21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 721 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2018

Hierbij stuur ik uw Kamer de Geannoteerde Agenda van de Informele Bijeenkomst van de ministers verantwoordelijk voor Energie («informele Energieraad»), die op 18 september as. onder Oostenrijks voorzitterschap plaatsvindt in Linz. Vanwege het informele karakter van deze bijeenkomst zal er geen besluitvorming plaatsvinden.

Tijdens de informele Energieraad vindt een vrije gedachtewisseling plaats over de rol van innovatie in de energietransitie, waarbij met name gefocust wordt op groene waterstof, opslagtechnologie en de rol van de energie-intensieve industrie en worden openstaande punten in de onderhandelingen over het «Clean Energy for all Europeans»-pakket (het zogenaamde «Winterpakket») besproken, met een focus op de interne energiemarkt.

Om het belang van duurzame waterstoftechnologieën te benadrukken zal het Oostenrijks voorzitterschap lidstaten vragen om de vrijwillige verklaring «The Hydrogen Initiative» te ondertekenen.

Voorafgaand aan de informele Raad vindt een high-level energieconferentie plaats over «Charge for Change: Innovative Technologies for Energy-Intensive Industries.»

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE ENERGIERAAD 18 SEPTEMBER 2018

Systeemintegratie van hernieuwbare energie en de Hydrogen Initiative

Uitwisseling van prioriteiten/ondertekening «Hydrogen Initiative»

Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft «innovatieve energietechnologieën» opgenomen als één van de drie prioriteiten binnen haar werkprogramma. Voor de informele Energieraad staan groene waterstof, opslagtechnologieën en de rol van de energie-intensieve industrie in de energietransitie centraal. Tijdens de ministeriële bijeenkomst wordt lidstaten gevraagd om hun standpunt te delen ten aanzien van systeemintegratie van hernieuwbare energie. Ook wordt tijdens de bijeenkomst het «Hydrogen Initiative» ter ondertekening aan de lidstaten voorgelegd.

De integratie van grootschalige hernieuwbare elektriciteit in het elektriciteitsnet is een belangrijke uitdaging voor de komende periode. Daarom is door partijen aan de elektriciteitstafel in het voorstel voor hoofdlijnen voor een klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193 bijlage 2) systeemintegratie als belangrijke innovatie-opgave benoemd.

Voor de systeemintegratie van hernieuwbare energie zet Nederland in op het vergroten van de flexibiliteit in het elektriciteitssysteem door middel van vraagsturing, opslag en verbeterde interconnectie met het buitenland om de variatie in vraag en aanbod op te vangen. Deze maatregelen dragen ook bij aan het borgen van de leveringszekerheid in de toekomst. Daarnaast zal ten behoeve van de systeemintegratie worden ingezet op de doorontwikkeling van technieken voor grootschalige CO2-vrije flexibiliteit. Dit is nodig om periodes waarin langdurig een tekort is aan hernieuwbare elektriciteit te kunnen overbruggen. Omdat de beschikbare technieken nog niet klaar zijn voor grootschalige en rendabele toepassing, vergt dit nog veel innovatie. Hiervoor wordt ingezet op de ontwikkeling van mechanische en chemische opslag. Hernieuwbare elektriciteit kan ook beter in het energiesysteem worden geïntegreerd door nieuwe toepassingen voor hoge temperatuurwarmte in de industrie (power-to-heat) en voor transport, opslag of grondstof door omzetting naar moleculen (power-to-x). Onder andere waterstof kan hierin een grote rol spelen.

Voor zowel systeemintegratie als duurzame energiedragers zoals waterstof, wordt een programmatische en missie-gedreven aanpak uitgewerkt met meerjarige ondersteuning. In een programmatische aanpak wordt duidelijk beschreven welk maatschappelijk probleem moet worden opgelost, wat voor soort activiteiten en partijen kunnen bijdragen aan de oplossing en wat er voor nodig is om uiteindelijk tot implementatie in de markt te komen.

Internationale samenwerking zal een belangrijke rol spelen in de aanpak van bovengenoemde thema’s. Daarom ondersteunt het kabinet het initiatief van het Oostenrijkse voorzitterschap om deze onderwerpen prioriteit te geven op de Europese onderzoeks- en innovatieagenda.

In de agenda is veel aandacht voor waterstof. Het Oostenrijke voorzitterschap heeft een politieke verklaring opgesteld omtrent de rol van waterstof. Het voorzitterschap vraagt de lidstaten deze verklaring te ondertekenen tijdens de informele Energieraad. Nederland heeft kennis genomen van de conceptversie van deze verklaring en staat in beginsel positief tegenover de intentie van de verklaring.

De verklaring bevat een politieke intentie, en beoogt geen juridische werking. De verklaring roept de lidstaten op om de rol die waterstof kan spelen in het verduurzamen van het gebruik, transport en opslag van energie te verwelkomen, ook met oog op het versterken van de energievoorzieningszekerheid en het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele bronnen. Lidstaten worden uitgenodigd om de inspanningen ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek en innovatie op het gebied van waterstoftechnologie te intensiveren.

