21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 165 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2011

Hierbij ontvangt u het verslag van de informele EU bijeenkomst voor cultuur – (28 maart) en onderwijsministers (29 maart) in Gödöllö (Hongarije).

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Verslag informele bijeenkomst ministers van cultuur, Gödöllö 28 maart 2011

De informele vergadering van de ministers van cultuur werd geleid door de Hongaarse minister van Cultuur, de heer Géza Szöcs. De Europese Commissie was vertegenwoordigd door commissaris mevrouw Androulla Vassiliou. Ook namen vijf niet-EU landen aan de vergadering deel: Noorwegen, Zwitserland, IJsland, Kroatië en Macedonië. De discussie was toegespitst op de bijdrage van cultuur aan de implementatie van de Europa 2020 Strategie.

De voorzitter opende de vergadering met te wijzen op het vermogen van cultuur om bij te dragen aan «slimme, duurzame en inclusieve groei». Hij presenteerde daartoe de uitkomsten van de recente voorzitterschapconferentie, die beoogde de rol van cultuur in de succesvolle implementatie van de EU2020 strategie te definiëren en hoe cultuur kan bijdragen aan ontplooiing van mensen en aan de verbetering van het arbeidspotentieel.

«Cultural and creative industries» (CCI’s) kunnen zo op meerdere wijzen bijdragen aan de doelstellingen van EU2020. Zo zijn deze verantwoordelijk voor 3,3% van het totale BNP in de EU en voor 3% van de werkgelegenheid (volgens het 2010 European Competitiveness Report) en vormen ze een van de meest dynamische sectoren in de EU. De totale werkgelegenheid in deze bedrijfstakken nam in de periode 2001–2007 toe met gemiddeld 3,5% per jaar, in vergelijking met 1% voor de totale EU economie.

Commissaris Vassiliou (CIE) onderschreef de observatie van de voorzitter. Zij meent dat dit ook in steeds bredere kringen erkend wordt. Het is nu belangrijk dat ook meer gedetailleerde statistische gegevens worden verkregen.

CIE gaf verder aan dat de resultaten van de consultatie op het Groenboek Creatieve Industrie al enige tijd online staan en dat binnenkort een mededeling over benodigde vervolgstappen. Duidelijk is dat digitalisering een steeds grotere rol speelt in de maatschappij en dat daarmee ook het relatieve belang van CCI’s groeit. Creatieve ondernemers zoeken daarnaast steeds vaker naar multidisciplinaire samenwerking. Toekomstig beleid – zoals industriebeleid, regionaal beleid en bijvoorbeeld «urban planning» moet daar op aansluiten. Vassiliou geeft aan dat met de nieuwe OCM-methode een goed instrument is ingericht om aan te kunnen sluiten bij bredere beleidsontwikkelingen.

Commissaris Vassiliou sluit af met de mededeling dat de CIE voor de periode na 2013 inzet op één overkoepelend programma, een zgn. «framework of creative Europe» waaronder onder andere het Cultuurprogramma en het Mediaprogramma als onafhankelijke pilaren zullen worden opgenomen. Daarmee blikt commissaris Vassiliou vooruit op de OJCS-raad van 19-20 mei a.s. en de impact assesments van de CIE over dit onderwerp die worden afgerond in september 2011.

Zowel voorzitter als CIE onderstrepen dat de huidige discussie over de rol van CCI’s t.a.v. de EU 2020-strategie niets afdoet aan de intrinsieke waarde van cultuur en de daarbij behorende beleidsmaatregelen.

Nederland legde in haar bijdrage de nadruk op de bevordering van cultureel ondernemerschap, een meer gebalanceerde regeling voor auteursrechten en het belang van digitalisering. Een goed voorbeeld van EU ondersteuning voor de ontwikkeling van cultureel ondernemerschap is het European Talent Exchange Programme, dat erop gericht is markten te openen voor veelbelovende Europese popgroepen. Het programma geeft onbekende Europese popgroepen ruimte op grote Europese podia en verzekert daarbij uitzending door Europese radio- en tv-stations. Hierdoor worden zowel culturele diversiteit als cultureel ondernemerschap gestimuleerd.

Diverse ministers geven aan dat CCI’s zijn opgenomen in de Nationale Hervormingsprogramma’s.

In het verloop van de discussie werd door de ministers het belang benadrukt van de volgende punten:

  • de behoefte om de toegang tot financiële middelen – publiek en privaat – te vergemakkelijken, in het bijzonder voor kleine ondernemingen, het mkb. Sommigen pleiten voor gerichter ondersteuning – niet alleen financieel – van deze bedrijven; of van een apart EU-programma hiervoor;

  • de integratie van cultuur in EU instrumenten zoals Structuur en Cohesiefondsen;

  • Sommige ministers pleiten voor één belastingtarief voor fysieke en digitale cultuurgoederen (aanpassing van de BTW-richtlijn).

