21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 490 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2014

Bijgaand stuur ik u het verslag van de Energieraad van 13 juni 2014, zodat uw Kamer hiervan kennis kan nemen voorafgaand aan het AO energievoorzieningszekerheid op 18 juni. Ik heb deze Energieraad persoonlijk bijgewoond.

De Raad nam een politiek akkoord aan over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie die op 17 oktober 2012 is uitgebracht en tot doel heeft om de duurzaamheid van biobrandstoffen te vergroten. Met dit politieke akkoord stelt de Raad haar standpunt vast voor de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP). Wanneer de onderhandelingen tussen de Raad en het EP zullen beginnen is onbekend, omdat het nieuwe EP zich mogelijk opnieuw over het voorstel zal buigen.

De Raad wisselde van gedachten over de Europese Raad van 26 en 27 juni waar zal worden gesproken over het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid, de voltooiing van de interne energiemarkt in 2014 en het zetten van vervolgstappen in de onderhandelingen over het klimaat- en energiepakket voor 2030 met het oog op besluitvorming tijdens de Europese Raad in oktober. De Commissiemededeling over een Europese voorzieningszekerheidstrategie werd, op een aantal punten na, goed ontvangen. Het voorzitterschap concludeerde dat de gedachtewisseling op de energieraad, evenals de gedachtewisseling op de milieuraad, input zal vormen voor de Europese Raad van juni.

De Raad nam conclusies aan over energieprijzen en consumentenbescherming. De conclusies volgen op de Commissiemededeling over energieprijzen en concurrentiekracht van 22 januari 2014. De raadsconclusies bevestigen het belang van het verlagen van de Europese energiekosten voor consumenten en het belang van het verbeteren van het concurrentievermogen van de Europese industrie. In september 2014 komt de Commissie met een nadere analyse van de samenstelling van de energiekosten.

De Commissie informeerde de Raad over recente ontwikkelingen op het gebied van de externe energierelaties. Het Griekse voorzitterschap lichtte in aanvulling hierop de toegevoegde waarde van internationale energierelaties en multilaterale energieraamwerken toe in het licht van actuele politieke en economische ontwikkelingen. De focus lag daarbij op de Energie Gemeenschap, het Energiehandvestverdrag en het Internationale Energie Agentschap (IEA).

Ten slotte presenteerde het aankomende Italiaanse voorzitterschap haar werkprogramma voor de tweede helft van 2014.

Tijdens de besloten lunch is gesproken over de energie-gerelateerde dimensie van het conflict in de Oekraïne. Commissaris Oettinger kreeg veel complimenten voor de faciliterende rol die hij namens de EU heeft gespeeld in het conflict in de Oekraïne.

De eerstvolgende (informele) Energieraad vindt plaats op 6 oktober 2014 in Italië.

Met het oog op het hiervoor genoemde AO informeer ik uw Kamer tevens over de recent gereed gekomen risico-evaluatie van de Nederlandse gasvoorziening. EU Verordening 994/2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering verplicht iedere lidstaat om elke twee jaar een evaluatie uit te voeren van de risico’s voor zijn gasleveringszekerheid en deze aan de Commissie te doen toekomen. De risico-evaluatie is bijgevoegd bij deze brief1.

Bij het opstellen van de risico-evaluatie is uitgegaan van de in de verordening vastgelegde infrastructuur- en leveringsnorm en de relevante nationale en regionale omstandigheden. In de risico-evaluatie zijn verscheidene scenario's van uitzonderlijk hoge gasvraag of verstoring van de levering bekeken (o.a. wegvallen Noors gas, Russisch gas, LNG en uitval van het grootste Groningen productiecluster). Het beeld dat uit de risico-evaluatie naar voren komt is duidelijk. Hoewel de Nederlandse samenleving in het algemeen, en huishoudens (de specifieke doelgroep van de verordening) in het bijzonder, sterk afhankelijk is van gas, is de Nederlandse infrastructuur meer dan voldoende in staat om calamiteiten zoals in bovenstaande scenario’s op te vangen. Nederland voldoet in ruime mate aan de EU-normen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE: VERSLAG ENERGIERAAD 13 JUNI 2014

Indirecte veranderingen in landgebruik door de productie van biobrandstoffen

De Raad nam een politiek akkoord aan over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie die op 17 oktober 2012 is uitgebracht (Kamerstuk 22 112, nr. 1515). Met dit politieke akkoord stelt de Raad haar standpunt vast voor de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP). Wanneer de onderhandelingen tussen de Raad en het EP zullen beginnen is onbekend, omdat het nieuwe EP zich mogelijk opnieuw over het voorstel zal buigen.