De verklaring richt zich met name op de rol van waterstof in opslag van duurzame energie, in het vervangen van aardgas in gasnetwerken, in het produceren van hernieuwbaar methaan, in het verduurzamen van transport en industrie, en als energiedrager voor systeemintegratie. Om deze ontwikkelingen te faciliteren is het belangrijk om te werken aan multilaterale kaders en internationale standaarden. Op dit moment is nog onduidelijk welke concrete vervolgacties het Oostenrijkse voorzitterschap hierbij voor ogen heeft en welke lidstaten de verklaring zullen ondertekenen.

Mede in het licht van de ambities op het gebied van waterstof in het voorstel voor de hoofdlijnen van het Klimaatakkoord staat het kabinet positief tegenover ondertekening van deze verklaring. Samenwerking op dit vlak sluit ook aan bij de inzet op waterstof bij organisaties en initiatieven zoals de Fuel Cell Hydrogen Joint Undertaking, het Internationale Energie Agentschap en Mission Innovation. Ook sluit het aan bij de ambities op het gebied van waterstof van landen als Duitsland en Frankrijk. Het kabinet ziet hierin kansen voor de Nederlandse energietransitie.

Openstaande punten winterpakket, met focus op de interne energiemarkt

Marktontwerp Elektriciteitsmarkt

Eind juni zijn de onderhandelingen gestart tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie (trilogen) over de vier wetgevingsvoorstellen voor een nieuw elektriciteitsmarktontwerp. Dit betreft de herziening van de elektriciteitsverordening, de herziening van de elektriciteitsrichtlijn, de verordening risicoparaatheid in de elektriciteitssector en de ACER1-verordening. Het Oostenrijks voorzitterschap beoogt op deze voorstellen in december een akkoord te bereiken met het Europees parlement en de Europese Commissie. De verwachting is dat het Oostenrijks voorzitterschap de informele gedachtewisseling wil gebruiken om de lopende onderhandelingen in de trilogen te bespreken. Vooralsnog heeft het voorzitterschap niet aangegeven op welke elementen van de wetgevingsvoorstellen de gedachtewisseling zal inzetten. De Nederlandse inzet zal zich aftekenen volgens onderstaande lijnen.

Het kabinet is van mening dat de werking van de Europese elektriciteitsmarkt moet worden verbeterd. Dit vormt de basis voor de versterking van de Europese interne energiemarkt. Voor een goed werkende markt is het van belang dat elektriciteit vrij kan stromen waar en wanneer dat het meest nodig is, dat er voldoende grensoverschrijdende concurrentie is, dat er een gelijk speelveld is voor alle producenten, dat consumenten (belangen) beter worden betrokken en dat de juiste prijssignalen voor investeringen en voldoende interconnecties worden gecreëerd. Regionale samenwerking bij energiebeleid, waaronder een gezamenlijke aanpak van leveringszekerheid, is hierbij een belangrijke voorwaarde. Deze elementen kwamen voldoende terug in de voorgestelde Algemene Oriëntaties (voorlopige standpunten van de Raad) op de herziening van elektriciteitsrichtlijn, de verordening risicoparaatheid in de elektriciteitssector en de ACER-verordening, en daar heeft Nederland dan ook mee ingestemd2. Wat betreft de ACER-verordening was Nederland, samen met een grote groep lidstaten, van mening dat de directeur van ACER de mogelijkheid moet hebben om amendementen van de Raad van Nationale Energieregulatoren op zijn voorstellen en opinies gemotiveerd naast zich neer te leggen. Dit is uiteindelijk niet opgenomen in de Algemene Oriëntatie. Wel is afgesproken dat dit onderwerp tijdens de triloog expliciet aan bod zal komen. Nederland heeft tijdens de Energieraad van 18 december 2017 samen met een groep lidstaten tegen de Algemene Oriëntatie op de elektriciteitsverordening gestemd3, welke desondanks met een krappe meerderheid werd aangenomen.

Het Europees parlement heeft een groot aantal amendementen ingediend op de voorstellen. Op een aantal onderdelen ligt de Nederlandse positie dichter bij de positie van het Europees parlement dan bij de vastgestelde Algemene Oriëntatie. Zo is het Europees parlement net als Nederland voor striktere criteria bij de toepassing van capaciteitsmechanismen en een deadline voor het uitfaseren van gereguleerde energieprijzen. Ook wil het Europees parlement de regelgeving verduidelijken om te zorgen dat er voldoende interconnectiecapacaiteit wordt opengesteld voor de markt. De aangenomen posities van de Raad en het Europees parlement vormen het uitgangspunt van de onderhandelingen. De punten waarop de posities van de Raad en het Europees parlement het sterkst uiteenlopen, worden in latere onderhandelingsrondes met het Europees parlement besproken. Conform informatieafspraken4 zal ik uw Kamer periodiek informeren, middels de geannoteerde agenda’s en verslagen van formele en informele energieraden, over de voortgang van de onderhandelingen.


X Noot
1

Agency for the cooperation of Energy Regulators (ACER), vereniging van Europese toezichthouders

X Noot
2

Zie het verslag van de Energieraad van 18 december 2017 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 691) en het verslag van de Energieraad van 11 juni 2018 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 716).

X Noot
3

Zie het verslag van de Energieraad van 18 december 2017 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 691)

X Noot
4

Zie Kamerstuk 34 663, nr. 9

Naar boven