Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2013
Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
de geannoteerde agenda van de informele Transportraad van 15/16 september 2013.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen- Maas Geesteranus
Informele Transportraad, 15–16 september 2013
De informele bijeenkomst van transportministers in Vilnius staat geheel in het teken
van het gemeenschappelijke Europees luchtruim (Single European Sky, SES). SES is gericht op beëindiging van de bestaande fragmentatie van luchtruim en luchtverkeersleiding,
die leidt tot omvliegen, congestie, extra milieubelasting, vertragingen en verhoogde
kosten. De lidstaten en de betrokken sectoren werken bijna een decennium aan de implementatie van regelgeving op dit gebied, die in twee pakketten is
uitgebracht (SES I, 2004 en SES II, 2009). Door velen wordt onderkend dat met de huidige
regelgeving de juiste principes en richting zijn gekozen. Echter, de implementatie
verloopt minder voorspoedig dan voorzien, zowel door de economische omstandigheden
als door institutionele kwesties en nationale belangen in de luchtvaart.
Het voorzitterschap wil tijdens de informele raad ten eerste graag peilen hoe het
staat met de politieke wil om tot een versnelling te komen van de implementatie van
SES. Ten tweede wil Litouwen verkennen welke stappen de lidstaten zelf voor ogen hebben
om tot een versnelling te komen. Deze opvattingen zullen worden afgezet tegen een
voorstel van de Europese Commissie dat op 11 juni 2013 uitbracht, onder de titel SES II-plus, met daarin een aangepaste SES-verordening en een aangepaste verordening over het
Europees Agentschap voor luchtvaartveiligheid (European Aviation Safety Agency, EASA).
Nederland zal aangeven een sterk voorstander van een tijdige realisatie van SES te
zijn en de wens van de Commissie te delen om de vertraging gezamenlijk aan te pakken.
Nederland heeft echter aarzelingen bij gedetailleerde aanpak die de Commissie voorstelt.
Weliswaar vindt ook Nederland dat sterker moet worden gestuurd op de te leveren prestaties
van luchtverkeersleiders en luchtvaartmaatschappijen, maar wel op een manier die voldoende
flexibiliteit biedt om binnen de lidstaten tot maatwerk te komen over de wijze waarop
de prestaties worden gerealiseerd. Weinig flexibiliteit biedt bijvoorbeeld de voorgestelde
verplichting om ondersteunende diensten af te scheiden en onder een marktmechanisme
te brengen.
Nederland zal verder inbrengen de voorgestelde wijzigingen in de EASA-verordening
te verwelkomen, omdat hiermee de transparantie, eenduidigheid en de efficiëntie bij
de totstandkoming en uitvoering van technische regelgeving wordt vergroot. Een uitzondering
hierop vormt de verplichting de militaire luchthavens en luchtverkeersdienstverleners
die primair civiel verkeer behandelen onder de civiele EU regelgeving te plaatsen.
Nederland wil in dit geval vasthouden aan de huidige regelgeving. Tenslotte wil Nederland
de invloed van de lidstaten behouden voor bijvoorbeeld het opstellen van de SES prestatieregelingen
en het aanwijzen van de zogenaamde Netwerkmanager omdat dit soort beslissingen van
grote invloed kan zijn op de wijze waarop de lidstaten SES en EASA regelgeving moeten
implementeren. In plaats van de voorgestelde gedelegeerde handelingen pleit Nederland
hier voor uitvoeringshandelingen middels de onderzoeksprocedure. Bij deze procedure
wordt een voorstel van de Commissie aan een onderzoekscomité met vertegenwoordigers
uit de lidstaten voorgelegd waarmee de betrokkenheid van de lidstaten is geborgd.