21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2010

Hierbij zend ik u, mede namens staatssecretaris Zijlstra, de geannoteerde agenda van de Informele EU-Raad voor onderwijsministers van 6 en 7 december aanstaande.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Voor de Informele Raad, die op 6 en 7 december aanstaande in Brugge plaatsvindt, staan de volgende onderwerpen op de agenda:

  • 1. Presentatie van de conclusies van de conferentie van 6 december over «Quality Assurance and Transparancy as Interface between Vocational Education and Training, Schools and Higher Education».

  • 2. Presentatie Brugge Communiqué inzake samenwerking beroepsonderwijs.

De Informele Raad heeft geen bevoegdheden voor het nemen van besluiten. Het doel van deze Raad is het uitwisselen van gedachten over bovengenoemde onderwerpen. Deze uitwisseling van standpunten zal plaatsvinden op hoofdlijnen.

1. Presentatie van de conclusies van de conferentie van 6 december

Op 6 december wordt een thematisch seminar gehouden over «Transparantie en kwaliteit als verbindende schakel tussen (instellingen voor) beroepsonderwijs en scholing en hoger onderwijs».

Nederland zal met twee deskundigen op het gebied van kwaliteitszorg in respectievelijk mbo en hoger onderwijs deelnemen aan dit seminar.

Op 7 december zullen de belangrijkste conclusies van het seminar worden gepresenteerd tijdens de Informele Raad.

2. Presentatie Brugge Communiqué

In juni heeft de Europese Commissie een mededeling over beroepsonderwijs, getiteld «Een nieuwe impuls voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ter ondersteuning van de EU2020-strategie», uitgebracht1. Op basis hiervan zijn ontwerp-raadsconclusies geformuleerd die tijdens de OJCS-Raad van 18–19 november 2010 zijn aangenomen. Deze raadsconclusies vormen de basis voor het «Communiqué van Brugge» dat in het kader van het Kopenhagen-proces op 7 december 2010 tijdens de Informele Raad van onderwijsministers zal worden uitgegeven.

Voorgesteld wordt de samenwerking op het gebied van het beroepsonderwijs te versterken en daarvoor de «open methode van coördinatie» te blijven gebruiken, waarbij de onderwijsinstellingen zullen worden aangemoedigd tot (meer) samenwerking op Europees niveau. Veel aandacht is er voor beroepsonderwijs en scholing met een inclusief karakter. Het Belgische voorzitterschap heeft het belang van «sociale inclusie» benadrukt en daaraan ook aandacht besteed met een aparte conferentie in Gent (naast de conferentie over de mededeling en de conceptaanbeveling inzake «Jeugd in beweging» in Antwerpen). Gesteld wordt dat het beroepsonderwijs een tweeledige functie heeft: het moet bijdragen aan werkgelegenheid en economische groei, maar ook mogelijkheden bieden aan mensen die om wat voor reden dan ook het risico lopen niet tot de arbeidsmarkt te worden toegelaten.

De raadsconclusies en dus óók het Communiqué richten zich zowel op het middelbare als op het hogere beroepsonderwijs. De lidstaten worden uitgenodigd om in te stemmen met een aantal doelstellingen voor de langere termijn (tot en met 2020).

Deze omvatten onder meer:

  • verbetering toegankelijkheid en arbeidsmarktrelevantie van; beroepsonderwijs en verbetering van de doorstroommogelijkheden naar het hoger onderwijs

  • bevordering van ondernemerschap;

  • versterking van de mogelijkheden tot mobiliteit;

  • verbetering van de aantrekkelijkheid en de relevantie van het beroepsonderwijs.

Voor elk van deze vier thema’s wordt ook een aantal doelstellingen en acties voor de korte termijn («short term deliverables») voorgesteld met als doel de lange termijn doelstellingen te realiseren, onderscheiden in acties op nationaal niveau en ondersteuning op EU-niveau. Gaat het bijvoorbeeld op nationaal niveau om het verbeteren van de aantrekkelijkheid en de excellentie van het beroepsonderwijs door deelname aan beroepenwedstrijden, dan staat daar op EU-niveau het stimuleren van beroepenwedstrijden op Europees en wereldniveau tegenover. Nationale maatregelen om de «leermobiliteit» te verhogen zouden op EU-niveau ondersteund kunnen worden met een benchmark waartoe de Commissie in 2011 een voorstel zal doen. Zoals in de Nederlandse «Internationaliseringsagenda MBO» (2009, 27 451, nr. 102) is aangegeven, zou Nederland bereid zijn de eigen doelstellingen hierop af te stemmen. Het nationale beleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, zal in 2011 een steuntje in de rug krijgen met een aanbeveling van de Europese Raad en het Parlement over de aanpak hiervan.

Inzet Nederland

Nederland heeft ingestemd met de raadsconclusies over een intensivering van de Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs. Nederland zal blijven benadrukken dat de focus moet liggen op het (verder) invoeren van bestaande initiatieven op het gebied van beroepsonderwijs, zoals het Europees Kwalificatieraamwerk (European Qualifications Framework EQF) om de transparantie en de onderlinge Europese vergelijkbaarheid van kwalificaties te verhogen. Het EQF is in 2008 aanvaard door de lidstaten in het Europees Parlement. De implementatie is aan de lidstaten en Nederland zal hiermee in het voorjaar van 2011 gereed zijn. Vanaf 2012 zal op elk diploma het EQF-niveau worden vermeld.


XNoot
1

Fiche: Tweede Kamer (2009–2010) 22 112, 1039. Eerstverantwoordelijk ministerie: OCW.

Naar boven