21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 525 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2015

Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda van de energieraad die op 5 maart plaatsvindt te Brussel.

De Raad zal van gedachten wisselen over de Energie Unie. De Commissie komt naar verwachting 25 februari met een mededeling hierover. Deze eerste gedachtewisseling vormt de input van de energieraad voor de Europese Raad van 19 en 20 maart. Het Letse voorzitterschap is voornemens om tijdens de energieraad van 8 juni raadsconclusies aan te nemen.

Daarnaast zal de Raad van gedachten wisselen over energie-infrastructuur.

Naar verwachting zullen twee onderwerpen ter sprake komen: de voortgang van de implementatie van de energie-infrastructuurverordening en de Commissiemededeling over de invulling van het 10% interconnectiedoel voor elektriciteit. Deze gedachtewisseling vormt de input van de energieraad voor de Europese Raad van 19 en 20 maart.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE: GEANNOTEERDE AGENDA ENERGIERAAD 5 MAART 2015

Energie Unie

Beleidsdebat

De Raad zal van gedachten wisselen over de Energie Unie. De Commissie komt naar verwachting 25 februari met een mededeling hierover. Deze eerste gedachtewisseling vormt de input van de energieraad voor de Europese Raad van 19 en 20 maart. Het Letse voorzitterschap is voornemens om tijdens de energieraad van 8 juni raadsconclusies aan te nemen.

De Energie Unie vormt één van de vijf prioriteiten van de nieuwe Commissie die eind vorig jaar is aangetreden. De Europese Raad van 23 en 24 oktober jl. heeft de kaders geschetst voor het klimaat- en energiebeleid na 2030 en de voorzieningszekerheid van de EU op de korte en langere termijn. De conclusies van de Europese Raad geven mede richting aan de door de nieuwe Commissie beoogde Energie Unie. Doel van de Energie Unie is een betaalbare energievoorziening, het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU en een toekomstbestendig klimaatbeleid. Naar verwachting zal de Energie Unie vijf pijlers bevatten die onderling verbonden zijn: verbeteren energievoorzieningszekerheid, voltooien interne energiemarkt, verminderen van de energievraag, CO2-vrij maken van de EU-energiemix, en onderzoek en innovatie in de energiesector. Het Letse voorzitterschap heeft ter structurering van het debat tijdens de energieraad, en in afwachting op het uitkomen van de Commissiemededeling kort voor de Raad, aangegeven met name te willen ingaan op de vraag welke aspecten van een Energie Unie als meest urgent moeten worden gezien en welk potentieel regionale samenwerking heeft.

Nederland kan zich vinden in het beoogde doel van de Energie Unie, maar wacht de concrete uitwerking daarvan af. De combinatie van een goed werkende interne energiemarkt met een daarbij passende energie-infrastructuur en het klimaat- en energiepakket voor 2030 is ook voor Nederland de basis voor verbetering van de Europese energievoorzieningszekerheid. Een interne energiemarkt versterkt de onderhandelingspositie van de EU ten opzichte van derde landen. Nederland is geen voorstander van eventuele voorstellen die juist leiden tot minder marktwerking zoals een gezamenlijk inkoopmechanisme. Daarnaast mogen deze voorstellen niet strijdigzijn met de mededingingsregels.

Nederland vindt dat er nog veel te winnen is aan efficiëntie door echt werk te maken van grensoverschrijdende, regionale samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van het inpassen van duurzame energie, op het gebied van leveringszekerheid en met de genoemde verdere verbetering van de interne markt. Op het gebied van marktintegratie op regionaal niveau zijn er ook stappen te zetten. bijvoorbeeld door het versterken van marktkoppeling en de aanleg van interconnecties. Regionale samenwerking zal, met de versterking van de energie-infrastructuur, substantieel bijdragen aan de doelen van de Energie Unie. Uw Kamer zal middels een BNC-fiche nader worden geïnformeerd over het Nederlandse standpunt.

Energie-infrastructuur

Beleidsdebat

De Raad zal van gedachten wisselen over energie-infrastructuur. Naar verwachting zullen twee onderwerpen ter sprake komen: de voortgang van de implementatie van de energie-infrastructuurverordening en de Commissiemededeling over de invulling van het 10% interconnectiedoel voor elektriciteit die naar verwachting op 25 februari zal uitkomen. Deze gedachtewisseling vormt de input van de energieraad voor de Europese Raad van 19 en 20 maart.

