21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2012

Op 10 en 11 mei vindt in Brussel de Jeugd- en Sportraad plaats, als onderdeel van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS) van de Europese Unie.

Bijgaand doe ik u – mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – de geannoteerde agenda voor deze raad toekomen.

Ik wijs u erop dat over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de raad nog afstemming in de Ministerraad zal plaatsvinden.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE ONDERWIJS, JEUGD, CULTUUR EN SPORTRAAD 9–10 MEI 2012 TE BRUSSEL

Jeugdraad

Raadsconclusies over het stimuleren van creativiteit en innoverend potentieel bij jongeren teneinde hun inzetbaarheid te verbeteren

In het licht van de hoge Europese jeugdwerkloosheid, een tekort aan sociale integratie en maatschappelijke samenhang, verzoekt het Deens Voorzitterschap de lidstaten aandacht te geven aan een aantal zaken. Er is volgens het Voorzitterschap steeds meer behoefte aan arbeidskrachten die creatief zijn, kunnen innoveren, zich kunnen aanpassen en doeltreffend kunnen communiceren, alsook aan het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden. Het creatieve en innoverende potentieel van jongeren, via ondernemerschap, is een van de sleutels tot slimme, duurzame en inclusieve groei. Niet-formeel en informeel leren, alsmede onderwijs en opleiding zijn onmisbaar om competenties en vaardigheden te ontwikkelen die de inzetbaarheid en de integratie van jongeren in de arbeidsmarkt en meer in het algemeen in de maatschappij verbeteren.

Het Voorzitterschap roept de lidstaten op om de creativiteit, het innoverend vermogen en de talenten van jongeren te ondersteunen, om voldoende kansen te bieden voor hun persoonlijke en sociale ontwikkeling door niet-formeel en informeel leren, vrijwilligerswerk, actief burgerschap, interculturele samenwerking en jeugdwerk.

Daarnaast worden de Europese Commissie en de lidstaten verzocht om een werkgroep van deskundigen rond dit thema op te richten volgens de beginselen van de open coördinatiemethode met het oogmerk om goede praktijken te delen inzake bevordering van creativiteit en innoverend vermogen bij jongeren. Uiterlijk eind 2013 zal de Commissie de bevindingen van de werkgroep voorleggen. Deze raadsconclusies zijn in lijn met het lopende Nederlandse beleid en nopen niet tot bijstelling van dit beleid.

Tijdens de Raad zal tevens een gedachtewisseling plaats vinden over de waarde van informeel en niet-formeel leren bij het tegengaan van jeugdwerkloosheid. Inzetbaarheid is niet het enige doel, en evenmin het enige winstpunt van niet-formeel en informeel leren, maar de verwerving van relevante competenties en vaardigheden door middel van niet-formeel en informeel leren kan worden gezien als een waardevolle manier waarop meer jongeren toegang kunnen krijgen tot onderwijs en de arbeidsmarkt. Zo kunnen jongeren mede dankzij actieve participatie in tijden van crisis hun levens¬perspectief en motivatie behouden, en zou de validering van niet-formeel en informeel leren ertoe kunnen bijdragen dat de bredere competenties van jongeren, die in vele gevallen wellicht verder reiken dan hun formele kwalificaties, beter tot uitdrukking komen.

Sportraad

Raadsconclusies inzake de bestrijding van dopinggebruik bij recreatieve sportbeoefening

Het Deens Voorzitterschap wil meer internationale samenwerking bevorderen om het gebruik van doping in de recreatiesport tegen te gaan, in navolging van de succesvolle samenwerking op het terrein van dopinggebruik in de topsport. Het Voorzitterschap stelt voor om het mandaat van de bestaande EU Expert Group on Anti-Doping te verruimen om best practices met betrekking tot de bestrijding van dopinggebruik in de recreatiesport te verzamelen en op basis daarvan aanbevelingen te doen. Bovendien verzoekt het Voorzitterschap de Europese Commissie om een studie die moet leiden tot beleidsontwikkeling op dit terrein (zonder dat dit verder nog uitgewerkt is) en om het uitwisselen van best practices te bevorderen.

Nederland kan akkoord gaan met de conclusies. Wel heeft Nederland op twee punten commentaar. Ten eerste het bereik van de conclusies. Nederland stelt voor die te beperken tot de ongeorganiseerde sport oftewel de fitnesssector. Naar het dopinggebruik in die sector zijn diverse studies verricht die aanknopingspunt bieden voor beleidsvorming. Naar het dopinggebruik in de lagere regionen van de georganiseerde sport (amateursport) zijn nauwelijks studies verricht. Bovendien verschillen de motieven van dopinggebruik binnen de georganiseerde sport (prestatiebevordering) en de ongeorganiseerde sport (cosmetische doelen) aanzienlijk. Dat leidt onontkoombaar ook tot verschillen in interventies dan wel beleid. Ten tweede de verwijzing naar dopingtesten in fitnesssport of recreatieve sport. Voor Nederland is dit een belangrijk punt van bezwaar. Het past in het geheel niet in het middelenbeleid van de Nederlandse overheid; hetgeen ook al een aantal keren expliciet aan de Kamer is gecommuniceerd. Op aandringen van Nederland is de tekst afgezwakt met de toevoeging «where appropriate». Voor Nederland is dit acceptabel en kan akkoord gaan met de conclusies.

Naar boven