  • de behoefte om synergie te ondersteunen met onderwijs en innovatie, bijvoorbeeld door ontwikkeling van creatieve partnerschappen;

  • brede steun voor de door de CIE uitgesproken noodzaak voor een solide basis van statistische data voor verdere beleidsontwikkeling;

  • het belang van netwerken en clusteren;

  • de bescherming van cultureel erfgoed als een prioriteit;

  • de vitale rol van samenwerken met andere sectoren zoals gezondheidszorg;

Een aantal ministers meent dat de totstandkoming van een digitale interne markt een van de belangrijkste thema’s voor de komende jaren is en wijst op de noodzaak van een divers maar legaal aanbod; makers moeten beschermd worden. Nederland benadrukt het belang van een goede balans tussen rechten van de maker en toegang voor de consument en geeft aan de CIE te steunen in haar poging het IPR-framework te moderniseren.

Verslag informele bijeenkomst ministers van onderwijs, Gödöllö 29 maart 2011

Op de agenda van de informele bijeenkomst van onderwijsministers vond gedachtewisseling plaats over de volgende onderwerpen:

  • actief burgerschap, ondernemerschap en financiële geletterdheid;

  • en sociale cohesie in het onderwijs.

Ochtendsessie – Actief burgerschap, ondernemerschap en financiële geletterdheid in het onderwijs

De Hongaarse minister Hoffmann leidde de gedachtewisseling over burgerschapsvaardigheden in en onderstreepte onder andere het belang van vrijwilligerswerk. Commissaris Vassiliou gaf aan dat actief burgerschap een sleutelonderwerp voor het Europese project is. Democratische samenlevingen hebben burgers nodig die goed geïnformeerd beslissingen kunnen nemen. Europese economische voorspoed kan in dit verband niet los worden gezien van sociale en burgerschapsonderwerpen. Onderwijs voor burgerschap is geen vanzelfsprekendheid, vandaar dat het ook deel uitmaakt van het Kader voor sleutelcompetenties sinds 2006. Naast geletterdheid en rekenvaardigheid, draagt ook aandacht voor waarden, houding en gedrag bij aan het opleiden voor actieve en verantwoordelijke burgers. De rol van scholen is daarom cruciaal en inmiddels hebben veel lidstaten burgerschapsonderwijs opgenomen in het onderwijssysteem.

Prof. David Kerr gaf een presentatie over de IEA (International Association for the Evaluation of Educational Achievement) ICCS 2009 studie (International Civic and Citizenship Education Study) naar de stand van zaken van beleid en praktijk van burgerschapsonderwijs in Europa. Kerr gaf aan dat actief burgerschap, een oorspronkelijk juridisch begrip, thans in verband wordt gebracht met verantwoordelijkheden, geïnformeerd en betrokken zijn en het vervullen van een actieve rol in de maatschappij. Ook wordt tegenwoordig meer en meer de nadruk gelegd op specifieke thema’s zoals: economische vaardigheid/financiële geletterdheid, ondernemerschap, duurzaamheid, sociale samenhang en interculturele competenties.

In deze grote studie waren 22 EU lidstaten vertegenwoordigd. Een aantal opvallende uitkomsten die Kerr vermeldde:

  • Binnen de specifieke thema’s voelen leraren zich het minst zeker over economische onderwerpen en financiële geletterdheid.

  • Finland en Denemarken scoorden het hoogst in burgerschapsvaardigheden bij leerlingen.

  • Een sterk gevoel van Europese identiteit gaat altijd gepaard met een sterk gevoel van nationale identiteit.

  • Een meerderheid van leerlingen ziet veel in toenemende harmonisatie van Europees beleid, met de sterkste overeenstemming op de thema’s milieu, onderwijs, buitenlandse zaken en recht.

  • Er is vertrouwen in de instituties, nationaal en Europees; maar niet in de politici.

Vermeld werd dat zowel de Raad van Europa als het Eurydice-netwerk (2012), binnenkort specifieke studies zullen uitbrengen over burgerschapsvaardigheden.

In een uitgebreide tafelronde gaven vervolgens lidstaten hun opinie over burgerschapsonderwijs. Van Nederlandse zijde werd aangegeven dat verantwoordelijkheid van scholen wettelijk is vastgelegd. Scholen moeten bijdragen aan actief burgerschap en sociale integratie, een voorbeeld is de maatschappelijke stage. Verder gaf Nederland aan dat steeds kritisch gekeken moet worden naar de meerwaarde van Europese betrokkenheid. Dat geldt niet voor ieder onderwerp en zo plaatst Nederland vraagtekens bij de Mededeling over Onderwijs en Opvang van Jonge Kinderen in het licht van subsidiariteit.

De regering stimuleert het opnemen van ondernemerschap op scholen, en meer ondernemend gedrag en activiteiten van leerlingen. Daarnaast is het voor jonge mensen vitaal om te leren hoe verantwoordelijk met financiële aangelegenheden om te gaan. Europese samenwerking kan bijdragen aan actief burgerschap, ondernemerschapvaardigheden en financiële geletterdheid door met name ervaringen en goede praktijken uit te wisselen.

