21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 199 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 januari 2013

Hierbij stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport van 26 november jl. in Brussel voor de onderwerpen onderwijs, cultuur en audiovisueel.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Verslag OJCS-Raad 26 november 2012

ONDERWIJS

Tijdens het Onderwijsdeel van de OJCS-Raad werden raadsconclusies aangenomen over geletterdheid en de rol van onderwijs en opleiding in het kader van Europa 2020. Daarnaast werd een politiek akkoord bereikt over de aanbeveling voor de validering van niet-formeel en informeel leren en vond een beleidsdebat plaats over het verbeteren van de kwaliteit en de status van leraren in tijden van crisis.

Erasmus voor Iedereen

Tijdens de Raad van 10 en 11 mei jl. werd reeds een partieel akkoord bereikt over het Erasmus voor Iedereen programma, het nieuwe EU programma om onder meer mobiliteit tussen lidstaten in het onderwijs te bevorderen. Een besluit over de garantiefaciliteit Erasmus Master werd doorgeschoven. Op dit moment is met name het standpunt van het Europees Parlement over het Erasmus voor Iedereen programma van belang en de uitkomsten van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. Het is in het kader van deze onderhandelingen dat het totaalbudget voor Erasmus voor Iedereen wordt bepaald.

Het Cypriotische voorzitterschapheeft een korte mondelinge toelichting gegeven op de stand van zaken in de onderhandelingen over het Erasmus voor Iedereen programma. Het voorzitterschap stelde dat de standpunten tussen het Europees Parlement en de Raad dicht bij elkaar liggen en dat verschillen in standpunten overbrugd moet kunnen worden. Ten aanzien van de garantiefaciliteit – waarover de Raad nog geen standpunt heeft ingenomen – neemt het Europees Parlement een positieve positie in, maar dit is nog wel afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020.

Geletterdheid

Eurocommissaris Vassiliou duidde het rapport van de «High Level Expert Group on Literacy» onder leiding van H.K.H. Prinses Laurentien als een wake-up call. Het is belangrijk om in te zetten op basisvaardigheden als geletterdheid.

Het Verenigd Koninkrijk merkte bij de raadsconclusie over geletterdheid op dat men geen voorstander is van te specifieke aanbevelingen op het terrein van onderwijs. Het Verenigd Koninkrijk heeft bijvoorbeeld op het terrein van geletterdheid een steeds meer gedecentraliseerde aanpak en die werkt erg goed. Raadsconclusies moeten voldoende ruimte geven voor lidstaten om het beleid te implementeren dat het beste aansluit bij de nationale situatie. De samenwerking met de OESO – zoals deze werd voorgesteld in de raadsconclusies – zag het Verenigd Koninkrijk als zeer positief.

Aanhakend hierop gaf Cyprus aan dat zij dankzij de Europese Commissie nu kan deelnemen aan OESO-studies. Cyprus staat daarin echter niet als deelnemer vermeld en activiteiten van het Cypriotisch voorzitterschap zijn door de OESO gemeden. Cyprus vindt het tijd om de gelijke behandeling van lidstaten in OESO-verband te benadrukken.

België sprak zijn waardering uit voor het opnemen van beeldgeletterdheid in de raadsconclusies en wijst er op dat deze belangrijke vorm van geletterdheid niet vergeten mag worden.

De raadsconclusies werden vervolgens unaniem door de Raad aangenomen.

Onderwijs en opleiding in de Europa 2020-strategie

Met deze raadsconclusies wil de OJCS-Raad de positie van onderwijs en de OJCS-Raad binnen de Europa 2020-strategie versterken. De onderwijs- en opleidingssector, inclusief op ministerieel niveau, moeten een meer prominente rol krijgen in de Europa 2020-strategie. Dit zal onder meer bewerkstelligd worden door debatten te organiseren in de OJCS-Raad over zaken die verband houden met de Europa 2020-strategie en door samenwerking tussen het werkgelegenheidscomité, het onderwijscomité en andere relevante comités te bevorderen. Eurocommissaris Vassiliou wees daarbij op de belangrijke rol van Eurydice om kennis te delen tussen lidstaten over de verschillende onderwijsstelsels.

De raadsconclusies werden zonder opmerkingen van de lidstaten aangenomen.

