21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2012

Hierbij ontvangt u het verslag van de OJCS-Raad van 10 februari jl. Op de agenda van deze Raad stonden alleen onderwerpen geagendeerd die betrekking hadden op onderwijs.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

VERSLAG OJC-RAAD 10 FEBRUARI 2012

Gezamenlijk voortgangsverslag werkprogramma «Onderwijs en Opleiding 2020»

Het Deens voorzitterschap plaatste het gezamenlijk voortgangsverslag over de uitvoering van het werkprogramma «Onderwijs en Opleiding 2020» in het licht van de economische crisis. Onderwijs speelt hierbij volgens het Deense voorzitterschap een belangrijke rol. In het licht van de EU2020-strategie benadrukte het voorzitterschap het belang van het bereiken van de doelstellingen op het vlak van hoger onderwijs en voortijdig schoolverlaten.

De EU-commissaris gaf aan dat met onderhavig voortgangsverslag een fase van nieuwe intensieve samenwerking is aangebroken. Om drie redenen is het verslag volgens haar belangrijk. Ten eerste schetst het verslag de vooruitgang die de afgelopen jaren is bereikt. De resultaten geven aan dat er veel werk is verzet, maar dat er ook nog veel werk verzet moet worden willen we de ambities uiterlijk in 2020 realiseren. Ten tweede is het verslag belangrijk omdat het de prioriteiten aangeeft voor de komende jaren. Deze prioriteiten bouwen volgens de EU-commissaris goed voort op de activiteiten uit het verleden. Ten derde maakt het verslag duidelijk dat het werkprogramma «Onderwijs en Opleiding 2020» past binnen de algemene context van de EU2020-strategie, met een duidelijk accent op groei en werkgelegenheid.

Nederland verwelkomde het voortgangsverslag. Het verslag geeft een goed inzicht in de situatie in het onderwijs in de lidstaten en laat zien hoe de Europese samenwerking daaraan bijdraagt. Terecht wordt daarbij gewezen op de noodzaak van doelstellingen op het gebied van hoger onderwijs. Nederland benadrukte dat hierbij niet enkel naar kwantitatieve aspecten moet worden gekeken, maar juist ook naar kwalitatieve aspecten.

Nederland bracht in het grote aantal prioriteiten voor de komende jaren bezwaarlijk te vinden. De meerwaarde van EU-samenwerking zit in het vinden van oplossingen waar individuele lidstaten lering uit kunnen trekken. Om dit proces te kunnen borgen, dienen er duidelijke keuzes gemaakt worden: niet alle thema’s kunnen aan boord worden genomen. Ook in het licht van de crisis is focus noodzakelijk. Een aanpak waarbij gekozen wordt voor een grote hoeveelheid prioriteiten past volgens Nederland niet bij deze benadering. Nederland stelde derhalve voor om de principiële discussie ten aanzien van het aantal prioriteiten voort te zetten. Zweden sprak haar steun uit voor deze suggestie.

De Raad nam vervolgens het voortgangsverslag van het werkprogramma «Onderwijs en Opleiding 2020» aan.

Gedachtewisseling over de bijdrage van onderwijs en opleiding aan het terugdringen van jeugdwerkloosheid

Het voorzitterschap heeft de Raad in het kader van de gedachtewisseling over de bijdrage van onderwijs en opleiding aan het terugdringen van jeugdwerkloosheid de volgende vraag voorgelegd:

Aan wat voor beleidsinitiatief moet in 2012 prioriteit worden gegeven op het terrein van onderwijs en opleiding, teneinde bij te dragen aan de aanpak om jeugdwerkloosheid terug te dringen en om de sociale gevolgen van de crisis voor jongeren te verlichten?

Het voorzitterschap leidde de discussie in met de uitspraak dat jeugdwerkloosheid één van de meest actuele problemen is in het kader van de huidige crisis. Gemiddeld genomen heeft meer dan 20 procent van de jongeren in de EU geen baan.

De EU-commissaris benadrukte het belang van de discussie die door het voorzitterschap op de agenda is gezet. Ze gaf hierbij aan dat het instrumentarium niet alleen beperkt kan blijven tot de arbeidsmarkt, maar dat ook onderwijs hier een rol heeft. Meer stages en meer opleidingen in bedrijven kunnen bijvoorbeeld een oplossing bieden. De Europese Unie ambieert – in het kader van Erasmus en Leonardo da Vinci – om in 2012 130 000 stageplaatsen te creëren voor jongeren.

Om landen die te maken hebben met hoge werkloosheidscijfers (30% of meer) te ondersteunen, worden momenteel actieteams van deskundigen samengesteld. De EU-commissaris spreekt de hoop uit dat de ministeries in de lidstaten zich aansluiten bij dit initiatief. Daarnaast bracht de EU-commissaris in dat lidstaten oog moeten hebben voor de zwakke punten in hun eigen nationale stelsels. Het gezamenlijk voortgangsverslag «Onderwijs en Opleiding 2020» biedt hiervoor aanknopingspunten.

Nederland heeft in haar interventie gepleit voor een focus op de bijdrage die het onderwijs kan leveren aan het bestrijden van de economische crisis in brede zin. Er moet hierbij niet alleen naar de doelstellingen op korte termijn worden gekeken.

De jeugdwerkloosheid in niet met één maatregel te bestrijden. Een belangrijk aspect bij de inzet van instrumenten is de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt. In Nederland wordt dit onder meer bevorderd door het duale systeem in het beroepsonderwijs, waarvan 60% van de deelnemers in het beroepsonderwijs gebruik maakt. Voorts hebben vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven een belangrijke rol bij de inrichting van het beroepsonderwijs. Alle partijen die bij het beroepsonderwijs betrokken zijn, zijn van mening dat het opdoen van stage-ervaring belangrijk is. Veel jongeren vinden immers uiteindelijk hun eerste baan bij of via de werkgever waar ze stage hebben gelopen.

De hoge cijfers voor jeugdwerkloosheid laten zich mede verklaren door een grote hoeveelheid voortijdig schoolverlaters. Nederland benadrukte dat de regionale aanpak die in Nederland wordt gebruikt – waarbij overheid, scholen en bedrijven met elkaar samenwerken – haar vruchten afwerpt.

Het voorzitterschap rondde de gedachtewisseling af met het benoemen van de meest relevante thema’s waarover de lidstaten in de toekomst van gedachten kunnen wisselen:

  • Hoe kan een duaal systeem voor iedere lidstaat een toegevoegde waarde hebben? Hoe kunnen theorie en praktijk het beste met elkaar gecombineerd worden?

  • Hoe kan de ondernemingsgeest bij jongeren gestimuleerd worden?

  • Hoe kunnen jongeren gemotiveerd worden om een startkwalificatie te halen?

Naar boven