21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 486 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2014

Bijgaand stuur ik u het verslag van de Informele Energieraad van 15 en 16 mei 2014.

De Informele Raad discussieerde over maatregelen om de energievoorzieningszekerheid in de Unie te borgen. De discussie werd voorafgegaan door een presentatie van het Internationaal Energie Agentschap. Nederland onderstreepte, net als vele andere lidstaten, het belang van voltooiing van de interne energiemarkt, inzet op energie-efficiëntie en de transitie naar duurzame energie om de energievoorziening zeker te stellen. De discussie zal als input fungeren voor de analyse van de energieafhankelijkheid van de EU en de aanbevelingen om deze te verminderen, waartoe de Europese Commissie door de Europese Raad is opgeroepen.1

Tevens sprak de Informele Energieraad over de financiering van projecten die een bijdrage leveren aan energie-efficiëntie. Deze gedachtewisseling werd voorafgegaan door presentaties van de European Alliance of Companies for Energy Efficiency in Buildings (EuroACE), de European Industrial Insulation Foundation (EiiF) en de Climate Alliance. Het doel van de gedachtewisseling was het uitwisselen van «best practices», welke uiteenliepen van belastingprikkels die investeringen in energie-efficiëntie moeten uitlokken tot expertisecentra die adviezen opstellen om investeringen in energie-efficiëntie aan te trekken. Het Griekse voorzitterschap concludeerde dat de instrumentkeuze moet worden afgestemd op de omstandigheden in de lidstaat in kwestie.

Daarnaast discussieerde de Informele Energieraad over de financiering van projecten van gemeenschappelijk belang (PCI’s). Het belang van de realisatie van PCI’s werd door allen onderkend. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, en de Europese Commissie benadrukten dat de realisatie van infrastructuurprojecten primair aan de markt moet worden gelaten. Het is aan lidstaten om een gunstig investeringsklimaat te creëren. Alleen in het geval van marktfalen is er ruimte voor publieke financiering. Vele lidstaten pleitten voor een herprioritering van de lijst van PCI’s, waarbij voorrang zou moeten worden verleend aan die projecten die bijdragen aan de leveringszekerheid. Enkele lidstaten betoogden dat de EU meer financiering beschikbaar zou moeten stellen om infrastructuur van strategisch belang te realiseren.

Tijdens de afsluitende lunch werd van gedachten gewisseld over het door de Europese Commissie voorgestelde governance systeem bij het raamwerk voor klimaat- en energiebeleid 2020–2030.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

VERSLAG INFORMELE ENERGIERAAD 15–16 MEI 2014

Energievoorzieningszekerheid

Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) presenteerde de bevindingen uit haar onderzoek naar de energieafhankelijkheid van de Unie. Nadruk in deze analyse lag op de gasaanvoer vanuit de Russische Federatie. Het IEA gaf aan dat indien de aanvoer via Oekraïne stil zou komen te liggen, dit tijdelijk opgevangen zou kunnen worden door het verleggen van aanvoerroutes en door in te teren op reserves. Wanneer de gehele Russische gasaanvoer stil zou komen te liggen, heeft de EU op korte termijn geen oplossing.

Om de energieafhankelijkheid van de EU te verminderen, pleitte Nederland, net als vele andere lidstaten, voor voltooiing van de interne energiemarkt, zowel fysiek (infrastructuur) als juridisch (implementatie van het Derde Pakket). Realisatie van PCI’s werd daarbij als prioriteit genoemd.

Vele lidstaten, waaronder Nederland, benoemden de raakvlakken tussen de discussie over leveringszekerheid en de onderhandelingen over het klimaat- en energiepakket 2020–2030. Transitie naar duurzame energie draagt bij aan verdere importonafhankelijkheid. Het belang van energie-efficiëntie werd tevens door Nederland en anderen benadrukt. Enkele lidstaten zagen het klimaatpakket juist als bedreiging voor het zekerstellen van de energievoorziening, omdat het beperkend zou zijn ten aanzien van enkele inheemse fossiele brandstoffen, zoals kolen.

Op langere termijn refereerden enkele lidstaten aan het belang van diversificatie van aanvoerroutes en bronnen. Ook hier moet de benodigde infrastructuur voor worden gerealiseerd en moeten de banden met derde landen worden aangehaald. In dit kader, en meer ten algemene in de omgang met derde landen, onderstreepte de Europese Commissie het belang van een gezamenlijk extern optreden van de EU en haar lidstaten. Dit belang werd door vele lidstaten onderschreven, omdat een gecoördineerd optreden van de EU de slagkracht in de onderhandelingen met derde landen vergroot.

Enkele lidstaten, waaronder Nederland, hebben zich kritisch uitgelaten over het voorstel van Polen voor gezamenlijke inkoop van gas. Dit zou ten koste gaan van de concurrentie op de interne energiemarkt. Bovendien wordt er getwijfeld aan de juridische haalbaarheid van dit voorstel. Enkele andere lidstaten gaven aan het voorstel interessant en het bespreken waard te vinden. De Europese Commissie komt half juni met een juridische analyse van de plannen voor gezamenlijke inkoop van gas.

Ten slotte heeft de Commissie haar ideeën gedeeld over mogelijke maatregelen om de leveringszekerheid van de Unie te versterken. Op de korte termijn denkt de Commissie aan strategische realisatie van reverse flows (waardoor gas twee richtingen op kan vloeien), meer gasopslagen, meer mogelijkheden om LNG in te zetten en meer regionale samenwerking binnen de EU. Verder blijft de Commissie inzetten op vervolmaking van de interne energiemarkt (inclusief infrastructuur), diversificatie van bronnen en routes en verduurzaming van energie. De Europese Commissie wees voorts op het belang van «carbon capture and storage» (CCS). De Europese Commissie bedankte Nederland voor de geleverde inspanningen om het ROAD-project in Rotterdam van de grond te krijgen en riep andere lidstaten op ook een financiële bijdrage te leveren.

Financiering van energie-efficiëntie

De gedachtewisseling werd voorafgegaan door een drietal presentaties. De European Alliance of Companies for Energy Efficiency in Buildings (EuroACE) gaf aan duidelijk synergie te zien tussen energie-efficiëntie enerzijds en duurzaamheid en leveringszekerheid anderzijds. EuroACE pleitte voor een energie-efficiëntiedoelstelling voor gebouwen. De European Industrial Insulation Foundation (EiiF) gaf aan dat er veel winst te behalen is in de industrie en dat er geen publieke middelen nodig zijn om investeringen in energie-efficiëntie in de industrie uit te lokken, omdat deze investeringen op korte termijn rendabel zijn. Er is volgens EiiF wel behoefte aan een lijst met «best available techniques» en EiiF biedt aan een dergelijke lijst samen met de Europese Commissie op te stellen. Climate Action benadrukte het belang van een energie-efficiëntiedoelstelling; dit biedt de nodige zekerheid voor investeerders. Climate Action maakte tevens aan de hand van praktische voorbeelden duidelijk dat een relatief lage publieke bijdrage bepaalde projecten over de drempel kan helpen.

De Europese Commissie onderschreef het belang van publieke co-financiering en herinnerde de lidstaten aan de werkgelegenheid die energie-efficiëntieprojecten zouden kunnen verschaffen. De Europese Commissie hamerde voorts op volledige implementatie van de energie-efficiëntierichtlijn.

Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten de bijdrage die energie-efficiëntiemaatregelen kunnen leveren aan energieonafhankelijkheid en duurzaamheid. De lidstaten wisselden «best practices» uit. Deze lopen uiteen van publieke financiering (belastingvoordelen, subsidies) en regulering tot ondersteuning van, en het scheppen van de benodigde randvoorwaarden voor private investeringen in energie-efficiëntie. Enkele lidstaten lieten optekenen in tijden van bezuiniging weinig ruimte te zien voor publieke financiering op nationaal niveau. Volgens vele lidstaten is er nog veel winst te behalen in de huizensector en een aantal gaf aan dat ook in de vervoersector veel kansen liggen.

