21 501-34
Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

nr. 133
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2009

Hierbij stuur ik u het verslag van de Europese Onderwijs, Jeugd en Cultuur Raad van 26 en 27 november 2009. Dit verslag betreft de delen onderwijs, cultuur en audiovisueel.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

ONDERWIJS

De OJC-raad heeft tijdens het onderwijsdeel van de OJC-Raad conclusies aangenomen over:

– de professionele ontwikkeling van leraren en schoolleiders;

– onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond;

– het ontwikkelen van de rol van onderwijs in een ten volle functionerende kennisdriehoek.

Daarmee realiseerde het Zweedse voorzitterschap consensus op al haar prioritaire onderwijsdossiers. Daarnaast vonden er gedachtewisselingen plaats over verscheidenheid en transparantie als drijvers voor excellentie in het hoger onderwijs, en over onderwijs aan migrantenkinderen. Tevens zijn sleutelboodschappen aangenomen over de rol van onderwijs bij de ontwikkeling van een nieuwe EU 2020-strategie (Lissabonstrategie na 2010). Tenslotte presenteerde het aanstaande Spaanse voorzitterschap haar prioriteiten voor de komende periode.

Professionele ontwikkeling van leraren en schoolleiders

Als vervolg op de Informele Raad in Göteborg van 23 en 24 september van dit jaar, benadrukte het Zweedse voorzitterschap (minister Björklund, verantwoordelijk voor funderend en beroepsonderwijs) tijdens de OJC-Raad dat de kwaliteit van de leraren en de schoolleiding de belangrijkste factoren zijn voor goed onderwijs en goede leerresultaten.

EU-Commissaris Sefcovic sprak zijn nadrukkelijke steun uit voor de benadering van het voorzitterschap en wees op het belang van de bijscholing van schoolpersoneel, zowel van leraren als schoolleiders. Mensen moeten zich kunnen aanpassen aan een voortdurend veranderende omgeving, terwijl zij hun inspanningen richten op het bieden van de beste kwaliteit onderwijs voor de leerlingen. Tijdens de zogenaamde PLA’s (peer learning activities) in het kader van de OMC kan het thema professionele ontwikkeling verder worden uitgewerkt met steun van de Europese Commissie.

De Raad nam daarop de raadsconclusies aan.

Onderwijs aan kinderen met een migrantenachtergrond

Het voorzitterschap stelde vast dat goed onderwijs een basisvoorwaarde is voor een rechtvaardige en inclusieve samenleving. Uit PISA-onderzoek blijkt helaas dat de resultaten van migrantenkinderen aanmerkelijk minder goed zijn. Dat leidt tot frustratie en het buitengesloten raken van migrantenkinderen van de maatschappij. De raadsconclusies laten volgens het voorzitterschap zien dat er duidelijk overeenstemming bestaat over de wenselijkheid van meer onderzoek en samenwerking voor uitwisseling van goede praktijken.

Commissaris Sefcovic bracht in dat de conclusies, volgend op het Groenboek van de Europese Commissie, aanleiding geven om zaken meteen verder praktisch op te pakken. De ambitieuze agenda die nodig is vraagt om politieke steun en dat blijkt duidelijk uit onderhavige conclusies.

Het belang van goed onderwijs voor migrantenkinderen werd vervolgens door alle lidstaten onderschreven.

Nederland benadrukte het belang van vroeg-, en voorschoolse educatie (vve). Naast vve moet ook in het primair en voortgezet onderwijs aandacht worden gegeven aan basisvaardigheden taal en rekenen, om achterstand te voorkomen of te bestrijden. De overgang tussen schooltypen moet goed begeleid worden voor met name migrantenkinderen. Nederland bracht tenslotte in van mening te zijn dat de Richtlijn 77/486/EEC (over het onderwijs aan kinderen van migranten) geen ondersteuning biedt bij deze doelstelling voor migrantenkinderen, en pleitte daarom voor afschaffing.

De EU-commissaris tenslotte benadrukte nogmaals dat uit alle bijdragen het belang van dit onderwerp blijkt. Het aantal migrantenleerlingen neemt toe, en het talenonderwijs voor deze leerlingen ontwikkelt zich navenant. Verwijzend naar de Richtlijn gaf de commissaris aan dat hierover in de komende termijn gesproken zal worden.

Hierop werden de raadsconclusies aangenomen.

Het ontwikkelen van de rol van onderwijs in de kennisdriehoek

Minister Krantz (Zweeds minister voor Hoger Onderwijs en Onderzoek) omschreef de kennisdriehoek als een centrale prioriteit van het Zweedse voorzitterschap. De versterking van de rol van onderwijs is daarbij het leidende thema voor de voorliggende conclusies.

De Europese Commissie sprak zich positief uit over de inzet van het voorzitterschap op dit thema. Het functioneren van de kennisdriehoek hangt af van het verder ontwikkelen van ondernemerschap in het onderwijs. Initiatieven die de Commissie zelf heeft ontplooid spelen hierbij een belangrijke rol. Enkele voorbeelden hiervan zijn het University-Business Forum en de projecten van het EIT (European Institute for Innovation and Technology), die de drie zijden van de kennisdriehoek moeten beslaan. Voor de EU 2020-strategie (het vervolg op de Lissabonstrategie) is de basis van kennis en innovatie van groot belang om duurzame groei te bereiken.

Zonder verdere discussie nam de Raad vervolgens de raadsconclusies aan.

Sleutelboodschappen over de rol van onderwijs in de Lissabonstrategie na 2010

Op initiatief van het Zweedse voorzitterschap wordt vanuit een aantal Raden een bijdrage geleverd aan de bespreking van de Europese Raad over de voorbereiding van de nieuwe EU 2020-strategie (de Lissabonstrategie na 2010).

De drie voorgestelde boodschappen vanuit de OJC-Raad gaan over terreinen waarover de Raad zich al eerder heeft uitgesproken, maar die thans nog eens krachtig onder de aandacht worden gebracht. Deze boodschappen betreffen:

– gerichte investeringen;

– duidelijke plaats voor onderwijs in de EU 2020-strategie;

– het belang van de kennisdriehoek.

De EU-commissaris beaamde het belang van deze sleutelboodschappen die de stem vanuit onderwijs luid en duidelijk laten horen. Volgens hem zou dit helpen om te voorkomen dat gesneden wordt in uitgaven voor onderwijs en onderzoek. Met de voorliggende boodschap wordt de positie voor de uiteindelijke aanname van de nieuwe EU 2020-strategie tijdens de lentetop versterkt.

De Spaanse minister bracht in dat ze de uitdagingen van deze heldere boodschappen graag wil aangaan tijdens het voorzitten van de lentetop en sprak tijdens de OJC-Raad steun uit voor de boodschappen.

De sleutelboodschappen werden vervolgens door de Raad aangenomen.

Verscheidenheid en transparantie – Drijvende krachten voor excellentie in het Europees hoger onderwijs

Om internationale mobiliteit echt goed mogelijk te maken moet er ook goed inzicht zijn in het aanbod en de kwaliteit van het hoger onderwijs, aldus het Zweedse voorzitterschap bij de inleiding van de discussie hierover.

De Europese Commissie gaf aan dat kwaliteitsgarantie nodig is om het hoger onderwijs betrouwbaar en aantrekkelijk te maken. Grensoverschrijdende bewegingen worden daardoor verbeterd. Toch worden kwaliteitsgaranties nog maar zeer beperkt over en weer gehanteerd en geaccepteerd. Slechts 58% van de buitenlandse cursussen zou thuis geaccrediteerd zijn volgens het Erasmus Studenten Netwerk (ESN). Hierin moet verbetering komen, o.a. door

– een EU-lijst samen te stellen van geëvalueerde programma’s en instituten;

– meerzijdige accreditaties tot stand brengen door een kwaliteitskenmerk.

Twee projecten worden thans door de Europese Commissie gestimuleerd: classificatie en «mapping». Het doel van deze projecten is om een onafhankelijke multidimensionele rangorde af te stemmen op de diversiteit van het systeem en de behoeften van de stakeholders. Inzicht in de sterke en zwakke punten van de instellingen is van groot belang. De resultaten van deze studie, die naar verwachting in 2011 beschikbaar zijn, wordt door de lidstaten met belangstelling afgewacht.

Nederland constateerde in haar bijdrage dat er nog aanzienlijke verschillen zijn tussen landen wat betreft de regelingen voor hun graden in het hoger onderwijs en kwaliteitszorgprocedures. Voor algemene wederzijdse erkenning van diploma’s of kwalificaties moet nog veel gebeuren. Bestaande rankings leiden tot een eenzijdig op onderzoek gerichte concurrentie tussen instellingen binnen het hoger onderwijs. Daarom is het van belang om instellingen op een multidimensionele wijze in kaart te brengen, zoals afgesproken onder Bologna: «adequate indicators to describe the diverse profiles of HE-institutions and their programmes». Het hoger onderwijs heeft belang bij diversiteit in plaats van meer eenvormigheid.

CULTUUR/AUDIOVISUEEL

De Raad nam conclusies aan over het stimuleren van een creatieve generatie en over mediageletterdheid in een digitale omgeving. Tevens nam de Raad een besluit over het Europese Jaar voor vrijwilligerswerk in 2011. Hoofdmoot van de vergadering betrof een debat over digitalisering van culturele inhoud (waarbij veel steun was voor verdere Europese coördinatie dan wel harmonisering).

Het stimuleren van een creatieve generatie

Tegen de achtergrond van een toenemende mondiale concurrentie en het steeds grotere belang van kennis en communicatie in de wereld schetsten het Zweedse voorzitterschap en de Europese Commissie het belang van het stimuleren van het creatieve en innovatieve vermogen van kinderen.

Na korte, instemmende, interventies van enkele lidstaten nam de Raad de voorliggende raadsconclusies aan.

Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap in 2011

Het Zweedse voorzitterschap en de Europese Commissie zetten uiteen dat vrijwilligerswerk een belangrijke uiting van burgerschap is. Vrijwilligerswerk is van groot belang voor een veelheid aan sectoren in de samenleving, zoals welzijn, cultuur en de zorg voor ouderen. Het voorzitterschap schetste dat het Europees Parlement heeft aangegeven te kunnen instemmen met het voorstel van de Raad, ervan uitgaande dat een budget van € 8 mln. beschikbaar wordt gesteld. Enkele lidstaten wezen op de langetermijneffecten die de uitwisseling van goede praktijken met zich mee brengt en de goede ervaringen met jeugduitwisselingen in Europa op het gebied van vrijwilligerswerk.

De Raad nam het voorliggende besluit vervolgens aan.

Mediageletterdheid in de digitale omgeving

In reactie op de aanbeveling van de Commissie over mediageletterdheid van 20 augustus 2009, nam de Raad de voorliggende conclusies aan. Eerder nam de OJC-Raad hierover al conclusies aan op 22 mei 2008. Het Zweedse voorzitterschap en de Europese Commissie schetsen de verantwoordelijkheid van de lidstaten, het onderwijsveld en de industrie om mensen «mediawijs» te maken. Hiermee wordt bedoeld dat mensen weten hoe zij toegang tot uiteenlopende media kunnen krijgen, deze kunnen begrijpen, maar ook hoe zij zelf media-inhoud kunnen creëren.

Digitalisering van culturele inhoud in Europa

Tijdens de discussie over de digitalisering van culturele inhoud gaf EU-commissaris Reding te kennen dat Europa moet oppassen dat de toekomstige standaarden voor digitalisering niet eenzijdig in de Verenigde Staten worden vastgesteld. Het meest recente voorstel voor een schikking over Google-books van 13 november jl. voedt haar angst, aldus de commissaris. Reding gaf aan dat Europa zich geen passieve houding kan permitteren en eigen regels dient op te stellen die recht doen aan zowel de belangen van de makers als van de gebruikers van digitale inhoud. Digitalisering ligt aan de basis van toekomstige economische ontwikkelingen. Het is daarom van groot belang dat Europa op korte termijn beslissingen neemt over een rechtskader voor dit onderwerp. Daarbij moet gekozen worden voor een geïntegreerde aanpak vanuit verschillende beleidsterreinen. Ten aanzien van de zogenaamde verweesde werken (dit betreffen werken waarvan de eigenaar niet bekend is) wees de Europese Commissie op het ARROW-project. Met dit project wordt belangrijk werk verricht met betrekking tot de opheldering van de status en de rechten. De Europese Commissie ziet graag dat in 2011 Europa-breed aan ARROW wordt deelgenomen. Reding riep de lidstaten op om Europeana op zeer korte termijn van aanzienlijk meer content te voorzien. Slechts 1% van de Europese culturele «inhoud» is momenteel gedigitaliseerd en slechts 5% daarvan is toegankelijk via Europeana.

De lidstaten wezen op de noodzaak voor een stevige, gezamenlijke inzet van de lidstaten en de Europese Commissie om in de komende jaren een duurzaam digitaliseringsbeleid op te zetten. Het Franse voorstel om hiertoe op korte termijn een «comité van wijzen» op te richten dat de Raad en de Europese Commissie van voorstellen kan voorzien, werd breed gesteund.

Nederland sprak zich positief uit over de agendering van dit onderwerp. Nederland gaf aan de voordelen van publiek-private samenwerking te zien en wees er op dat dit op nationaal niveau al diverse malen tot goede resultaten heeft geleid. Evenals andere lidstaten was ook Nederland van mening dat snel een oplossing gevonden moet worden voor verweesde werken en «out-of-print» werken. Daarnaast is het maken van afspraken voor het gebruik van standaarden bij digitalisering belangrijk. Dit bevordert duurzame toegankelijkheid en hergebruik van digitale informatie. Nederland pleitte tenslotte voor vrije beschikbaarheid van informatie waarbij gekeken wordt naar de belangen en rechten van zowel de maker als de gebruiker.

PRIORITEITEN VAN HET SPAANSE VOORZITTERSCHAP

Het komende Spaanse voorzitterschap benoemde de volgende thema’s als haar prioriteiten voor het komend half jaar:

Onderwijs:

– de rol van onderwijs in de EU 2020-strategie;

– de sociale dimensie van onderwijs: sociale cohesie, gelijkheid en actief burgerschap;

– internationalisering binnen het Hoger Onderwijs;

– sleutelcompetenties in het beroepsonderwijs.

Cultuur en Audiovisueel:

– het Europese Erfgoedlabel;

– cultuur en regionale ontwikkeling;

– digitalisering culturele inhoud.

Naar boven