21 501-34
Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur

nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2008

Op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zend ik u hierbij de geannoteerde agenda van de informele Cultuur- en Mediaraad van 21–22 juli aanstaande.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Geannoteerde agenda van de informele Cultuur- en Mediaraad van 21–22 juli 2008

De agenda omvat de volgende punten:

CULTUUR

1. Het Europese Erfgoed Label

2. Illegale handel cultuurgoederen

AUDIOVISUEEL

1. Het audiovisuele deel van het telecompakket

2. Conferentie op 17–18 juli over de publieke omroepen in het digitale tijdperk

CULTUUR

Het Europese Erfgoed Label (European Heritage Label – EHL)

In januari 2007 besloot de meerderheid van de EU-ministers van Cultuur zich aan te sluiten bij het Franse initiatief om een Europees Erfgoed Label te realiseren. Nederland stelde als voorwaarde dat overlap met de UNESCO werelderfgoedlijst zou moeten worden voorkomen. Ook zou moeten worden gewaakt voor te grote administratieve lasten. Inmiddels is duidelijk dat voor de kennisoverdracht gebruik kan worden gemaakt van de al bestaande netwerken en andere erfgoedactiviteiten, zoals die van de Raad van Europa. Administratieve en financiële lasten blijven daarom beperkt. Ook heeft het EHL een andere functie dan de UNESCO werelderfgoedlijst, die gericht is op de universele waarde van het cultureel en natuurlijk erfgoed. De nadruk bij deze Europese lijst zal liggen op het «gemeenschappelijke» Europees erfgoed. Van de 21 landen die thans meedoen, hebben 16 landen reeds 55 monumenten voorgedragen voor de lijst (maximaal vier sites per land).

Het Franse voorzitterschap wil een discussie over het verbeteren van de toegang tot cultureel erfgoed. Het voorzitterschap vraagt naar de opvatting over het EHL en naar suggesties voor de mogelijkheden om de toegang tot het erfgoed te bevorderen.

Nederlandse inzet:

Nederland staat positief tegenover participatie aan het Europese Erfgoed Label. Wel moet een betere institutionele basis voor het label gevonden worden binnen de EU of Raad van Europa.

Nederland bestudeert met belangstelling de lijst van monumenten die door andere lidstaten zijn voorgedragen. Als het gaat om het bevorderen van toegang tot en gebruik van erfgoed, ondermeer door jongeren, zal Nederland zich op het standpunt stellen dat hier primair een taak ligt voor de lidstaten zelf. Uitwisseling hierover zal plaatsvinden in de expert werkgroep collectiemobiliteit en in een culturele sector platform gevormd door het maatschappelijk middenveld. Nederland is terughoudend bij eventuele initiatieven op Europees niveau, ook vanwege de dreigende bureaucratische belasting.

Illegale handel cultuurgoederen

Hiervoor zijn geen voorbereidende stukken ontvangen. Wel is bekend dat Frankrijk op Europees niveau de handel in gestolen kunst wil aanpakken en een centraal meldsysteem in Europa wil invoeren. Ook wil Frankrijk de regelgeving binnen de EU harmoniseren en de achterstand van sommige landen verkleinen.

Nederlandse inzet:

Nederland is verheugd over de aandacht van Frankrijk voor de handel in cultuurgoederen met een illegale herkomst. Onlangs heeft de minister van Binnenlandse Zaken toegezegd dat in het najaar bij de Nederlandse politie een gespecialiseerd team en database zal zijn opgezet voor de opsporing van gestolen kunst en antiek. Nederland hoopt ook dat Europol zal worden betrokken bij de uitwerking van de operationele samenwerking, een van de aanbevelingen na de Illegal Trade conferentie (2004). Nederland zet zich in voor betere coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten die betrokken zijn bij de aanpak van illegale handel (o.a. politie, douane, justitie, erfgoedinspectie, culturele instellingen) op nationaal en Europees niveau. Naast een beter inzicht in de aard en omvang van de handel in cultuurgoederen met een illegale herkomst, kan daardoor een betere uitvoering gegeven worden aan al bestaande Europese regelgeving. Over een mogelijke harmonisatie van regelgeving kan een aanbeveling worden gedaan door de in te stellen expertgroep collectiemobiliteit.

AUDIOVISUEEL

Het audiovisuele deel van het telecompakket

Op 12 juni jl. heeft de Transport-, Telecom- en Energieraad (TTE-Raad) een openbare gedachtewisseling gehouden over de herziening van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten. De Raad heeft ook conclusies aangenomen over een gemeenschappelijke aanpak voor het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling. Alhoewel deze discussie en conclusie niet beoogt de inhoud van omroepdiensten te reguleren, raakt zij daar wel aan. Het onderwerp is daarom ook op de Informele Cultuur- en Mediaraad van 21–22 juli geagendeerd.

Het Franse voorzitterschap heeft aangegeven een discussie te willen voeren over de eigen bevoegdheid van de lidstaten in relatie tot de initiatieven van de Commissie op dit terrein.

Nederlandse inzet:

Nederland is van mening dat het aan de lidstaten is om een eigen omroep(frequentie)beleid te kunnen (blijven) voeren. In de conclusies van de TTE-Raad over het gebruik van het spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling wordt erkend dat het mogelijk moet blijven dat doelstellingen van algemeen belang worden bevorderd zoals «brede beschikbaarheid van de dienst, pluriformiteit in de media en culturele en taaldiversiteit». Nederland zal zich blijven inzetten om in de hele discussie rekening te blijven houden met die maatschappelijke en culturele beginselen.

Conferentie op 17–18 juli over de publieke omroepen in het digitale tijdperk

Het Franse voorzitterschap zal de uitkomsten van de deskundigenbijeenkomst over de publieke omroep, die op 17 en 18 juli a.s. plaats vindt in Straatsburg, presenteren. Hoewel het voorzitterschap over dit onderwerp geen discussie gepland heeft, wordt Nederland de mogelijkheid geboden om aandacht te vragen voor het initiatief van de minister van OCW voor een gezamenlijk position paper van een zo groot mogelijke groep lidstaten over een herziening van de Omroepmededeling. De Kamer is over dit initiatief geïnformeerd per brief van 20 juni jl. (Kamerstukken II 2007/2008, 31 356, nr. 9). Het Franse voorzitterschap heeft laten weten dat de lidstaten, na de inbreng van Nederland, kunnen reageren. Ook na de informele Raad hebben de andere lidstaten nog de mogelijkheid om zich achter het paper te scharen. Het is van belang dat zoveel mogelijk lidstaten hun steun geven zodat de Commissie hier, ondanks haar autonome bevoegdheid, rekening mee kan houden bij de herziening van de Omroepmededeling.

Nederlandse inzet:

Maximale steun verwerven voor het position paper.

Naar boven