De Commissie gaf aan dat het voorstel tot doel heeft om de duurzaamheid van biobrandstoffen te vergroten door het terugdringen van de broeikasgasuitstoot van biobrandstoffen die samenhangen met de zogenaamde indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC). De Commissie had net als veel lidstaten meer ambitie gewild, maar het uitblijven van een besluit zou het verkeerde signaal zijn. Volgens de Commissie moet zekerheid geboden worden aan marktdeelnemers voor de gedane investeringen, maar ook vanwege het marktgedrag in de toekomst. De Commissie gaf aan onderzoek naar geavanceerde (tweede en derde generatie) biobrandstoffen belangrijk te vinden.

België en Portugal konden niet akkoord gaan met het voorliggende compromis voorstel. Volgens België was het compromisvoorstel niet voldoende om indirecte veranderingen in landgebruik te verminderen. Portugal had problemen met de opname van ILUC-factoren in de tekst en vindt dat eerst gedegen onderzoek moet worden gedaan. Nederland gaf aan voorkeur te hebben voor een limiet van 5% op conventionele biobrandstoffen, in plaats van een limiet van 7% zoals opgenomen in het voorliggende compromisvoorstel. De lidstaten, waaronder Nederland, die tijdens de energieraad van 12 december 2013 niet akkoord konden gaan met het toenmalige compromisvoorstel vanwege een gebrek aan ambitie, gingen nu wel akkoord. Deze lidstaten wilden de onderhandelingen niet verder vertragen, omdat de industrie (investerings)zekerheid nodig heeft en konden uiteindelijk leven met de introductie van een verplichting tot het vaststellen van een subdoelstelling voor geavanceerde biobrandstoffen. Deze nationale subdoelstelling van 0,5% is bedoeld om de transitie naar geavanceerde biobrandstoffen te ondersteunen. Ten slotte waarschuwde een groot aantal lidstaten dat zij een verdere verlaging van de limiet op conventionele biobrandstoffen onder de 7% niet kan accepteren met het oog op de onderhandelingen met het Europees Parlement.

Het Griekse voorzitterschap concludeerde dat een politiek akkoord kon worden aangenomen. Onder het Italiaanse voorzitterschap zullen de onderhandelingen met het EP starten.

Follow-up Europese Raad maart

De Raad wisselde van gedachten over de Europese Raad van 26 en 27 juni waar zal worden gesproken over het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid, de voltooiing van de interne energiemarkt in 2014 en het zetten van vervolgstappen in de onderhandelingen over het klimaat- en energiepakket voor 2030 met het oog op besluitvorming tijdens de Europese Raad in oktober.

Commissaris Oettinger gaf aan dat de drie bovenstaande onderwerpen in nauw onderling verband moeten worden bezien. De Commissaris verwees terug naar de Europese Raad van maart die had gevraagd om een analyse van de voorzieningszekerheid van de EU naar aanleiding van de situatie in de Oekraïne en presenteerde de mededeling over een Europese voorzieningzekerheidstrategie die op 28 mei is verschenen. Uw Kamer is geïnformeerd over deze mededeling door middel van een kabinetsreactie die op 16 juni is verstuurd. Het rapport over de interne energiemarkt heeft de Commissie uitgesteld tot september.

Commissaris Oettinger gaf ten aanzien van de Europese voorzieningzekerheidstrategie aan dat de importafhankelijkheid vooral een probleem is bij gas. De aanvoer is afhankelijk van een beperkt aantal spelers vanwege de rol van pijpleidingen en het beperkt aantal trajecten. De EU moet minder afhankelijk worden van invoer en het moet haar marktpositie versterken. De Commissaris was verheugd dat het de EU tot dus ver was gelukt om met een stem te spreken richting Rusland en de Oekraïne. Daarnaast gaf de Commissaris aan dat een voltooiing van de interne markt de positie van de EU versterkt en minder kwetsbaar maakt. Energie-infrastructuur speelt daarbij een belangrijke rol. De Commissaris wees daarbij ook op de verantwoordelijkheid die lidstaten zelf moeten nemen door het implementeren van reeds afgesproken regelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot het versnellen van vergunningverleningstrajecten. Ten slotte, onderstreepte hij het belang van een akkoord over het klimaat- en energiepakket in oktober en het belang van energie-efficiëntie en ecodesign.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid, het voltooien van de interne energiemarkt en de onderhandelingen over het klimaat- en energiepakket 2030 richting de Europese Raad in oktober in samenhang te willen bezien. Meerdere andere lidstaten, die grotendeels afhankelijk zijn van Russisch gas, vonden dat energievoorzieningszekerheid en de onderhandelingen over het klimaatpakket apart behandeld moeten worden, omdat de situatie met betrekking tot energievoorzieningszekerheid urgenter is. Een groot aantal lidstaten noemde het belang van een goed werkende interne energiemarkt, al werd de nadruk wel anders gelegd. Aan de ene kant een aantal lidstaten, waaronder Nederland, die de voltooiing van de interne markt (inclusief de implementatie van het derde interne markt pakket) als één van de belangrijkste oplossingen zien voor het oplossen van problemen rondom energievoorzieningszekerheid en verduurzaming. Aan de andere kant een aantal lidstaten die de interne markt verengen tot specifieke energie-infrastructuur projecten. Aanvullingen op de Commissiemededeling over een Europese voorzieningzekerheidstrategie, die door de lidstaten goed ontvangen werd, betrof ook met name het verzoek om specifieke energie-infrastructuur projecten te oormerken als bijzonder spoedeisend. Over een centrale inkooporganisatie voor gas lopen de meningen uiteen. Ten aanzien van besluitvorming over het klimaat- en energiepakket 2030 bestonden twee kampen. Aan de ene kant ambitieuze lidstaten, zoals Nederland, die besluitvorming in oktober wensen. Aan de andere kant lidstaten die geen haast hebben met besluitvorming, die eerst meer duidelijkheid willen over de lastenverdeling van de klimaatambities over de lidstaten en waarbij de focus ligt op het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid. Een groot aantal lidstaten noemde het belang van energie-efficiëntie, zowel met betrekking tot verduurzaming als tot het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid. De meningen verschillen echter over hoe hierop in te zetten. Ten slotte benadrukten een aantal lidstaten, waaronder Nederland, het belang van CCS voor verduurzaming en voorzieningszekerheid.

