21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 372 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2012

Bijgaand treft u aan de Geannoteerde Agenda voor de VTE-Raad (Telecom) van 8 juni a.s.

De Raad zal een oriënterend debat voeren over het richtlijnvoorstel hergebruik van overheidsinformatie en over het voorstel voor richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken in het kader van de «Connecting Europe Facility». Beide debatten zullen plaatsvinden op basis van een voortgangsrapport van het voorzitterschap.

Tijdens de lunch zal worden gesproken over de digitale interne markt. Nederland acht de digitale interne markt van belang voor het versterken van het groeivermogen van de Europese Unie. Er is een echte digitale interne markt nodig voor de elektronische handel in goederen en diensten, inclusief online content. Een recente studie van het European Policy Centre laat zien dat het economisch potentieel van het verder ontwikkelen van de digitale interne markt enorm is, oplopend tot zo’n 4% van het BNP tegen 2020. Nederland acht daarom versnelde actie noodzakelijk om de beoogde voltooiing van de digitale interne markt per 2015 te verwezenlijken. De prioriteit ligt voor Nederland bij maatregelen gericht op het creëren van nieuwe business modellen voor online content, het moderniseren van het auteursrecht en het verhogen van het vertrouwen van burgers en bedrijven in elektronische handel.

Onder het punt «diversen» zal het voorzitterschap het akkoord over roaming kort toelichten. De Commissie zal de Raad informeren over het ontwikkelen van vertrouwen in elektronische transacties op de interne markt (elektronische identificatie en handtekeningen). Het inkomend Cypriotisch voorzitterschap zal haar werkprogramma voor de tweede helft 2012 presenteren.

Graag kom ik kort terug op een toezegging die ik heb gedaan tijdens het AO van de vorige VTE-Raad (Telecom) van 13 december 2011, namelijk dat ik u via de geannoteerde agenda’s voor de VTE-Raad (Telecom) zal informeren over de vorderingen en de inhoud van het onderzoek door Europese telecomtoezichthouder BEREC over netneutraliteit.

Ik verwacht dat BEREC het rapport met de resultaten van het onderzoek een dezer dagen zal publiceren. Vooruitlopend daarop heeft BEREC begin maart een persbericht uitgebracht waarin zij haar eerste bevindingen kenbaar maakte, namelijk dat het blokkeren van peer-to-peer verkeer en voice over IP verkeer, zoals Skype, relatief het meeste voorkomt. Ik zal op de komende Telecomraad benadrukken dat onze wetgeving op netneutraliteit dit soort praktijken verbiedt en daarmee borgt dat burgers de diensten kunnen gebruiken die ze wensen en dienstenaanbieders kunnen innoveren. Na publicatie van het BEREC-rapport zal ik u over dat rapport informeren, conform mijn eerdere toezegging.

Tot slot kom ik graag terug op een andere toezegging die ik heb gedaan in datzelfde AO, namelijk dat ik u zou informeren over de ontwikkelingen op het gebied van roamingkosten buiten de Europese Unie. Hieronder informeer ik u graag over het bereikte akkoord in eerste lezing over het voorstel voor een roamingverordening, zoals dat binnenkort naar verwachting zal worden aangenomen als A-punt op een Raad, inclusief de stand van zaken op het punt van roamingkosten buiten de EU.

Roaming

De Raad en het Europees Parlement hebben overeenstemming bereikt over een voorstel van de Commissie voor een nieuwe roamingverordening. Op 10 mei jl. heeft het Europees Parlement het voorstel met een grote meerderheid van stemmen aanvaard. Dit akkoord zal worden aangenomen als A-punt door de Raad, naar verwachting de Raad voor Concurrentievermogen van 30 mei a.s. In de VTE-Raad (Telecom) zal het voorzitterschap een toelichting geven op het bereikte akkoord. De nieuwe verordening zal vanaf 30 juni a.s. van toepassing zijn.

In de nieuwe roamingverordening wordt geregeld dat consumenten vanaf 1 juli 2014 de mogelijkheid hebben om de roamingdienst af te nemen bij een andere aanbieder dan bij wie zij mobiele diensten afnemen in hun eigen land. Bij de technische invulling hiervan, die de komende maanden door BEREC, de Commissie en de lidstaten verder wordt vormgegeven, wordt rekening gehouden met gebruiksvriendelijkheid voor consumenten en de implementatiekosten voor mobiele aanbieders. Verder worden de maximum wholesale- en retailtarieven voor bellen, gebeld worden, sms-en en mobiel internetten in 2012, 2013 en 2014 verder verlaagd. Het retailtarief voor mobiel internet is daarbij nieuw. De retailtarieven lopen in 2017 af, na een review in 2016 waarbij wordt bekeken of zich wel voldoende concurrentie op de roamingmarkt heeft ontwikkeld. Voorts worden aanbieders van roamingdiensten verplicht om vanaf deze zomer ook aan EU-consumenten die buiten de EU roamen, informatie te verstrekken over de geldende tarieven voor bellen, gebeld worden, sms-en en internetten. Bovendien geldt ook voor deze consumenten dat wanneer zij meer dan € 50,– aan data verbruiken hun dataverbinding automatisch wordt uitgeschakeld, totdat zij om herstel hiervan vragen – zoals binnen de EU ook al het geval was.

