21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 595 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2016

Naar aanleiding van de Europese openbare raadpleging1 over de evaluatie van Aanbeveling 2009/396/EU inzake de regelgeving voor afgiftetarieven van vaste en mobiele telefonie in de EU heeft de vaste commissie voor Economische Zaken het kabinet verzocht om deel te nemen aan deze openbare raadpleging en de conceptreactie uiterlijk maandag 16 mei 2016 naar de Kamer te sturen (commissieverzoek 24 maart 2016).

De Aanbeveling inzake de regelgeving voor afgiftetarieven van vaste en mobiele telefonie in de EU (hierna: de aanbeveling) heeft als doel een consistente regulering van de gespreksafgiftetarieven in de lidstaten door het gebruik van een specifieke kostenmethodiek door de nationale regelgevende instantie (NRI). Gespreksafgifte is een dienst tussen telefonieaanbieders voor gesprekken die op een ander netwerk worden ontvangen dan van waaruit wordt gebeld. De telefonieaanbieder van het netwerk van waaruit wordt gebeld (originerende aanbieder) betaalt het afgiftetarief aan de telefonieaanbieder van het netwerk waarop het gesprek wordt afgeleverd (terminerende aanbieder).

De aanbeveling beoogt de gespreksafgiftetarieven te verlagen naar kostengeoriënteerd niveau en verschillen tussen de tarieven voor vaste en mobiele gespreksafgifte te verminderen. Kostengeoriënteerde gespreksafgiftetarieven zijn goed voor de concurrentie en de consumentenwelvaart. Als deze tarieven hoger liggen dan de kosten, subsidieert de originerende aanbieder de terminerende aanbieder. Dit verstoort de concurrentie en de hogere tarieven zorgen ervoor dat er minder gebeld zal worden. Lagere tarieven zorgen voor betere kansen voor nieuwe spelers op de markt die nog geen eigen netwerk bezitten. De verwachting is dat gespreksafgifte een knelpunt zal blijven, waarvoor regulering vereist is. Iedere telefonieaanbieder heeft namelijk per definitie aanmerkelijke marktmacht voor het afgeven van gesprekken op zijn eigen netwerk.

Mijn reactie op de consultatie van de Europese Commissie is als bijlage bij deze brief gevoegd2. Ik zal niet alle 80 vragen in de consultatie beantwoorden, maar mij richten op de meest relevante. Hiernaast zal BEREC een meer gedetailleerde reactie insturen, waar de ACM actief aan meewerkt. In de reactie pleit ik voor het vergroten van de reguleringszekerheid en het verlagen van de reguleringslasten voor zowel marktpartijen als de nationale regelgevende instanties. Dit kan door de gespreksafgiftetarieven vast te leggen in een Europese verordening, die wordt geëvalueerd na vijf jaar. Hierdoor vervalt de noodzaak van driejaarlijkse marktanalysebesluiten in alle 28 lidstaten en worden de afgiftetarieven verder geharmoniseerd. Bovendien kunnen hiermee de talrijke juridische procedures die over marktanalysebesluiten worden gevoerd, en onduidelijkheid over de juridische status van de aanbeveling, worden voorkomen.

In dit verband merk ik op dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 13 januari 2015 prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Europees Hof van Justitie over het marktanalysebesluit vaste en mobiele gespreksafgifte 2013–2015 van de ACM.3 Het CBb vraagt of het de nationale rechter is toegestaan over een door de nationale regelgevende instantie (ACM) opgelegd gespreksafgiftetarief dat is gebaseerd op kostenoriëntatie, anders te oordelen dan overeenkomstig de aanbeveling gespreksafgiftetarieven van de Europese Commissie en zo ja hoeveel ruimte de nationale rechter bij die beoordeling heeft. De Advocaat Generaal heeft onlangs advies uitgebracht in deze zaak4, de uitspraak van het Europese Hof wordt later dit jaar verwacht.

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken van 21 april 2016 (kenmerk 2016Z07595/2016D16988), waarin wordt verzocht om aan te geven of het kabinet zal ingaan op een aantal andere Raadplegingen, wijs ik er tot slot op dat de Herziening van het Europese interoperabiliteitskader valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik heb het commissieverzoek derhalve doorgeleid naar mijn collega.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Bijlage – Reactie op de openbare raadpleging

Heeft de aanbeveling zijn doelstellingen bereikt?

Grotendeels. De verschillen in de hoogte van de afgiftetarieven tussen Lidstaten zijn veel kleiner geworden, doordat door de meeste landen dezelfde kostenmethode wordt gebruikt. De verschillen die nog te zien zijn, bevinden zich in absolute zin in een veel kleinere bandbreedte dan in 2009. Desalniettemin zijn er nog verschillen in de tarieven tussen de Lidstaten. Zo is het laagste tarief voor vaste gespreksafgifte 0,04 eurocent per minuut (Italië) en het hoogste 0,26 eurocent per minuut (Bulgarije). Het laagste tarief voor mobiele gespreksafgifte is 0,40 eurocent per minuut (Malta) en het hoogste 1,23 € eurocent per minuut (Slowakije). Ook de absolute verschillen tussen vaste en mobiele afgiftetarieven zijn sinds de aanbeveling verkleind.

Hoe moet de regulering van gespreksafgifte er in de toekomst uitzien?

De verwachting is dat gespreksafgifte nog geruime tijd een knelpunt blijft en kostengeoriënteerde regulering noodzakelijk blijft. De huidige vorm van regulering die elke drie jaar wordt herzien, is een last voor de nationale regelgevende instanties en marktpartijen, vanwege het uitvoeren van de marktanalyses, het bouwen van de kostenmodellen en de juridische procedures die over de marktanalysebesluiten worden gevoerd. Door de opzet van de huidige regulering is het mogelijk om de tarieven iedere ronde aan te passen aan de ontwikkelingen in de kosten. Dit resulteert in actueel maatwerk in de vorm van kostengeoriënteerde tarieven. Echter, aangezien de gereguleerde tarieven inmiddels sterk zijn gedaald en de verdere verlaging in absolute termen elke reguleringsperiode kleiner wordt, is het de vraag of deze wijze van reguleren op de meest effectieve en efficiënte vorm is gegeven.

De reguleringslasten kunnen namelijk worden verlaagd en de reguleringszekerheid kan worden vergroot door de tarieven voor gespreksafgifte vast te leggen in Europese wetgeving. Dit zou bijvoorbeeld kunnen in een verordening die na vijf jaar geëvalueerd wordt. Hierdoor wordt tevens verdere harmonisatie van de afgiftetarieven tussen lidstaten bereikt. De reguleringslasten worden daarbij verlaagd, aangezien er geen marktanalyse meer hoeft te worden uitgevoerd.

Naar boven