Nederland gaf verder aan dat een goed werkende interne energiemarkt en verduurzaming een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid van de EU. Voorkomen moet worden dat korte termijn maatregelen die de voorzieningszekerheid moeten verbeteren, zoals een centrale inkooporganisatie, stappen terug zetten op de werking van de interne energiemarkt. Nederland gaf aan dat juist harder moet worden gewerkt om de interne energiemarkt te verbeteren. Een goed functionerende interne energiemarkt creëert investeringszekerheid die zal leiden tot meer private investeringen in cruciale energie-infrastructuur die vervolgens zorgen voor een verbetering van de energievoorzieningszekerheid. Implementatie van reeds overeen gekomen EU wetgeving is daarbij cruciaal, omdat dat nog niet in alle lidstaten is gebeurd.

Het voorzitterschap concludeerde dat de gedachtewisseling op de energieraad, evenals de gedachtewisseling op de milieuraad, input zal vormen voor de Europese Raad van juni. De Commissiemededeling over een Europese voorzieningszekerheidstrategie werd volgens het voorzitterschap goed ontvangen, waarbij een aantal lidstaten aanvullende ideeën aandroeg die nadere bestudering vergen.

Energieprijzen en consumentenbescherming

De Raad nam conclusies aan over energieprijzen en consumentenbescherming. De conclusies volgen op de Commissiemededeling over energieprijzen en concurrentiekracht van 22 januari 2014 (Kamerstuk 33 858, nr. 3). Er vond geen gedachtewisseling plaats.

De raadsconclusies bevestigen het belang van het verlagen van de Europese energiekosten voor consumenten en het belang van het verbeteren van het concurrentievermogen van de Europese industrie. In september 2014 komt de Commissie met een nadere analyse van de samenstelling van de energiekosten.

Multilaterale energieraamwerken

De Commissie informeerde de Raad over recente ontwikkelingen op het gebied van de externe energierelaties. Het Griekse voorzitterschap lichtte in aanvulling hierop de toegevoegde waarde van internationale energierelaties en multilaterale energieraamwerken toe in het licht van actuele politieke en economische ontwikkelingen. De focus lag daarbij op de Energie Gemeenschap, het Energiehandvestverdrag en het Internationale Energie Agentschap (IEA). Slechts een drietal lidstaten intervenieerde.

De inzet van het IEA om nauwer samen te werken met een aantal belangrijke energielanden die geen lid zijn van de OESO en het IEA kon door deze lidstaten, waaronder Nederland, worden ondersteund. Een enkele lidstaat was van mening dat het Energiehandvest nieuwe landen moet aantrekken, met name in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

Nederland onderstreepte daarnaast het belang van de Energie Gemeenschap, het Energiehandvestverdrag en het IEA. Ten slotte gaf Nederland aan begin 2015 een high-level Energiehandvest Conferentie te organiseren in Den Haag.

Het Griekse voorzitterschap concludeerde dat multilaterale energieraamwerken een belangrijk deel uitmaken van het EU externe energiebeleid en bijdragen aan de stabiliteit in bepaalde regio’s.

Diversen

Het aankomende Italiaanse voorzitterschap presenteerde haar werkprogramma voor de tweede helft van 2014. Het Italiaanse voorzitterschap heeft vier prioriteiten. Ten eerste, de voltooiing van de interne energiemarkt in 2014. Ten tweede, het klimaat- en energiepakket 2030 met het oog op besluitvorming tijdens de Europese Raad in oktober. Ten derde, het verbeteren van de energievoorzieningszekerheid van de EU. En ten slotte, de externe energierelaties van de EU. Daarnaast zal onder het Italiaanse voorzitterschap de triloog starten tussen de Raad, het Europees Parlement en de Commissie over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie (ILUC).


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven