21 501-34
Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

31 356
Vaststelling van een nieuwe Mediawet (Mediawet 20..)

nr. 105
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 augustus 2008

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de omroepmededeling inzake staatssteun publieke omroepen (Kamerstuk 31 356, nr. 9) en over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de geannoteerde agenda van de informele Cultuur- en Mediaraad van 21–22 juli 2008 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 104).

Bij brief van 25 augustus 2008 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

Adjunct-griffier van de commissie,

La Rocca

Inhoudsopgaveblz.
   
IVragen en opmerkingen vanuit de fracties2
   
1.Algemeen2
2.Agenda informele Cultuur- en Mediaraad van 21–22 juli 20082
2a.Cultuur2
2b.Audiovisueel2
   
IIReactie van de minister3

I VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

1. Algemeen

De leden van de PvdA-fractie en van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de informele Cultuur- en Mediaraad van 21–22 juli 2008 en de Nederlandse inzet daarbij. Zij hebben enige vragen en opmerkingen.

2. Agenda informele Cultuur- en Mediaraad van 21–22 juli 2008

2a. Cultuur

De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen over het Europese Erfgoed Label. Deze leden willen weten of de Nederlandse regering nog monumenten zal voordragen voor de lijst voor het Europees Erfgoed Label. Is dat het geval, dan vragen zij of al enig zicht bestaat op welke monumenten dit zouden kunnen zijn. Is dit niet het geval, dan vragen zij waarom van een voordracht is afgezien.

De leden van de SP-fractie hebben vragen over het Europese Erfgoed Label. Zo willen de leden van deze fractie weten wat moet worden verstaan onder «gemeenschappelijk» Europees erfgoed. Ook vragen zij de regering op welke manier dit verschilt van de UNESCO-werelderfgoedlijst. Tevens willen deze leden weten welk bedrag, dat anders direct naar de cultuursector zou gaan, door deze extra bestuurslaag aan de strijkstok blijft hangen. Bovendien willen zij weten hoe wordt voorkomen dat een bureaucratisch instituut wordt opgericht.

Verder hopen de leden van deze fractie dat door Europese samenwerking gestolen kunst beter kan worden opgespoord.

2b. Audiovisueel

De leden van de SP-fractie vinden het logisch dat er communicatie is tussen landen over het gebruik van frequenties in verband met het tegengaan van grensgerelateerde interferentie. Deze leden vinden echter dat dit geen excuus moet zijn om de Europese Unie te laten bepalen hoe lidstaten de frequenties gebruiken. Zij vinden dat er autonomie moet blijven op het gebied van frequentiegebruik. Naar hun mening kunnen problemen ook bilateraal worden aangepakt.

De leden van deze fractie vinden verder dat de Europese Commissie als uitgangspunt dient te respecteren dat de Nederlandse publieke omroep een nationale aangelegenheid is. Deze leden zijn van mening dat de Europese Commissie zich erg veel met de publieke omroep bemoeit, bijvoorbeeld met betrekking tot de verplichte toetsing van nevenactiviteiten. Zij vragen wat de regering onderneemt om de bemoeienis vanuit Brussel terug te dringen.

De leden van deze fractie staan achter de minister als deze zich inzet tegen verdergaande Europese bemoeienis, zoals een markttoets waarbij de publieke omroep enkel programma’s mag maken die niet door commerciële omroepen worden gemaakt. Een dergelijke toets zou negatief uitpakken voor het publieke bestel. Deze leden vinden dat het denken moet beginnen bij de publieke omroep; de commerciële zenders moeten daarop aanvullend zijn.

II REACTIE VAN DE MINISTER

1. Cultuur

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Nederlandse regering nog monumenten zal voordragen voor de lijst voor het Europees Erfgoed Label. Is dat het geval, dan vragen zij of al enig zicht bestaat op welke monumenten dit zouden kunnen zijn. Is dit niet het geval, dan vragen zij waarom van een voordracht is afgezien.

Nederland staat positief tegenover participatie aan het Europees Erfgoed Label, maar heeft nog geen monumenten voorgedragen. Het label gaat uit van een flexibele selectie methode, die per lidstaat ingevuld kan worden. Deelname en het voordragen van monumenten voor het label geschiedt op vrijwillige basis. Ik zal bestuderen of en, zo ja, op welke wijze in Nederland gevolg kan worden gegeven aan het EHL initiatief.

De leden van de SP-fractie hebben vragen wat moet worden verstaan onder «gemeenschappelijk» Europees erfgoed. Ook vragen zij de regering op welke manier dit verschilt van de UNESCO-werelderfgoedlijst. Tevens willen deze leden weten welk bedrag, dat anders direct naar de cultuursector zou gaan, door deze extra bestuurslaag aan de strijkstok blijft hangen. Bovendien willen zij weten hoe wordt voorkomen dat een bureaucratisch instituut wordt opgericht.

