporten die het Europees Parlement de afgelopen jaren heeft aangenomen over de persvrijheid. Zij is dan ook blij met de aandacht van de Commissie voor dit onderwerp. Op dit moment is de persvrijheid in het gedrang in enkele Zuidoost-Europese landen, maar andere lidstaten zijn volgens Pack niet brandschoon noch immuun. Voor de pluriformiteit van de media is volgens Pack van belang dat lidstaten steun mogen blijven geven aan publieke omroepen. En een handelsakkoord met de VS mag volgens haar niet ten koste gaan van de promotie van Europese audiovisuele productie.

De lidstaten onderschreven het belang van persvrijheid in de democratie.

Nederland verwelkomde een discussie over de persvrijheid op Europees niveau en hoopte dat het voorgenomen vergelijkende onderzoek dat de Commissie wil laten uitvoeren daaraan zal bijdragen. Omdat de traditie en situatie per lidstaat zeer verschilt, kan volgens Nederland de persvrijheid het beste op nationaal niveau beschermd worden. Nederland noemde in dit verband de introductie van wetgeving voor bescherming van journalistieke bronnen en de afschaffing van specifieke regels rond mediaconcentratie in ons land. Nederland steunde de suggestie van Eurocommissaris Kroes om na te denken over een regeling die het mogelijk maakt te achterhalen wie de eigenaren zijn van belangrijke mediabedrijven. Nederland uitte scherpe kritiek op de aanbeveling in het rapport van de High Level Group om bij wet mediaraden in te stellen; deze mediaraden zouden moeten toezien op de naleving van journalistieke gedragscodes, boetes moeten kunnen geven en journalisten eventueel hun status moeten kunnen ontnemen. Inmenging van de overheid in journalistieke gedragscodes is volgens Nederland bedreigend voor de persvrijheid: «Journalistiek is een vrij beroep en dat moet vooral zo blijven».

Ook de meeste andere lidstaten benadrukten dat de EU niet of nauwelijks de bevoegdheid heeft om mediavrijheid te waarborgen. Een lidstaat betwijfelde zelfs of er een rechtsbasis is voor nadere criteria voor onafhankelijk toezicht op de EU richtlijn voor audiovisuele media. Volgens een andere lidstaat kan harmonisatie van beleid in sommige landen tot verslechtering in plaats van verbetering leiden. De lidstaten zeiden wel open te staan voor uitwisseling van ervaringen.

Slechts één lidstaat bepleitte een grotere rol voor de EU, met als argument dat mediabedrijven grensoverschrijdend opereren en daarom nationaal beleid niet voldoende is.

Diverse lidstaten noemden voorbeelden van EU-wetgeving die bijdraagt aan pluriformiteit van de media, zoals: de richtlijn voor audiovisuele mediadiensten, ruimhartige regels voor staatssteun aan de publieke omroep en andere kwaliteitsmedia, en de handhaving van het auteursrecht.

Lidstaten noemden verder voorbeelden van nationaal beleid, zoals: bescherming van journalistieke bronnen, media-educatie en onafhankelijkheid van het mediatoezicht.

Het Litouws voorzitterschap zal voor de OJCS-Raad in november Raadsconclusies over mediavrijheid en -pluriformiteit agenderen.

Naar boven