Ik heb me de afgelopen periode in Brussel – mede op uw verzoek – met goed resultaat ingezet voor lagere roamingtarieven en het voorkomen van zogenaamde «bill shocks» voor roamen buiten de EU. Verder zet ik me in internationaal verband via de ITU in voor meer tarieftransparantie en samenwerking tussen ITU-lidstaten om concurrentie op de markt voor internationale roamingdiensten te verbeteren. Steun is er binnen de ITU vooral voor het verbeteren van tarieftransparantie.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

BIJLAGE GEANNOTEERDE AGENDA VOOR DE VTE-RAAD (TELECOM) 8 JUNI 2012

Hergebruik van overheidsinformatie

Oriënterend debat

De Raad zal een oriënterend debat voeren over het voorstel voor wijziging van de richtlijn hergebruik van overheidsinformatie, op basis van een voortgangsrapport van het voorzitterschap. Besluitvorming vindt plaats met de gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissingsbevoegdheid Europees Parlement.

Het voorstel heeft tot doel hergebruik van overheidsinformatie makkelijker te maken om zo het maximale economisch potentieel te kunnen behalen. Het voorstel gaat, in afwijking van de huidige richtlijn, uit van de verplichting tot beschikbaar stellen van openbare overheidsinformatie voor hergebruik. Uitzondering wordt gemaakt voor informatie waar nog rechten van derden op rusten. Daarnaast wordt bepaald dat overheidsorganen geen hogere vergoeding mogen vragen voor het verstrekken van documenten dan de marginale kosten van reproductie en verspreiding. Afwijking van dit principe is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk en moet goed worden onderbouwd op basis van objectieve, transparante en te herleiden criteria. Andere belangrijke wijziging is dat de reikwijdte van de richtlijn wordt uitgebreid naar archieven, bibliotheken (waaronder universiteitsbibliotheken), en musea. Culturele instellingen mogen daarbij wel meer rekenen dan de marginale kosten.

Uit de besprekingen in Raadskader blijkt dat lidstaten in algemene zin het Commissievoorstel verwelkomen en de doelen steunen. Het voorzitterschap schetst in het voortgangsrapport een aantal punten waarover nog discussie bestaat. De belangrijkste zijn:

  • 1) Culturele instellingen: een aantal lidstaten heeft bedenkingen bij het uitbreiden van de reikwijdte naar culturele instellingen.

  • 2) Marginale Kosten: veel lidstaten steunen het principe van marginale kosten als algemeen uitgangspunt. Een aantal lidstaten maakt zich zorgen dat sommige overheidsinstellingen hun kosten niet voldoende zouden kunnen dekken. De discussie spitst zich zowel toe op de striktheid van de basisregel, als op uitzonderingsmogelijkheden die worden geboden. In het voorstel mogen overheden (voor zover ze geen culturele instellingen zijn) alleen afwijken van het uitgangspunt maximaal marginale verstrekkingskosten in rekening te brengen als ze voor hun bestaansrecht afhankelijk zijn van tarieven.

Nederland staat op hoofdlijnen positief tegenover de voorstellen van de Commissie. Het Nederlandse beleid is gericht op het makkelijker maken van hergebruik van overheidsinformatie zodat ondernemers daar innovatieve toepassingen mee kunnen maken. De voorstellen van de Commissie ondersteunen grotendeels de nationale beleidslijn. Nederland acht aanscherping van de gemeenschappelijke EU-regels voor hergebruik van overheidsinformatie legitiem. Lidstaten behouden de verantwoordelijkheid om te bepalen welke overheidsinformatie al dan niet openbaar is; eenmaal openbare informatie is in de hele EU onder gelijke voorwaarden beschikbaar voor hergebruik door derden volgens de (minimum)regels van de richtlijn. Aldus bevordert de richtlijn een gelijk speelveld en grensoverschrijdende diensten op de interne markt.