Validatie niet-formeel en informeel leren

De aanbeveling ligt in het verlengde van het voorstel van Commissie voor een aanbeveling van de Raad voor de validatie van niet-formeel en informeel leren. Wel is een aantal essentiële aanpassingen gedaan in de tekst in vergelijking met het voorstel van de Commissie. Met deze aanbeveling roept de Raad de lidstaten op om ervoor te zorgen dat uiterlijk in 2018 nationale systemen voor de validatie van niet-formeel en informeel leren zijn ingevoerd. Daarnaast biedt de tekst voldoende ruimte aan lidstaten om een validatiesysteem in te richten op een manier die past bij de specifieke situatie van iedere lidstaat.

Eurocommissaris Vassiliou gaf aan dat de aanbeveling naar haar oordeel aan ambitie te wensen over laat door te kiezen voor 2018 als uiterste datum voor het invoeren van valideringsarrangementen. Toch biedt de aanbeveling een degelijke grondslag voor verdere samenwerking tussen de lidstaten op het terrein van validatie van niet-formeel en informeel leren.

De Raad bereikte vervolgens zonder opmerkingen van de lidstaten een politiek akkoord over de aanbeveling.

Versterken van de kwaliteit en status van leraren in tijden van beperkte financiële middelen

In een discussiedocument van het voorzitterschap werd aandacht gevraagd voor de centrale rol die leraren hebben in het aanbieden van kwalitatief goed onderwijs. Het Cypriotisch voorzitterschap had lidstaten uitgenodigd om in een debat stil te staan bij de vraag welke initiatieven genomen kunnen worden om de kwaliteit en de competenties van docenten – ook in tijden van schaarse financiële middelen – te verbeteren. De volgende discussievragen werden daarbij aan de lidstaten voorgelegd:

  • 1. Op welke manieren kan de kwaliteit en de status van leraren worden verbeterd in tijden van schaarse financiële middelen?

  • 2. Op welke manieren kan de rol van de leerkrachten worden ondersteund om efficiënt te kunnen inspelen op de huidige en toekomstige uitdagingen?

Bij de inleiding van het debat wees Eurocommissaris Vassiliou op de recent verschenen Commissiemededeling over Rethinking Education. In haar ogen moet al het onderwijzend personeel beter worden opgeleid. Matige leraren hebben een bijzonder schadelijke invloed op de kwaliteit van het onderwijs.

Tijdens het debat bleek dat de lidstaten het erover eens zijn dat goede leraren essentieel zijn voor goed onderwijs. Veel lidstaten gaven daarbij aan dat het belangrijk is om de aantrekkingskracht en de status van het beroep te versterken zodat men genoeg goede en gemotiveerde mensen aan kan trekken.

Tijdens het debat heeft Nederland aangegeven dat alles staat of valt met de kwaliteit van de docent voor de klas. In Nederland worden jongeren met weinig kansen goed in het onderwijssysteem meegenomen, maar voor excellente leerlingen ontbreekt het nog aan voldoende aandacht. Meer diversiteit is daarom nodig. Nederland stelt strengere eisen aan de lerarenopleiding. De basisvaardigheden moeten op een hoger niveau getild worden (bijvoorbeeld door de reken- en taaltoetsen op de PABO). Ook is Nederland bezig met de ontwikkeling van een lerarenregister (net als bijvoorbeeld voor advocaten). Bijscholing van docenten moet hierin opgenomen kunnen worden. Het is namelijk belangrijk professionele kennis up-to-date te houden. Ten slotte moeten leraren meer bij elkaar in de klas kijken zodat ze van elkaar kunnen leren en er een discussie kan ontstaan over wat een goede leraar is. Het gaat erom elkaar op een constructieve manier de maat te kunnen nemen.

Het Verenigd Koninkrijk gaf aan dat daar een radicale onderwijshervorming onderweg is. Het Verenigd Koninkrijk is namelijk geschrokken van de daling op de PISA-ranglijst. Het Verenigd Koninkrijk heeft hierbij een element uit het Zweedse beleid overgenomen: de hoofdleraren zijn bevoegd om beslissingen te nemen over prestatiebeloning. Verder heeft het Verenigd Koninkrijk de aanwervingsnormen voor leraren verscherpt en kan de studieschuld van mensen die leraar worden kwijtgescholden worden. Het zijn overigens vaak de leraren zelf die inhaken op best practices en nieuwe technologieën.

Zweden bracht in dat geen enkel beroep zo belangrijk is als het beroep van de leraar. Het is nodig om strenge eisen te stellen aan de lerarenopleiding. Verder vindt Zweden het belangrijk dat leraren carrière kunnen maken binnen het onderwijs en dat er gedifferentieerd kan worden in lerarensalarissen.