Enkele lidstaten maakten zich hard voor een bindend Europees doel voor energie-efficiëntie. Een discussie over een eventuele doelstelling was niet geagendeerd en de Europese Commissie gaf aan dat deze discussie na de zomer zal worden opgepakt.

Het Griekse voorzitterschap concludeerde dat de instrumentkeuze om investeringen in energie-efficiëntie uit te lokken sterk afhangt van de omstandigheden in de lidstaat in kwestie.

Financiering van PCI’s

De Europese Commissie benadrukte nogmaals het belang van energie-infrastructuur en gaf aan dat dit primair een verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Nationale autoriteiten moeten zorgen voor een goed investeringsklimaat en zodoende private financiering van infrastructuur faciliteren. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, deelden die opvatting. De Europese Commissie vroeg de lidstaten of er behoefte was aan een derde onafhankelijke partij die als «mediator» zou kunnen fungeren bij de totstandkoming van interconnecties tussen lidstaten. Oud-Eurocommissaris Monti heeft namelijk eerder met succes een dergelijke rol vervuld. Vele lidstaten reageerden positief op dit idee.

Het belang van de realisatie van PCI’s werd alom gedeeld. In het kader van de huidige discussie rond de leveringszekerheid gaven vele lidstaten aan een herprioritering van de PCI lijst noodzakelijk te vinden. Er zou voorrang moeten worden verleend aan die projecten die bijdragen aan de leveringszekerheid. Diverse lidstaten maakten zich hard voor een shortlist van de meest urgente projecten. Enkele lidstaten gaven te kennen dat vergunningverleningsprocedures voor grensoverschrijdende projecten belemmerend werken en dat de grensoverschrijdende kostenallocatie van projecten moeilijk uitvoerbaar is.

Over de financiering van PCI’s liepen de meningen uiteen. Enkele lidstaten pleitten voor een versoepeling van de voorwaarden voor financiering uit de Connecting Europe Facility (CEF) en het ophogen van het CEF-budget voor energie. Nederland benadrukte dat CEF financiering van PCI’s een laatste redmiddel moet blijven. Het onlangs aangenomen infrapakket biedt instrumenten om de realisatie van infrastructuur te faciliteren, zoals versnelde vergunningverleningsprocedures en een methode om kosten van infrastructuurprojecten te verdelen over buurlanden. Tevens heeft Nederland aangegeven het van belang te vinden dat het Derde Pakket volledig wordt geïmplementeerd en dat zodoende een gunstig investeringsklimaat wordt gecreëerd. Alleen als alle genoemde maatregelen zijn genomen en investeringen desondanks uitblijven, is er ruimte voor financiering uit het CEF om het financieringsgat te dichten. Enkele andere lidstaten en de Europese Commissie pleegden een soortgelijke interventie.

Het Griekse voorzitterschap concludeerde dat het belang van de realisatie van PCI's door allen werd onderschreven. Tevens concludeerde het voorzitterschap dat vergunningverleningsprocedures voor grensoverschrijdende projecten als belemmerend werden ervaren.

Werklunch: governance systeem bij raamwerk voor klimaat- en energiebeleid 2020–2030

Tijdens de afsluitende lunch werd van gedachten gewisseld over het door de Europese Commissie voorgestelde governance systeem bij het raamwerk voor klimaat- en energiebeleid 2020–2030. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben de Europese Commissie opgeroepen de administratieve lasten van het governance systeem zo beperkt mogelijk te houden. Nederland heeft aangegeven het Europees Semester te zien als inspiratiebron voor een verdere uitwerking van het governance systeem, zij het met een cyclus van 3 jaar.


X Noot
1

EUCO/7/1/14 REV 1, par. 20.

Naar boven