21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 513 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2014

Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om informatie over de taak van de EU-Commissaris op het dossier Energie Unie van 24 september jl. Tevens wil ik u informeren over de opvolging van de mededeling van de Europese Commissie over de korte termijn weerbaarheid van het Europese gassysteem en de resultaten van de zogenaamde «stress tests», zoals toegezegd in mijn brief van 7 oktober jl. over het aardgasbeleid in Nederland (Kamerstuk 29 023, nr. 176).

De nieuwe Europese Commissie telt zeven vicevoorzitters. De vicevoorzitters zullen Commissievoorzitter Juncker bijstaan in de uitoefening van zijn bevoegdheden. Zij krijgen een coördinerende taak en zullen namens hem handelen om de prioriteitsprojecten van de Commissie te voltooien. Juncker heeft elke kandidaat-commissaris een opdracht, een zogeheten «mission letter», gestuurd. Hierin gaat hij in op de nieuwe werkwijze van de Commissie onder zijn leiding, het takenpakket van de kandidaat, ethiek en transparantie binnen de Commissie en partnerschappen waarin de Commissie zal werken met andere instellingen en lidstaten.

Één van de zeven vicevoorzitters is verantwoordelijk voor de Energie Unie. De vicevoorzitter voor de Energie Unie is de Slowaak Maroš Šefčovič.

In de brief van Juncker aan Šefčovič staat dat hij de taak heeft om een Energie Unie tot stand te brengen. Doel van de Energie Unie is het zorgen voor een betaalbare energievoorziening, het verminderen van de energieafhankelijkheid van de EU en te zorgen voor een toekomstbestendig klimaatbeleid. De maatregelen die Juncker noemt om dit doel te realiseren zijn: het diversifiëren van energiebronnen en aanvoerroutes, het versterken van de infrastructuur, het voltooien van de interne energiemarkt, het verbeteren van energie-efficiëntie, het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie en het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen. Juncker benoemt expliciet dat de EU wereldleider moet worden in hernieuwbare energie. Daarnaast noemt Juncker ook nieuwe maatregelen zoals het versterken van de onderhandelingspositie van de EU en lidstaten ten opzichte van derde landen.

De Europese Raad van 23 en 24 oktober jl. heeft de kaders geschetst voor het klimaat- en energiebeleid na 2030 en de voorzieningszekerheid van de EU op de korte en langere termijn. De conclusies van de Europese Raad geven mede richting aan de door de nieuwe Commissie beoogde Energie Unie.

Nederland kan zich vinden in een groot aantal van de ideeën in de opdracht die Juncker geeft aan de Vicevoorzitter voor de Energie Unie. De combinatie van een goed werkende interne energiemarkt met een daarbij passende energie-infrastructuur en het klimaat- en energiepakket voor 2030 is ook voor Nederland de basis voor verbetering van de Europese voorzieningszekerheid. Wel is Nederland kritisch op maatregelen die de onderhandelingspositie van de EU ten opzichte van derde landen moet versterken, als dit wordt ingevuld met een gezamenlijk inkoopmechanisme. Risico is onder andere dat de markt voor gas wordt verstoord en strijdigheid kan ontstaan met de mededingingsregels. Voor de nadere toelichting daarop verwijs ik naar de kabinetsreactie op het AIV-advies «De EU-gasafhankelijkheid van Rusland» van 7 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 507).

Bij het uitwerken van de Energie Unie zal Šefčovič nauw moeten samenwerken met de Commissaris voor Klimaat en Energie, de Spanjaard Miguel Cañete. Vicevoorzitter Frans Timmermans krijgt een coördinerende taak op het terrein van duurzaamheid, wat ook raakt aan het energiedossier. In de komende maanden zal moeten blijken hoe de verhoudingen en werkafspraken op het energiedossier binnen de Commissie worden uitgewerkt. De nieuwe Commissie zal vermoedelijk begin 2015 een groenboek over de Energie Unie publiceren.

Weerbaarheid Europees gassysteem en stress tests

Op 16 oktober jl. heeft de Commissie een mededeling over de weerbaarheid van het Europese gassysteem uitgebracht1. Deze bevat conclusies in hoeverre de EU en haar lidstaten bestand zijn tegen eventuele aanvoeronderbrekingen van gas uit Rusland en Oekraïne gedurende 6 maanden in de komende winter. De Commissie trekt deze conclusies op basis van studies die zijn uitgevoerd door ENTSOG (European Network of Transmission System Operators for Gas) en op basis van de nationale stress test rapporten die door de lidstaten zijn uitgevoerd.