AUDIOVISUEEL/CULTUUR

Tijdens het audiovisueel en cultuur gedeelte van de Raad is een gedeeltelijk akkoord bereikt over het programma Creatief Europa, in het bijzonder de garantiefaciliteit voor leningen aan de culturele en creatieve sector. De voorzitter rapporteerde over de voortgang van de onderhandelingen over het besluit voor Culturele Hoofdsteden 2020–2033. De Raad nam raadsconclusies aan over «cultural governance» en over beter internet voor kinderen.

Tijdens de rondgang ter afsluiting van de Raad uitte Frankrijk haar zorgen over de herziening van de staatssteunregels voor film, gesteund door Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Hongarije, Italië en Tsjechië. Eurocommissaris Almunia beloofde de lidstaten een extra doch korte raadpleging over de ontwerpmededeling in januari.

Creative Europe: garantiefaciliteit

Op de agenda stond een gedeeltelijke algemene oriëntatie over de garantiefaciliteit voor culturele organisaties en de creatieve bedrijfstakken. Over het overige gedeelte van het programma bereikte de Raad al eerder een standpunt onder voorbehoud.

De garantiefaciliteit is onderdeel van het Creatief Europa programma. In de kern komt de faciliteit er op neer dat het Europese Investeringsfonds overeenkomsten sluit met financiële tussenpersonen (banken). Deze tussenpersonen krijgen trainingen aangeboden en kunnen portfolio’s van leningen aanmelden voor een garantie. Een gegeven garantie door het EIF kan worden ingeroepen als de lenende organisaties niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen.

De gedeeltelijke algemene oriëntatie werd zonder opmerkingen van de lidstaten aangenomen.

Cultural governance

Met de raadsconclusies over Cultural governance worden de lidstaten uitgenodigd:

  • De evidence-based aanpak voor het maken van cultureel beleid te ondersteunen op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

  • Ervaringsuitwisselingen te stimuleren om daarmee de beoordeling van de effecten van cultuur op de economie te bevorderen.

  • Nationale organisaties en Eurostat te stimuleren om kwalitatieve statistieken m.b.t. cultuur te leveren.

  • Nationaal samen te werken, samenwerking te stimuleren en netwerken te bevorderen tussen onderwijsinstituten, onderzoekscentra, culturele instituten en culturele en creatieve ondernemingen door gebruik te maken van elkaars onderzoeksresultaten.

  • Europees samen te werken door o.a. ervaringen uit te wisselen, best practices van cultuurbeleid te verspreiden en door synergie te promoten tussen lidstaten m.b.t. academisch onderzoek. Lidstaten worden daarbij uitgenodigd om gebruik te maken van fondsen op EU-niveau.

De raadsconclusies werden zonder opmerkingen van de lidstaten aangenomen.

Culturele hoofdstad

Het Cypriotische voorzitterschap gaf tijdens de Raad een korte mondelinge toelichting op de voortgangsrapportage over de bespreking van het voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot het programma Europese Culturele Hoofdstad. Dit voorstel heeft de Commissie geïnitieerd zodat hier in 2013 een besluit over wordt vastgesteld.

Het huidige besluit (nr. 1622/2006/EG) loopt af in 2019, maar het startsein voor de strijd om de titel wordt zes jaar op voorhand gegeven om de steden voldoende tijd voor hun voorbereiding te geven. Daarom moet met het oog op een soepele overgang in 2020 de nieuwe rechtsgrondslag voor de voortzetting van het programma Europese Culturele Hoofdstad in 2013 worden vastgesteld. Daartoe dient het voorstel nr. 12558/12 «Voorstel voor een besluit van het Europese Parlement en de Raad tot vaststelling van een actie van de Unie voor het evenement «Culturele Hoofdsteden van Europa» voor de periode 2020 tot 2033».

Beter internet voor kinderen

De aan te nemen raadsconclusies liggen in het verlengde van de eerdere mededeling van de Europese Commissie over een «Strategie voor een beter internet voor kinderen» (TK 2011–2012, 22 112, nr. 1425).

In de raadsconclusies wordt verder gewezen op het belang van bewustwording en «empowerment». Zowel aan de lidstaten als de Europese Commissie wordt daarom gevraagd aandacht te besteden aan mediawijsheid. De raadsconclusies dringen bij de lidstaten, de Commissie en de industrie aan op het verbeteren van de instrumenten voor ouderlijk toezicht. De industrie wordt opgeroepen om standaard privacy instellingen aan te houden en zich in te spannen om ouders en kinderen daarover te informeren.

