Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2014
In het AO Transportraad van 28 mei 2014 heb ik met uw Kamer gesproken over de opkomst
van een nieuw bedrijfsmodel in de luchtvaart met inhuur van arbeidskrachten uit landen
met lage lonen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid, concurrentiekracht
en luchtvaartveiligheid in Europa. Ik heb daarbij uw Kamer toegezegd een terugkoppeling
te geven van het Europese overleg van 2 juni jl. op dit punt. Ik zal ook aandacht
vragen voor dit onderwerp op de Transportraad van 5 juni a.s.
Achtergrond en aanleiding
De gezamenlijke Nederlandse vakbonden in de luchtvaart (waaronder: VNV, UNC en FNV)
hebben in een petitie aan de Tweede Kamer op woensdag 28 mei jl. hun zorg uitgesproken
over de gevolgen van het inzetten van personeel uit lage lonenlanden in de luchtvaart.
Genoemde punten van zorgen betreffen oneerlijke concurrentie, banenverlies en aantasting
van de veiligheid door gebrek aan toezicht. Als voorbeeld wordt daarbij Norwegian
Air (Norwegian) genoemd. Deze Noorse luchtvaartmaatschappij wil met een Aziatische
bemanning vanuit Europa onder een Ierse licentie (Air Operator Certificate) vliegen
naar de Verenigde Staten. Naast de Nederlandse vakbonden verzetten ook de internationale
vakbondkoepels ETF en de ITF zich hier sterk tegen.
In de eerste plaats merk ik op dat ik de genoemde zorg over gebrek aan toezicht op
veiligheid niet deel. Het toezicht op de veiligheid van bovengenoemde vluchten van
Norwegian zal primair worden uitgevoerd door de Ierse luchtvaartautoriteit. De EASA
ziet er op toe dat de Ierse luchtvaartautoriteit dit toezicht uitvoert volgens Europees
geldende regels inzake veiligheid.
Wat betreft de zorg over de oneerlijke concurrentie en banenverlies zijn de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en ik van mening dat deze zorgen serieus
in Europa onder de aandacht moeten worden gebracht. Ik acht het daarom van belang
dat de gevolgen van deze nieuwe ontwikkelingen op arbeidsvoorwaardelijk terrein goed
in kaart worden gebracht. Zoals in het AO aangegeven, acht ik behoud van eerlijke
concurrentie en een level playing field binnen Europa en wereldwijd van groot belang.
Het gaat hier om een EU-brede problematiek en het is van belang om daarover samen
met de Commissie en de andere lidstaten tot een positiebepaling te komen. Dit uiteraard
in nauwe samenwerking met mijn collega van SZW.
Terugkoppeling Europees overleg van 2 juni 2014
Tijdens het Europese overleg op maandag 2 juni jl. is dit onderwerp aan de orde geweest.
Nederland heeft daarbij benadrukt het een goede zaak te vinden dat de Europese Commissie
dit onderwerp voor het overleg heeft geagendeerd. Daarbij heeft Nederland er op aangedrongen
dat de gevolgen van deze nieuwe ontwikkelingen op arbeidsvoorwaardelijk terrein in
de luchtvaart nu en in de toekomst tijdig en adequaat worden geadresseerd. Aan de
Commissie is gevraagd welke concrete plannen zij heeft ten aanzien van dit onderwerp
en aan welke tijdsplanning zij denkt.
De Commissie heeft daarop aangegeven dat er op dit moment een onderzoek loopt, geïnitieerd
en uitgevoerd door Europese sociale partners en gefinancierd door de Commissie naar
de verschillende praktijken van Europese luchtvaartmaatschappijen op het terrein van
arbeidsvoorwaarden, sociale afdrachten e.d. De uitkomst van deze studie wordt eind
dit jaar verwacht. Op basis van de resultaten zullen de Commissie, dan wel de lidstaten,
besluiten of er problemen bestaan die nadere actie vereisen of niet.
Tot slot
Tot slot merk ik op dat ik dit onderwerp – zoals toegezegd tijdens bovenvermeld AO
– heb geagendeerd voor de Transportraad van donderdag 5 juni 2014, onder «Any Other
Business» teneinde de urgentie en het belang van een Europese behandeling te benadrukken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld