21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

Nr. 159 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2011

Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur-, en Sportraad (OJCS-Raad) van 14 februari 2011, ten behoeve van het Algemeen Overleg dat is voorzien op 9 februari aanstaande.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de OJCS-Raad nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Geannoteerde agenda OJCS-Raad 14 februari 2011

Op de agenda van de OJCS-Raad van 14 februari staan alleen onderwerpen die gerelateerd zijn aan onderwijs. Het gaat om de volgende onderwerpen:

  • 1. Een gedachtewisseling over de bijdrage van onderwijs aan het Europese Semester en de Jaarlijkse Groeianalyse;

  • 2. Rol en bijdrage van onderwijs en training aan de Europa 2020-strategie: discussie over de Agenda voor Nieuwe Vaardigheden en Banen (An agenda for new skills and jobs);

  • 3. Rol en bijdrage van onderwijs en training aan de Europa 2020-strategie: aannemen van Raadsconclusies met sleutelboodschappen over onderwijs t.b.v. de Europese Raad van 24-25 maart.

1. Bijdrage EU Semester en de Annual Growth Survey– een gedachtewisseling

Met het vaststellen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei door de Europese Raad van juni 2010 is een Europees strategisch beleidskader voor banen en groei bepaald. Vervolgvraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat de beleidsvoornemens en -doelen in het komende decennium ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.

Met de Europa 2020-strategie is om die reden het zogeheten «Europese semester» ingesteld. Het Europese semester heeft betrekking op de eerste helft van het jaar waarin lidstaten gelijktijdig rapporteren over hun vorderingen in het kader van zowel het Stabiliteits- en Groeipact als de Europa 2020-strategie en waarbij beleidsaanbevelingen worden gedaan aan lidstaten vóórdat de nationale begrotingen zijn vastgesteld.

Onderwijs is een centraal element van de Europa 2020-strategie. Eén van de vijf hoofddoelen van deze strategie is eraan gewijd en formuleert als streefwaarden: minder dan 10% schooluitval en meer dan 40% hoger opgeleiden in 2020, dat is de ambitie. Ook in de geïntegreerde Europa 2020-richtsnoeren en in de kerninitiatieven (met name Jeugd in Beweging, Innovatie Unie en Agenda voor Nieuwe Vaardigheden en Banen) wordt de nodige aandacht besteed aan onderwijs en opleiding.

Dit jaar is de eerste keer dat ervaring wordt opgedaan met het Europese semester. Het proces ging van start met de publicatie op 12 januari van de Jaarlijkse Groeianalyse, de Annual Growth Survey, van de Commissie. Het voorzitterschap stelt voor dat de onderwijsministers tijdens de OJCS-raad met elkaar van gedachten wisselen over hun rol binnen de governance van de Europa 2020-strategie. Concreet vraagt het voorzitterschap een appreciatie van de positie van onderwijs in de Jaarlijkse Groeianalyse en een inschatting van de mate waarin voortgang geboekt kan worden richting de 2020-doelen op onderwijsterrein. Daarnaast vraagt het wat de belangrijkste boodschap op het terrein van onderwijs is die het voorzitterschap onder de aandacht zou moeten brengen van de Voorjaarsraad, de Europese Raad van 24 en 25 maart.

Inzet NL

De ministers Verhagen en De Jager hebben een eerste algemene reactie gegeven op de Jaarlijkse Groeianalyse. Hierin is aangegeven dat het kabinet zich goed kan vinden in de beleidsaanbevelingen die de Commissie heeft geformuleerd. Het draait nu om een gerichte aanpak: budgettaire consolidatie en het terugdringen van werkloosheid in combinatie met het voeren van groeibevorderend beleid door in te zetten op terreinen als onderwijs, onderzoek en innovatie.

Met name waar het gaat om dit laatstgenoemde element, het voeren van beleid dat groei bevordert, is het mijns inziens van belang dat de onderwijsministers een boodschap meegeven aan de regeringsleiders ten behoeve van hun Voorjaarsraad. Bij de invulling van dat beleid op het terrein van onderwijs moet, ook in het licht van de krappe financiële kaders, met name gedacht worden aan structurele hervormingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat Europa sterker uit de crisis komt. Beleid dat in Nederland door dit kabinet gevoerd wordt.

Wat betreft het behalen van de Europa 2020-doelstellingen op de terreinen van hoger opgeleiden en schooluitval scoort Nederland reeds nu bovengemiddeld. Het is zaak dat we onze aandacht daardoor niet laten verslappen. Ik zal mij in blijven spannen om deze scores verder te verbeteren. In het Nationaal Hervormingsprogramma, dat het kabinet uiterlijk eind april aan de Commissie zal sturen, zal nader in worden gegaan op de Nederlandse invulling van de Europese doelen.

Tot slot, wat de positie van onderwijs binnen het Europese semester betreft, vind ik het van belang dat de ministers van onderwijs het voortouw nemen als het gaat om de bijdrage van onderwijs aan het welslagen van de Europa 2020-strategie. Zij hebben de beste kennis van de situatie in het onderwijsveld, zij kennen de specifieke omstandigheden en karakteristieken binnen het onderwijs het beste en kunnen daar het scherpst over oordelen. Zeker dit jaar, de eerste keer dat we werken in de nieuwe setting van Europa 2020, vind ik het van belang om dit punt naar voren te brengen.

2. Agenda voor Nieuwe Vaardigheden en Banen (An agenda for new skills and jobs)– discussie

De mededeling van de Commissie «Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid»1 is één van de zeven kerninitiatieven die de uitvoering van de Europa 2020-strategie moeten ondersteunen. Het gaat hier met name om één van de vijf hoofddoelstellingen van deze strategie, te weten de 75% arbeidsparticipatie voor vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep van 20–64 jaar. De Commissie stelt dat EU-lidstaten deze participatiegraad aanzienlijk kunnen verhogen, met name voor vrouwen en jonge en oudere werknemers. De mededeling is gestructureerd langs vier thema’s of prioriteiten:

  • beter functionerende arbeidsmarkten;

  • een beter opgeleide werkende bevolking;

  • banen van hogere kwaliteit en betere arbeidsomstandigheden;

  • een krachtiger beleid om het creëren van banen en de vraag naar arbeid te bevorderen.

De mededeling bevat een beleidsagenda met diverse maatregelen (wetgevende en niet-wetgevende) die de Commissie voornemens is de komende vier jaar uit te voeren.

De vier prioriteiten bieden een breed kader voor de Europese werkgelegenheidsstrategie. De keuze voor deze prioriteiten sluit goed aan bij het nationale beleid op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Doel van dit beleid is het behoud van de gezondheid van werkenden en het behoud of ontwikkelen van kennis en vaardigheden, zodat mensen in staat zijn tot hun pensioengerechtigde leeftijd te werken en dus niet voortijdig de arbeidsmarkt verlaten. Nederland verwelkomt bovendien de hernieuwde aandacht voor flexizekerheid en de verbinding met het onderwijs. Voor wat betreft de uitgangspunten voor het scheppen van voorwaarden voor het creëren van banen, is Nederland terughoudender. Er zijn veel dwarsverbanden tussen dit «flagship initiative» (kerninitiatief) en overige kerninitiatieven en documenten. Nederland wil dan ook benadrukken dat het belangrijk is om de uitvoering van deze agenda voor nieuwe vaardigheden en banen aan te laten sluiten bij de uitvoering van deze andere kerninitiatieven.

Inzet NL

Tijdens de OJCS-Raad zal een discussie plaatsvinden over deze mededeling. Op dit moment is nog niet bekend hoe de Hongaarse voorzitter deze discussie precies zal vormgeven. Nederland zal de mededeling en de acties die daaruit voortvloeien steunen zolang de acties aanvullend zijn op en ondersteunend voor het nationaal beleid. Nederland is hierbij van mening dat eventueel benodigde financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.

3. Onderwijs en training Europa 2020 – raadsconclusies

Het voorzitterschap heeft raadsconclusies uitgewerkt over onderwijs en opleiding in het kader van de Europa 2020-strategie. Onderwijs en opleiding spelen een fundamentele rol bij het bereiken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. De cruciale rol van onderwijs en opleiding moet dan ook ten volle tot uiting komen in de werkzaamheden van de Raad tijdens het nieuwe «Europees semester» dat vanaf het begin van 2011 wordt ingesteld. In het bijzonder dient de Raad er, met de hulp van de Commissie, voor te zorgen dat er voldoende aandacht wordt besteed aan thema's zoals beleidsmaatregelen en hervormingen op het gebied van onderwijs en opleiding, de bijdrage hiervan aan de verwezenlijking van de Europese doelen, en de uitwisseling van goed beleid en goede praktijken.

Het halen van de twee EU-kerndoelen voor onderwijs en opleiding (namelijk het terugdringen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10% en het verhogen van het percentage mensen van 30–34 jaar dat tertiair of gelijkwaardig onderwijs heeft voltooid tot ten minste 40%) zaleen positief effect hebben op de werkgelegenheid en de groei.

Om het probleem van vroegtijdig schoolverlaters aan te pakken zijn zowel preventieve als corrigerende maatregelen vereist en nauwe samenwerking tussen onderwijs- en opleidingssectoren en met andere betrokken beleidsgebieden. Daarnaast moet worden geïnnoveerd in het onderwijsstelsel om het percentage mensen van 30–34 jaar in het tertiaire onderwijs te verhogen. Efficiënter gebruik van middelen en het zoeken naar meer variatie in de financieringsbronnen zijn hierbij van belang.

In de raadsconclusies worden de lidstaten verzocht om wat betreft onderwijs- en opleidingsvraagstukken:

  • nationale hervormingsprogramma’s aan te nemen die doelgericht en op actie gebaseerd zijn;

  • de kennisdriehoek te bevorderen als basis voor een meer innovatieve en creatieve economie.

Tevens worden de lidstaten en de commissie verzocht:

  • de uitvoering van nationale hervormingsprogramma’s, waar passend, op te nemen in toekomstige peer learning-activiteiten;

  • de open coördinatiemethode geschikter te maken voor de behoefte van de lidstaten via doeltreffender gebruik van de resultaten van Europese samenwerking.

Daarnaast wordt de commissies verzocht:

  • nauwere banden aan te halen tussen uitvoeringsregelingen voor het strategisch kader «ET 2020» en die voor de strategie Europa 2020, vooral wat betreft werkcycli;

  • een gedegen analyse te maken van de vorderingen met de hoofddoelstellingen en de ijkpunten van «ET 2020», als basis voor een gedachtewisseling in de Raad in de loop van elk Europees semester.

Inzet Nederland

Nederland onderschrijft de inhoudelijke lijn van de conclusies en onderstreept het belang van onderwijs en training in het kader van de Europa 2020-strategie. Nederland zal het in acht nemen van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit benadrukken.


XNoot
1

Zie BNC-Fiche Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 22 112, nr. 1123.

Naar boven