Nederland heeft ook een aantal specifieke wensen en aandachtspunten. Zo zet Nederland erop in dat overheden hergebruik van openbare informatie kunnen weigeren indien de bescherming van privacy, openbare veiligheid en milieu daarmee in het geding zou zijn (voorbeeld is het faillissementsregister). Nederland hecht verder aan het handhaven van een strikte basisregel waarbij overheden niet meer rekenen voor het hergebruik van openbare overheidsinformatie dan de marginale kosten van verstrekking en reproductie, met slechts beperkte uitzonderingsmogelijkheden. Tot slot is Nederland het niet eens met de voorgestelde uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn met erfgoed instanties (musea, archieven en bibliotheken). Nederland steunt hergebruik van digitaal erfgoed, maar vindt bindende Europese regels in deze sector disproportioneel vanwege de administratieve lasten die ze creëren. Nederland stelt voor dat er een drempel in de richtlijn komt zodat alleen grote erfgoedinstellingen (vanaf bijvoorbeeld € 1 miljoen subsidie per jaar) onder de regels vallen.

Richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken

Oriënterend debat

De Raad zal een oriënterend debat voeren over het voorstel voor richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken in het kader van het «Connecting Europe Facility» (CEF), op basis van een voortgangsrapport van het voorzitterschap. De discussie over de financiering van het CEF wordt meegenomen in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en zal geen onderdeel zijn van de bespreking in de VTE-Raad (Telecom)maar van de Raad Algemene Zaken.

Het voorstel voor een CEF-verordening beoogt met innovatieve financieringsinstrumenten een hefboomwerking te creëren voor private investeringen in drie hoofdinfrastructuren in de EU: transport, energie en ICT. Voor ICT komen twee soorten projecten in aanmerking voor (co)financiering:

  • 1) Infrastructuurprojecten gericht op het behalen van de doelstellingen in de Europese Digitale Agenda (100% huishoudens toegang tot 30 Mbps en 50% tot 100 Mbps in 2020);

  • 2) Projecten die zich richten op het ontwikkelen van grensoverschrijdende Europese publieke dienstverlening. Het gaat hier om projecten die bijdragen aan het creëren van de juiste randvoorwaarden voor deze diensten: bijvoorbeeld overheidsdiensten die zijn gebaseerd op inter-operabele identificatie en authentificatie (EU-brede elektronische procedures om een bedrijf op te zetten, grensoverschrijdend e-aanbesteden), het digitaal toegankelijk maken van cultureel erfgoed (Europeana) en slimme energiediensten.

Het voorstel voor richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken bepaalt de doelen, prioriteiten en het soort projecten dat in aanmerking komt voor financiering in het kader van het ICT-deel van het CEF.

In het voortgangsrapport schetst de Commissie de voortgang en discussiepunten die naar voren zijn gekomen in de bespreking in raadskader de afgelopen periode. De meeste lidstaten verwelkomen het CEF-voorstel voor ICT en de telecommunicatierichtsnoeren – al resteren er veel vragen en discussiepunten rond de precieze juridische opzet van het fonds. Een van de discussiepunten betreft bijvoorbeeld de verhouding tussen het CEF-voorstel en de specifieke sectoruitwerking in de telecomrichtsnoeren. Voorts hebben lidstaten opmerkingen bij de regie die de Commissie zou krijgen bij het wijzigen van de prioriteiten van het fonds. Tot slot zijn er vragen over de verhouding van deze voorstellen tot andere Europese financiële instrumenten zoals de structuur- en cohesiefondsen.

Nederland hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van breedband in heel Europa en ondersteunt de ambitie van de Commissie zoals verwoord in de Digital Agenda. In zoverre kan Nederland de telecommunicatierichtsnoeren binnen het CEF-voorstel dan ook verwelkomen. Nederland vindt wel dat het primair aan de markt is om de uitrol van breedbandnetwerken tot stand te brengen en kijkt dan ook goed naar de vormgeving van het fonds en of de in te zetten middelen niet op enigerlei wijze de markt verstoren. Nederland ziet dat het fonds kansen kan bieden aan het bedrijfsleven en brengt dit ook al actief onder de aandacht van belanghebbenden (bedrijven, lokale overheden). In het bijzonder wordt gekeken naar een oplossing voor het buitengebied in Nederland via het CEF. Zo’n 100 000 à 150 000 huishoudens in Nederland hebben immers geen toegang tot een vaste breedbandinfrastructuur. Daarnaast steunt Nederland de inzet van het fonds bij de ontwikkeling van belangrijke randvoorwaarden van eGovernmentdiensten zoals Open Data en eSignature.

Naar boven