In het scenario van een gemiddelde winter in Europa blijkt dat de West-Europese markt een aanvoeronderbreking uit het oosten gedurende zes maanden kan opvangen. De ontbrekende gasvolumes uit Rusland kunnen hier gecompenseerd worden door alternatieve leveranciers en vloeibaar aardgas (LNG). Voor de meeste lidstaten in Oost-Europa, de Baltische Staten en Finland ontstaan er in dit scenario wel tekorten. Door knelpunten in de gasinfrastructuur kan de markt dit niet opvangen, waardoor overheidsingrijpen (bijvoorbeeld vraagbeperking of afschakelen van bepaalde klanten) noodzakelijk zou kunnen worden.

In een scenario van een gemiddelde Europese winter, met aanvullend een koudegolf in februari, krijgen ook enkele West-Europese lidstaten, waaronder Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Italië, te kampen met tekorten. Hierbij tekent de Commissie aan dat in de bovenstaande scenario’s de gevolgen voor lidstaten ook afhankelijk zijn van de mate van solidariteit tussen lidstaten. Indien zij bereid zijn om het tekort over zoveel mogelijk lidstaten te verdelen («burden sharing») dan worden weliswaar meer lidstaten getroffen, maar zullen de tekorten voor elke lidstaat minder groot zijn. In een scenario waarbij lidstaten niet samenwerken, maar terugvallen op nationale maatregelen, zullen de gevolgen beperkt blijven tot enkele lidstaten, maar zullen de tekorten in die betreffende lidstaten wel veel groter zijn.

In Nederland zijn er in de door de Commissie geschetste scenario’s geen problemen met de voorzieningszekerheid te verwachten. Derhalve hebben de conclusies van de stress test geen directe implicaties voor Nederland.

Getroffen lidstaten zouden een beroep kunnen doen op Nederlandse marktpartijen om (extra) gas te leveren. De Nederlandse gasmarkt is geliberaliseerd, dus marktpartijen bepalen waar het gas naartoe gaat. Het is voor deze marktpartijen niet eenvoudig om vanuit Nederland gas te leveren aan Oost-Europese afnemers, gezien het verschil in gaskwaliteit en het feit dat de infrastructuur daarvoor beperkt aanwezig is. Ook zijn er in Nederland op korte termijn weinig extra gasvolumes beschikbaar bovenop de reeds bestaande leveringsverplichtingen. Zoals ik in de bijlage bij mijn brief van 7 oktober jl. over het aardgasbeleid (Kamerstuk 29 023, nr. 176) heb aangegeven, is verhoging van de productie uit de kleine velden technisch niet tot nauwelijks mogelijk en is verhoging van de productie uit het Groningenveld tot boven de vastgestelde maximum hoeveelheid wat het kabinet betreft niet aan de orde.

Op de Europese Raad zijn conclusies aangenomen die zien op versterking van de interne Europese gasmarkt, het faciliteren van diversificatie van leveranciers en transportroutes en een sterkere coördinerende rol voor de Europese Commissie. Concreet wordt onder andere opgeroepen tot het implementeren van kritieke infrastructuurprojecten (interconnectie), een betere benutting van regasificatie- en gasopslagmogelijkheden, en het meer betrekken van de Commissie bij de onderhandelingen met derde landen. Tevens is afgesproken dat de Europese Raad in 2015 zal terugkomen op energievoorzieningszekerheid.

Het kabinet kan zich vinden in de analyse dat de mogelijkheden voor intra-Europese gashandel versterkt kunnen worden. Een goed functionerende Europese gasmarkt is in de ogen van het kabinet de beste garantie voor de voorzieningszekerheid van gas in Europa. Enkele Oost-Europese lidstaten zijn nog afhankelijk van slechts één leverancier. Ook zijn er onvoldoende verbindingen met omringende landen en er zijn onvoldoende gasopslagmogelijkheden. Deze lidstaten zijn daarom kwetsbaar voor aanvoeronderbrekingen.

Daarom dienen investeringen in een verbetering van de infrastructuur te worden gedaan, zodat deze knelpunten worden opgelost. Lidstaten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid maar kunnen ondersteund worden door de EU, bijvoorbeeld door gebruik te maken van Europese middelen zoals de Connecting Europe Facility.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Deze brief vervangt het BNC-fiche over deze mededeling.

Naar boven