De voorzitter besloot de ochtend met de vaststelling dat er veel overeenstemming is over het belang van actief burgerschap onder de lidstaten. Het thema zal dan ook zeker terugkeren op de EU-agenda in de toekomst. Verschillende thema’s passeerden de revue:

  • Het ontstaan van de financiële crisis en onvoldoende financiële vaardigheden.

  • Het belang van zowel kennis- als gevoelsaspecten van het onderwijs. Je kunt dingen alleen echt goed doen als je ze ook leuk vindt om te doen.

  • De verhouding tussen school en gezin.

  • Vormen van actief medebestuur door leerlingen.

  • Samenwerking met de private sector of met de Nationale Bank.

  • De sleutelrol van de media en het belang van mediageletterdheid.

De voorzitter stelde verder vast dat het niet afdoende is om kennis bij te brengen. Ook aan de houding, waarden en gedrag van leerlingen moet worden bijgedragen om hen daadwerkelijk actieve burgers te maken. In dat verband zijn genoemd: verantwoordelijkheid, eigenstandigheid, creativiteit, initiatief, tolerantie, vrijheid, solidariteit, bevechten van uitsluiting en communicatievaardigheden. De lerarenopleiding is de sleutel tot het echt implementeren van nieuwe doelen en benaderingen in het onderwijs.

Middagsessie – Actief burgerschap en sociale cohesie/rol van scholen

De middagsessie werd ingeleid met een drietal presentaties. De vice-staatssecretaris van Hongarije Gloviczki gaf een toelichting over het Hongaars schoolprogramma voor solidariteit in de maatschappij. Van jongs af aan moeten kinderen bewust worden gemaakt van hun bestaan in de samenleving en de verantwoordelijkheid die zij voor elkaar hebben. Vrijwilligerswerk en schoolwerk dragen bij aan een meer inclusieve menselijke samenleving. Voor het VO is daarom in 2011 een programma gelanceerd dat sociale verantwoordelijkheid, inclusie, activiteit en creativiteit moet bevorderen.

De Finse minister Kivinen gaf een toelichting over het KiVa programma voor de bevordering van kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap. Dit programma is bedoeld om pesten te bestrijden en te voorkomen. Jongens blijken meer direct te pesten, meisjes meer indirect. Het KiVa programma wordt thans toegepast op 82% van de scholen en de positieve effecten zijn merkbaar. De kinderen worden geleerd om sympathie met het slachtoffer te hebben en krijgen inzicht in de (negatieve) rol van de toekijkers.

De Sloveense minister Luksic gaf in een beschouwing zijn visie op enerzijds investeren in het individu en anderzijds de bijdrage van het individu aan de verrijking en ontwikkeling van de maatschappij.

Tijdens de hierop volgende tafelronde werd door Nederland ingebracht dat actief burgerschap over de bereidwilligheid en de vaardigheid gaat om deel uit te maken van de gemeenschap en hier actief aan bij te dragen. Sociale integratie gaat over de deelname van burgers aan de maatschappij, ongeacht hun achtergrond. Onderwijsinstellingen dragen actief bij aan democratie, identiteit en participatie, zo is ook vastgelegd in de kerndoelen van het PO en VO. Geweld en pesten op scholen is een zwaarwegende politiek aandachtspunt. Leerlingen, studenten, leraren moeten zich allemaal vrij en veilig kunnen voelen om hun eigen rol in het onderwijs met succesvol in te kunnen vullen. Er is daarom geen enkele ruimte voor geweld of pesten op grond van geslacht, etnische herkomst of seksuele oriëntatie. Daarom zijn verschillende maatregelen en voorzieningen getroffen in NL. Een wetsvoorstel voor registratie door de scholen van alle incidenten wordt binnenkort aan het Parlement voorgelegd. Europese samenwerking op dit terrein moet gericht zijn op de uitwisseling van goede praktijken.

De Commissaris reflecteerde de tafelronde door te stellen dat niemand bang zou moeten zijn op school. Dat is helaas ver van de realiteit nu geweld zich niet allen tegen leerlingen, maar ook steeds meer tegen leraren manifesteert. Dat maakt dit een belangrijk aandachtspunt voor de toekomstige prioriteiten van onderwijssamenwerking voor de periode 2012–2014 (in het kader van Onderwijs en Opleiding 2020). Er is behoefte aan alomvattende en samenhangende strategieën, waarbij de CIE ondersteuning zal bieden, onder meer met de volgende zaken:

  • Er wordt gewerkt aan een voorstel voor een indicator van burgerschapsvaardigheden.

  • Het Eurydice netwerk zal volgend jaar een studie naar burgerschapsonderwijs opleveren.

  • De Commissie zal een studie lanceren om succesvolle praktijken in beeld te brengen.

  • Mogelijk zal de Commissie in 2012 met een Handboek voor beleidsmakers komen

  • In 2012 wordt een Mededeling over mediavaardigheid verwacht.

De voorzitter sloot de bijeenkomst af met de aankondiging dat er over deze onderwerpen – actief burgerschap, ondernemerschap, financiële opvoeding en sociale cohesie – voorzitterschapconclusies zullen worden opgesteld ten behoeve van het werkprogramma voor de periode 2012–2014.

Naar boven