De Commissie zal informatie geven over de vaststelling, voor het einde van 2015, van de tweede lijst met projecten van gemeenschappelijk belang (PCI) onder de energie-infrastructuurverordening. In oktober 2013 heeft de Commissie een eerste lijst met projecten van gemeenschappelijk belang aangenomen. Projecten met deze status kunnen in aanmerking komen voor een versneld vergunningverleningstraject, grensoverschrijdende kostenallocatie en mogelijke directe of indirecte financiële steun vanuit de Europese Connecting Europe Facility (CEF). Deze PCI projecten dragen in belangrijke mate bij aan het behalen van het 10% interconnectiedoel voor elektriciteit. In november 2015 zal naar verwachting de tweede PCI lijst worden vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling onder de energie-infrastructuurverordening. Lidstaten zullen in samenspraak met de Europese Commissie in regionale groepen een inschatting maken van de toegevoegde waarde van alle ingediende projecten. Hierbij wordt door de lidstaten beoordeeld of de projecten voldoen aan de criteria die zijn vastgelegd in de energie-infrastructuurverordening. Projecten moeten bijdragen aan het versterken van de energievoorzieningszekerheid, het verbeteren van de marktintegratie, een meer duurzame energiehuishouding en moeten een grensoverschrijdend effect hebben op ten minste twee andere lidstaten. Deze criteria sluiten aan bij de Nederlandse inzet ten aanzien van de ontwikkeling van de Europese energie-infrastructuur. De uiteindelijke lijst wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling.

Daarnaast zal de Commissie haar mededeling over de invulling van het 10% streefdoel voor interconnectie voor elektriciteit toelichten die naar verwachting op 25 februari uitkomt. De Europese Raad van oktober 2014 heeft de Europese Commissie gevraagd maatregelen te nemen met betrekking tot het halen van het 10% interconnectiedoel voor elektriciteit in 2020. In de Commissiemededeling zal de Commissie naar verwachting aangeven welke maatregelen genomen zijn en zij nodig acht om het interconnectiedoel te halen. Daarnaast zal de Commissie rapporteren over mogelijke financieringsbronnen die daarvoor kunnen worden aangewend binnen het huidige meerjarig financieel kader.

Nederland vindt het belangrijk dat marktpartijen primair verantwoordelijk blijven voor investeringen in energie-infrastructuur en de financiering daarvan. Nederland zet er op in dat bij de toedeling van middelen geen marktverstoring optreedt. Publieke middelen moeten alleen aan projecten worden toegewezen die niet op marktconforme wijze rendabel te krijgen zijn. Nederland is van mening dat het goed is om meer private middelen aan te trekken om energie-infrastructuur projecten te financieren. Daarnaast hecht Nederland belang aan een voorspoedige uitwerking van het energie-infrastructuurpakket. Nederland onderschrijft de bijdrage die de PCI’s kunnen leveren aan de versterking van de Europese interne energiemarkt en is zodoende nauw betrokken bij de vaststelling van de PCI-lijsten. Voor Nederland is met name van belang dat het proces over de verdeling van de CEF- middelen zorgvuldig verloopt en dat de overeengekomen voorwaarden voor toekenning van financiële steun in de energie-infrastructuur- en CEF-verordening worden gerespecteerd. Ten slotte het 10% streefdoel voor interconnectie dat inmiddels door de Europe Raad is vastgesteld, waarbij de Commissie beoordeelt in hoeverre een streefdoel voor 15% interconnectie in 2030 haalbaar is. In de ogen van Nederland zou het aanleggen van extra interconnecties geen doel moeten zijn, maar een middel om te komen tot verdere marktintegratie en om prijsverschillen tussen landen te verkleinen. Naast de aanleg van nieuwe infrastructuur kan verdere marktintegratie ook op andere manieren bereikt worden, bijvoorbeeld door de koppeling van groothandelsmarkten. Ook regionale samenwerking is daarbij een goede wijze om verdere marktintegratie te bereiken.

Naar boven