21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 203 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2013

Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur-, en Sportraad van 15 februari 2013.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Verslag OJCS-Raad 15 februari 2013

Tijdens deze OJCS-Raad stonden alleen onderwerpen op het terrein van onderwijs op de agenda. De Raad heeft conclusies aangenomen over «Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten». Daarnaast heeft de Raad gedebatteerd over «Onderwijs en vaardigheden voor banen, stabiliteit en groei in het kader van de Europa 2020-strategie en Jaarlijkse Groeianalyse».

Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten

In de voorliggende raadsconclusies worden lidstaten opgeroepen – met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel – de onderwijs- en opleidingprestaties te verbeteren. Daarbij zijn onder meer het stimuleren van excellentie, tegengaan van voortijdig schoolverlaten, investeren in de kwaliteit van leerkrachten, goed volwassenenonderwijs en het valideren van elders verworven competenties van groot belang. Daarnaast roepen de raadsconclusies ertoe op om vanuit onderwijs en opleiding een bijdrage te leveren aan de Europa 2020-strategie, onder meer door de landenspecifieke aanbevelingen van de Commissie op het terrein van onderwijs actief te bespreken. Ten slotte bevatten de raadsconclusies concrete voorstellen om de samenwerking in het kader van de Open Methode van Coördinatie effectiever te maken en beter te laten aansluiten op de Europa 2020-strategie.

Tijdens de Raad was er discussie over de rol van lidstaten in de OJCS-Raad of voorbereidende gremia bij het beschouwen van landenspecifieke aanbevelingen op onderwijsterrein. Duitsland stelde zich terughoudend op en wilde aanvankelijk niet verder gaan dan het uitwisselen van ervaringen. Spanje pleitte juist voor een krachtige rol voor de OJCS-Raad. Het bespreken van landenspecifieke onderwijsaanbevelingen zou, in de visie van Spanje, het doorvoeren van onderwijshervormingen in eigen land kunnen steunen. De meeste andere lidstaten, waaronder Nederland, vonden de voorliggende tekst van het Ierse voorzitterschap voldoende gebalanceerd.

Na de discussie bereikte de Raad overeenstemming over de voorliggende tekst van de Raadsconclusies. Deze werden ongewijzigd aangenomen.

Onderwijs en vaardigheden voor banen, stabiliteit en groei – beleidsdebat in het kader van Europa 2020-strategie en de Annual Growth Survey 2013

In een discussiedocument refereerde het Ierse voorzitterschap aan de hoge jeugdwerkeloosheid en aan de Annual Growth Survey 2013. Daarin wordt aanbevolen om het aantal voortijdig schoolverlaters te verminderen, de overgang van school naar werk te verbeteren, ondernemerschapvaardigheden te ontwikkelen en de afstemming tussen onderwijsaanbod en arbeidsmarktvraag te verbeteren. Het voorzitterschap legde de Raad in de notitie de vraag voor «welke directe en praktische acties lidstaten van plan zijn te nemen om ervoor te zorgen dat onderwijs en opleiding bijdragen aan het ontwikkelen van de juiste vaardigheden, die de arbeidsmarktinzetbaarheid vergroten».

Aan het debat namen twee externe sprekers deel. Andreas Schleicher (OESO) voorziet grote toekomstige tekorten aan sociale vaardigheden. In zijn visie speelt het onderwijsaanbod hier niet goed op in en wordt het steeds meer gericht op routinematige cognitieve vaardigheden die makkelijk te testen zijn. Dit type vaardigheden is echter ook eenvoudig te automatiseren en zal daarom in de toekomst minder belangrijk worden. Schleicher riep de Raad daarom op levenslang leren echt te gaan realiseren. David Puttnam (filmproducent en rector van de Britse Open Universiteit) wierp de vraag op waarom moderne technologie nog niet in het klaslokaal wordt benut. Huidige klaslokalen hebben niets van doen met de wereld erbuiten. Volgens hem zullen kinderen zich van onderwijs afkeren als het niet relevant is voor de werkelijkheid. Hij pleitte voor onderwijskundige vernieuwing, moderne technologie in het klaslokaal en goed opgeleide leerkrachten.

Eurocommissaris Vassiliou wees op de middelen in de structuurfondsen en het Europees ontwikkelingsfonds. Deze zouden, in haar visie, efficiënter en effectiever aan onderwijs besteed kunnen worden. Zij is voorstander van een hechter verband tussen acties in het kader van Europa 2020, de Open Methode van Coördinatie en structuurfondsen. Uitgaven moeten daarbij gericht worden op uitdagingen in de landenspecifieke aanbevelingen.

Nederland noemde in het debat het Techniekpact als concreet voorbeeld om problemen met tekorten aan vaardigheden aan te pakken. De Nederlandse regering sluit samen met werkgevers, het onderwijs en de vakbeweging een Techniekpact met concrete maatregelen, zoals het stimuleren van jongeren om voor een technische opleiding te kiezen, het verbeteren van het techniekonderwijs en het bevorderen van de aansluiting op de arbeidsmarkt.

Tijdens het debat gaven ook andere lidstaten aan welke acties zij ondernemen om het onderwijs te laten aansluiten op de arbeidsmarkt. Veel landen gaven aan verbeteringen in het beroepsonderwijs door te voeren. Denemarken meldde dat het beroepsonderwijs voorheen te praktisch was. In het land bestaat nu behoefte aan hooggeschoolde vakmensen die praktijk met kennis combineren. Denemarken kent nu de zogenoemde Open School: 12–16 jarigen ontwikkelen zelf producten. Finland gaf aan dat de basis goed moet zijn, dit is het succesverhaal van Finland. Finland heeft daarnaast nu meer aandacht voor beroepsonderwijs en training. Daarbij ligt de focus niet alleen op praktische vaardigheden, maar ook op sociale vaardigheden. Duitsland riep de onderwijsministers op meer verantwoordelijkheid te nemen voor jeugdwerkloosheid. Verder moet er volgens Duitsland meer balans komen tussen academisch onderwijs en beroepsonderwijs. De hoogste niveaus moeten vergelijkbaar zijn. Het Verenigd Koninkrijk wees in dit verband op de invloed van de perceptie van ouders dat een universitaire studie hoger staat aangeschreven. Slowakije liet zich bij hervormingen in het beroepsonderwijs door de ervaringen in Duitsland en Oostenrijk inspireren. Bedrijven uit deze landen helpen bij het opzetten van een duaal systeem.

Andere lidstaten wezen naast investeringen in beroepsonderwijs op andere invalshoeken. Frankrijk meldde te investeren in een groot aantal nieuwe banen in het onderwijs, deels ook ter ondersteuning van jongeren in een achterstandssituatie. Frankrijk wil ook inzetten op kleuters uit achterstandsgezinnen, basisonderwijs en de lagere niveaus van het voortgezet onderwijs. Litouwen meldde te maken te hebben met het probleem van brain drain en vroeg zich af in welk type banen goed opgeleide Litouwse afgestudeerden in andere lidstaten terechtkomen. Spanje kampt met het probleem dat extra investeringen in het Spaanse onderwijs niet tot betere onderwijsresultaten hebben geleid. De Spaanse onderwijsresultaten zijn hooguit gemiddeld en niet excellent. Spanje meldde verder te overwegen over te gaan op een duaal systeem in het beroepsonderwijs.

Eurocommissaris Vassiliou riep lidstaten op zowel intern als onderling meer samen te werken en excellentie in het onderwijs als uitgangspunt te nemen. Het Ierse voorzitterschap noemde het belang van de structuurfondsen waardoor belangrijke hervormingen in Ierland en in het Ierse onderwijs konden plaatsvinden.

Erasmus voor Iedereen – programma

Het Ierse voorzitterschap gaf een korte mondelinge toelichting op de stand van zaken in de onderhandelingen over het Erasmus voor Iedereen – programma, het nieuwe EU programma om onder meer mobiliteit tussen lidstaten in het onderwijs te bevorderen. De Raad bereikte op 11 mei 2012 een partieel akkoord over dit nieuwe programma. Het Europees Parlement kwam in november 2012 met een visie op het nieuwe programma. Het voorzitterschap gaf aan nog in februari te starten met de triloog en ernaar te streven voor de zomer een akkoord te bereiken. De belangrijkste verschilpunten tussen de Raad en het Europees Parlement zijn volgens het voorzitterschap de naamgeving, de mate van gedetailleerdheid van de doelstellingen, het gebruik van indicatoren en van gedelegeerde handelingen. Eurocommissaris Vassiliou gaf aan veel belang te hechten aan het nieuwe programma dat een sterke en herkenbare naam moet krijgen. Ze vond het ook belangrijk vast te blijven houden aan versimpeling van het programma. Zowel het voorzitterschap als Commissaris Vassiliou verwachtten een verhoging van het totaalbudget voor Erasmus voor Iedereen als uitkomst van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020.

Motie Bisschop/Rog

Naar aanleiding van de Motie Bisschop/Rog (33 453, nr. 12) over verheldering van de verordening voor het vrij verkeer van werknemers (492/2011) is bilateraal gesproken met Denemarken, Oostenrijk, Duitsland en Zweden. Uit de gesprekken bleek dat deze lidstaten zich in een vergelijkbare situatie bevinden, maar dat de specifieke problematiek voor elk land verschillend is. De betrokken landen gaven aan graag bereid te zijn om deel te nemen aan een groep landen die de kwestie verder uitwerkt.

Naar boven