De raadsconclusies werden zonder opmerkingen van de lidstaten aangenomen.

Hierop volgde een beleidsdebat dat aansloot bij de raadsconclusies. Het voorzitterschap had lidstaten in een discussiedocument gevraagd om in te gaan op de volgende twee vragen:

  • 1. Hoe zouden regeringen zich het best kunnen verstaan met de industrie teneinde te komen tot producten en diensten die kinderen in staat stellen eigenmachtig te beslissen en te handelen, alsook hen te beschermen? Heeft u vertrouwen in dat de industrie hiertoe in staat is?

  • 2. In welke mate en hoe kunnen nationale initiatieven worden gecoördineerd teneinde een interne digitale markt te stimuleren, die meer kansen kan bieden voor kinderen op het internet?

Tijdens het debat merkte Nederland op dat veel bedrijven uit eigen beweging in actie komen. Er bestaan speciale portals voor kinderen, er zijn kindvriendelijke browsers en er zijn kindersloten voor smartphones en digitale televisie. De Nederlandse overheid stimuleert bedrijven om rekening te houden met de behoeften van ouders en kinderen en waardeert de inspanningen van Eurocommissaris Kroes op dit terrein. Tegelijk mogen we geen wonderen verwachten van leeftijdsgrenzen, filters en andere technische blokkades: deze zijn altijd te omzeilen. Daarom moeten we investeren in voorlichting van kinderen en hun opvoeders – een taak voor overheden, scholen en bedrijven.

Ook alle andere lidstaten benadrukten dat media-educatie en zelfregulering voorop staan. Bijna alle lidstaten steunen coördinatie op Europees niveau omdat de grote bedrijven grensoverschrijdend werken. Voor meer EU wetgeving pleiten de lidstaten niet, met uitzondering van Duitsland, Griekenland, Italië en Roemenië.

Eurocommissaris Kroes hield tenslotte een gepassioneerd verhaal over een beter internet voor kinderen, met als motto «protection and inclusion». Ze gelooft in het zelfregulerend vermogen van bedrijven en in de kracht van de digitale generatie die vaak «meer van de nieuwe media weten dan wij».

WVTTK

Tijdens de rondgang ter afsluiting van de Raad uitte Frankrijk haar zorgen over de herziening van de staatssteunregels voor film, gesteund door Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Hongarije, Italië en Tsjechië. Steen des aanstoots is de beperking van de ruimte voor lidstaten om in ruil voor subsidie of fiscale voordelen zogenoemde «territoriale bestedingseisen» te stellen. Volgens de huidige Filmmededeling van 2001 mogen lidstaten nog vragen om maximaal 80% van het totale productiebudget in eigen land uit te geven, in de nieuwe ontwerpmededeling stelt de CIE het percentage op 100% van de totaal verleende staatssteun. Frankrijk vindt dat de Europese Commissie meer tijd moet nemen voor een zorgvuldige afweging. Hongarije vindt dat staatssteun aan bioscopen mogelijk moet zijn.

Eurocommissaris Almunia beloofde de lidstaten een extra doch korte raadpleging over de ontwerpmededeling, maar benadrukt dat territoriale bestedingseisen de concurrentie c.q. het vrije verkeer van goederen en diensten niet onevenredig mogen verstoren.

PRIORITEITEN IERS VOORZITTERSCHAP

Op het gebied van onderwijs zullen de onderhandelingen over Erasmus voor Iedereen worden voortgezet. Hetzelfde geldt voor de onderhandelingen over de richtlijn erkenning beroepskwalificaties. Daarnaast vormen kwaliteit en gelijkheid één van de prioriteiten van het aankomend voorzitterschap. Men wil aandacht besteden aan het belang van kwalitatief goede lerarenopleidingen. Tenslotte wil men raadsconclusies aannemen over de sociale dimensie van hoger onderwijs tijdens de Raad van mei 2013.

Op het gebied van cultuur en audiovisueel zullen de onderhandelingen over Creatief Europa worden voortgezet. Daarnaast zijn de volgende prioriteiten naar voren geschoven:

  • Europa voor Burgers 2014–2020;

  • Europese Culturele Hoofdsteden 2020–2033;

  • Culturele samenwerking in kader van Handelsovereenkomsten: Raadsbesluit ter oprichting van Comité voor Culturele Samenwerking tussen EU en Zuid Korea; zo mogelijk ook Culturele overeenkomsten met Colombia en Peru.

Naar boven