21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 688 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2017

Hierbij informeer ik u over de voortgang met betrekking tot het voorstel van de Europese Commissie tot aanpassing van de Europese richtlijn 2010/31/EU over de energieprestatie van gebouwen (EPBD, COM (2016) 765).

Op 5 december jongstleden bent u via de Geannoteerde Agenda van de Energieraad in kennis gesteld van het streven van het Ests Voorzitterschap van de Raad om in aanloop van de Energieraad van 18 december aanstaande in de triloog tussen de Raad en het Europees Parlement een akkoord te bereiken over het herzieningsvoorstel van de richtlijn energieprestatie van gebouwen (Kamerstuk 21 501–33, nr. 678). Tijdens de tweede triloog op 5 december jongstleden is duidelijk geworden dat dit streven niet zal worden gehaald. Uit de terugkoppeling van het Voorzitterschap van de Raad blijkt dat er in de triloog belangrijke voortgang is geboekt, maar dat de posities van de Raad en het Europees Parlement op een aantal onderdelen nog uiteen lopen. Hieronder ga ik kort in op de stand van zaken van de belangrijkste onderdelen van het voorstel en op de Nederlandse inzet in de onderhandelingen.

Bij de bepalingen om bij utiliteitsgebouwen of woningen die nieuw worden gebouwd of ingrijpend worden gerenoveerd met meer dan 10 parkeerplaatsen (lege buizen voor) laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer aan te leggen lijkt het standpunt van het Europees Parlement nauw aan te sluiten bij dat van de Raad. Net als de Raad lijkt het Europees Parlement de bepalingen vooral te willen richten op voorbereidende werkzaamheden voor de aanleg van laadpunten, zoals het plaatsen van lege buizen of bekabeling. Een discussiepunt in de onderhandelingen is of er daarnaast nog aanvullende bepalingen in de richtlijn moeten worden opgenomen over laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer. Nederland wil – mede gelet op het gemotiveerd advies van uw Kamer – zoveel mogelijk ruimte behouden om op nationaal niveau te bepalen op welke wijze laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer kan worden bevorderd.

Bij de smartness indicator, waarmee uitgedrukt kan worden hoe slim een gebouw omgaat met de vraag en het aanbod van energie, lijkt het Europees Parlement net als de Raad in te kunnen stemmen met een vrijwillig karakter van de indicator. Voor Nederland is het, mede vanwege het gemotiveerd advies van uw Kamer, essentieel dat de indicator optioneel blijft. Openstaand punt in de onderhandelingen is of de smartness indicator wordt uitgewerkt via een gedelegeerde handeling, een uitvoeringshandeling of een combinatie van beiden. Omdat de Raad en het Europees Parlement zowel bij een gedelegeerde handeling als bij een uitvoeringshandeling de mogelijkheid hebben om bezwaar te maken indien de uitwerking op problemen in de lidstaat zou kunnen stuiten, kan Nederland met beide opties instemmen.

Bij de bepaling over de koppeling van nationale financiële middelen voor de renovatie van gebouwen aan de energieprestatieverbetering die behaald wordt, lijkt het standpunt van het Europees Parlement nauw aan te sluiten bij dat van de Raad. Net als de Raad lijkt het Europees Parlement naast het vragen van een energielabel voor en na renovatie ook andere methoden voor lidstaten te willen toestaan om te controleren of met de financiële middelen energieprestatieverbeteringen zijn doorgevoerd. Welke methoden wel of niet toegestaan worden is nog onderwerp van discussie. Nederland is op dit punt voorstander van zoveel mogelijk ruimte voor lidstaten.

Bij de inspectieverplichting voor verwarmings- en koelingssystemen lopen de posities van de Raad en het Europees Parlement nog op veel punten uiteen. De belangrijkste discussiepunten gaan over welke systemen onder de verplichting zouden moeten vallen en welke alternatieven lidstaten voor de inspectieverplichting mogen toepassen. Voor Nederland is het bij dit onderdeel van de richtlijn vooral van belang dat de lasten voor burgers en bedrijven ten opzichte van de huidige richtlijn worden verminderd.

In de triloog wordt ook gesproken over de reikwijdte van de bepaling om de energieprestatie te documenteren bij de installatie, vervanging of verbetering van een technisch bouwsysteem. Belangrijkste punt voor Nederland in de onderhandelingen is dat er bij het documenteren van de energieprestatie van een technisch bouwsysteem geen nieuw energielabel hoeft te worden verstrekt.

Bij de bepaling over de energielabeldatabase is het belangrijkste discussiepunt welke gegevens via de energielabeldatabase moeten worden verzameld en verstrekt. De inzet van Nederland in de onderhandelingen is er bij dit onderdeel op gericht om geen gegevens te verzamelen die privacygevoelig zijn en kostbare wijzigingen van de energielabeldatabase te voorkomen.

Omdat de onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad nog lopen, is het mogelijk dat er nog wijzingen plaatsvinden op de hierboven beschreven onderdelen van de richtlijn. Mocht dit het geval zijn, dan zal ik zorgvuldig bezien hoe deze wijzigingen zich verhouden tot het gemotiveerd advies van uw Kamer en het oorspronkelijke kabinetsstandpunt. Tevens zal ik aandacht hebben voor de baten en lasten die met eventuele wijzigingen gepaard gaan. Uitgangspunt van het kabinet is dat de voorstellen op kosteneffectieve wijze bij dienen te dragen aan verduurzaming van de gebouwde omgeving en dat de administratieve lasten voor burgers en bedrijven beperkt dienen te blijven.

Op 19 december aanstaande zal er een derde triloog over het herzieningsvoorstel plaatsvinden. Het Ests Voorzitterschap van de Raad streeft ernaar om in deze triloog een akkoord te bereiken over het voorstel. Omdat er nog veel openstaande punten zijn tussen de Raad en het Europees Parlement is het lastig om in te schatten of dit streven wordt gehaald. Mocht er geen akkoord bereikt worden, dan zullen de onderhandelingen naar verwachting onder het Bulgaars Voorzitterschap worden voortgezet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven