21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 389 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2012

Bijgaand doe ik u het verslag toekomen van de Informele Energieraad die op 16 en 17 september jl. plaatsvond in Nicosia (Cyprus). De belangrijkste bespreekpunten waren hernieuwbare energie en energie-infrastructuur. Nederland werd tijdens de Informele Energieraad vertegenwoordigd door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De eerstvolgende (formele) Energieraad vindt plaats op 3 december in Brussel.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

VERSLAG INFORMELE ENERGIERAAD 6 EN 17 SEPTEMBER 2012

Hernieuwbare energie

De Commissie leidde de discussie in door het belang van een goedwerkende interne markt bij de ontwikkeling van hernieuwbare energie te onderstrepen. Subsidies aan hernieuwbare energie dienen daarom te worden uitgefaseerd. Met het uitwisselen van best practices kunnen de kosten van hernieuwbare energie omlaag worden gebracht en technologische ontwikkeling worden gestimuleerd. De Commissie gaf aan dat de EU goed op weg is om de 20 procent duurzame energie doelstelling voor 2020 te halen, maar dat voor de periode na 2020 tijdig een grondige discussie gevoerd dient te worden.

De lidstaten verwelkomden de Commissiemededeling. Meerdere lidstaten benadrukten het belang van een goedwerkende interne energiemarkt. Een aantal lidstaten onderstreepten de rol die innovatie daarbij kan spelen. Zij gaven aan dat gekeken moet worden naar het structureren van de verschillende technologieën en dat de nadruk niet moet liggen op het voortrekken van bepaalde technologieën of op het stimuleren van nieuwe technologieën. Daarnaast gaf een aantal lidstaten aan voorstander te zijn van de harmonisatie en uitfasering van subsidiesystemen. Andere lidstaten gaven aan dat hernieuwbare energie op dit moment nog niet zonder subsidie kan, maar dat het uitwisselen van best practices kan bijdragen om stimuleringsregimes kosteneffectiever te maken. Ook het belang van een goede (slimme) infrastructuur onderschreven meerdere lidstaten. De samenwerking met derde landen om het potentieel van hernieuwbare energie ten volle te benutten vonden een aantal lidstaten belangrijk. Ten slotte, wilde een aantal lidstaten een bindende doelstelling voor hernieuwbare energie in 2030. Een enkele lidstaat wilde een indicatieve doelstelling. Een aantal andere lidstaten, waaronder Nederland, pleitte voor een evaluatie van de (kosten)effectiviteit van de verschillende energiedoelstellingen en verplichtingen.

Nederland gaf aan het belangrijk te vinden om over de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie te praten en over de effectiviteit van de verschillende subsidiesystemen. Volgens Nederland moet hernieuwbare energie deel uitmaken van een goed functionerende interne energiemarkt; hernieuwbare energie moet concurrerend worden met fossiele energie en concurrentie tussen verschillende subsidiesystemen moet worden voorkomen. Uiteindelijk moet hernieuwbare energie niet meer afhankelijk zijn van subsidies. Nederland gaf aan dat na 2020 de prioriteit moet liggen bij het verlagen van de kosten van hernieuwbare energie, zoals thans wordt beoogd met de SDE+. Innovatie speelt daarbij volgens Nederland ook een belangrijke rol en daarom werd het Nederlandse «topsectoren beleid» kort aangestipt. Daarnaast zijn investeringen in (slimme) energie-infrastructuur nodig. Ten slotte, gaf Nederland aan dat een evaluatie van de kosteneffectiviteit van de verschillende energiedoelstellingen (zoals de Europees verplichte doelen voor CO2-reductie en hernieuwbare energie) nodig zijn alvorens nieuwe doelen te stellen.

Nederland verzocht de Commissie daarin ook de effectiviteit van de biobrandstoffenverplichting mee te nemen, bijvoorbeeld in relatie tot CO2-reductie en voedselprijzen. Nederland gaf aan dat voor haar het CO2-doel leidend is.

Commissaris Oettinger gaf in reactie op de interventies van de lidstaten aan dat Europa streeft naar een interne energiemarkt waarin hernieuwbare energie gelijkwaardig kan meedraaien, met een modern intelligent distributienetwerk dat aangesloten is op de buurlanden. Volgens Commissaris Oettinger is R&D en innovatie in de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie heel belangrijk.

Het Cypriotische voorzitterschap concludeerde dat hernieuwbare energie bijdraagt aan energievoorzieningzekerheid en aan een koolstofarme economie. Een goedwerkende interne markt en energie-infrastructuur spelen een belangrijke rol bij de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie. De lidstaten kunnen door het uitwisselen van best practices bij het gebruik van hernieuwbare energie de kosten omlaag brengen en technologische ontwikkeling stimuleren. Daarnaast gaf het Cypriotische voorzitterschap aan de samenwerking met derde landen belangrijk te vinden, met name in het Middellandse Zee gebied. Het Voorzitterschap bracht in herinnering dat de EU een pioniersrol heeft gespeeld in de ontwikkeling van hernieuwbare energie, maar dat het momenteel slechts 25 procent van de wereldproductie van hernieuwbare energie voor zijn rekening neemt. Het voorzitterschap gaf aan op basis van de discussie raadsconclusies te formuleren, welke op 3 december 2012 aan de Energieraad zullen voorliggen.

Energie-infrastructuur

De Commissie leidde de discussie in door te stellen dat het ontwikkelen van wind op zee door lidstaten afzonderlijk niet kosteneffectief is en dus beter in Europees verband kan worden aangepakt. De erkenning van projecten van Europees belang, het stroomlijnen van vergunningverleningprocedures en cofinanciering zijn daarbij van groot belang. Voor het Cypriotische voorzitterschap is het aansluiten van de geïsoleerde gebieden een belangrijke drijfveer.

De lidstaten benadrukten het belang van energie-infrastructuur voor een goedwerkende interne energiemarkt. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, wilden een grotere rol voor de lidstaten bij de vaststelling van de lijst met projecten van Europees belang. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, riep op tot flexibiliteit bij het stroomlijnen van vergunningverleningprocedures binnen de vastgestelde maximale termijnen, zodat nationale procedures kunnen worden gehandhaafd. Een enkele lidstaat vroeg zich af of voldoende middelen beschikbaar waren om tot het versnellen van vergunningverlening te kunnen overgaan. Een aantal andere lidstaten noemde het aansluiten van geïsoleerde gebieden als prioriteit. Ten slotte, pleitte een aantal lidstaten, waaronder Nederland, voor marktgedreven investeringen in energie-infrastructuur. Een enkele lidstaat, waaronder Nederland, was van mening dat publieke financiering exceptioneel moet zijn.

Het Cypriotische voorzitterschap concludeerde dat voldoende steun bestaat voor het streven naar een politiek akkoord voor het einde van 2012, tijdens de Energieraad van 3 december 2012. Het Voorzitterschap is voornemens medio oktober met de triloog met het Europees Parlement te beginnen.

Naar boven