Verder hopen de leden van deze fractie dat door Europese samenwerking gestolen kunst beter kan worden opgespoord.

De nadruk bij deze lijst ligt op het «gemeenschappelijke» Europees erfgoed. Dat kunnen monumenten, sites en herdenkingsplaatsen zijn, die markant zijn voor de gedeelde geschiedenis van Europa. Voorbeelden uit de 55 monumenten die door 16 landen reeds zijn voorgedragen voor het EHL zijn het huis van Robert Schuman in Frankrijk, één van de geestelijk vaders van Europa. Een ouder voorbeeld is de in België opgegraven abdij en handelsnederzetting Ename. Ename maakte in de vroege Middeleeuwen deel uit van het Karolingisch gebied dat zich als een strook door Europa uitstrekte van de Nederlandse Noordzee tot aan de Adriatische kust.

In tegenstelling tot de UNESCO Werelderfgoedlijst gaat het bij het EHL niet om monumenten die zich kenmerken door hun «outstanding universal value», maar over monumenten die naar het Europees verleden verwijzen. Landen kunnen vier monumenten naar eigen keuze voordragen.

Nederland heeft sinds de introductie van het Label duidelijk gemaakt dat het initiatief niet tot een duur bureaucratisch instituut mag leiden. Tot nu toe is de organisatie beperkt gebleven: een wisselend land heeft het secretariaat gevoerd. In 2008 is dit Spanje. Ook wanneer de huidige intergouvernementele samenwerking overgenomen zou worden door de Europese Commissie, zoals het Franse voorzitterschap voorstelt, zal Nederland evenals andere EU-lidstaten blijven pleiten voor minimale personele en administratieve kosten.

Het initiatief tot Europese samenwerking bij de bestrijding van de handel in cultuurgoederen met een illegale herkomst, juich ik evenals de SP fractie toe.

2. Audiovisueel

De leden van de SP vinden dat er autonomie moet blijven op het gebied van frequentiegebruik.

In de conclusies van de Transport-, Telecom- en Energieraad (TTE-Raad) over het gebruik van spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling wordt erkend dat het mogelijk moet blijven dat doelstellingen van algemeen belang worden bevorderd zoals «brede beschikbaarheid van de dienst, pluriformiteit in de media en culturele en taaldiversiteit». Dit betekent dat lidstaten ruimte houden om een eigen omroep(frequentie)beleid te kunnen (blijven) voeren. Het kabinet zal zich hiervoor in Europees verband blijven inzetten.

De leden van de SP vragen wat de regering onderneemt om de bemoeienis vanuit Brussel met de publieke omroep terug te dringen.

Begin 2008 hield de Commissie een consultatie over de Mededeling staatssteun publieke omroep uit 2001 (de zgn. Omroepmededeling). De Commissie wil deze mededeling mogelijk (begin) 2009 herzien. Ik heb uw Kamer eerder al geïnformeerd over de Nederlandse reactie op deze consultatie en over mijn initiatief voor een gezamenlijk position paper van lidstaten. De inzet is tweeledig: 1) Subsidiariteit: Lidstaten moeten zelf, niet gehinderd door gedetailleerde voorschriften van de Commissie, kunnen beslissen over de taak, organisatie en financiering van hun publieke omroepen; 2) Technologische neutraliteit: Het moet toegestaan zijn dat publieke omroepen alle kanalen – oude en nieuwe – benutten om het publiek te bereiken.

Verder stelt het paper dat betaaldiensten niet a priori kunnen worden uitgesloten van de publieke taak.

Nederland heeft een concept van het position paper verspreid en toegelicht op een deskundigenbijeenkomst dat het Franse voorzitterschap organiseerde op 17 en 18 juli 2008 en op de informele raad van ministers voor Cultuur en media op 21 en 22 juli 2008. Meerdere lidstaten spraken op dat moment hun steun uit voor het Nederlandse initiatief. Ik heb inmiddels een (tweede) brief naar alle lidstaten gestuurd met de vraag of zij het paper willen onderschrijven. Een afschrift van deze brief en de laatste versie van het position paper stuur ik u hierbij.1 Het streven is het position paper half september naar de Europese Commissie te sturen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), de Vries (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), Ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), de Rooij (SP), Ouwehand (PvdD), Dibi (GL) en Vacature (CDA).

Plv. leden: van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Vacature (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Vacature (GL) en Vietsch (CDA).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven