Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2012
Tijdens het debat over de Staat van de Europese Unie 2011–2012 van 9 februari jl.
(Handelingen II 2011/12, nr. 52, behandeling Staat van de Europese Unie) heeft het lid El Fassed (GL) een motie ingediend,
inhoudende een verzoek aan de regering inzake ACTA advies aan het Hof van Justitie
te vragen. Deze motie is daarna gewijzigd. Bij stemming op 14 februari jl. is deze
gewijzigde motie (33 001, nr. 15 (gewijzigd)) aangenomen.
Hierbij willen wij u graag informeren over de wijze waarop wij uitvoering aan deze
motie willen gegeven. Alhoewel wij op het standpunt blijven staan dat ACTA in overeenstemming
is met de Nederlandse en Europese regelgeving en wij dit ook in diverse uitgebreide
brieven, algemene overleggen en zo meer aan uw Kamer uiteen hebben gezet, nemen wij
vanzelfsprekend zorgvuldig nota van de – veelal kritische – vragen van uw Kamer en
van burgers, en uitlatingen in de media.
In de aangenomen motie wordt de regering verzocht «om het ACTA-verdrag niet te tekenen zolang niet onomstotelijk vastgesteld is dat het
verdrag niet in strijd is met de grondrechten». In een van de overwegingen is aangegeven dat volgens artikel 218, lid 11 van het
Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie iedere lidstaat het advies van
het Europees Hof van Justitie kan inwinnen over de verenigbaarheid van een voorgenomen
overeenkomst met de Europese verdragen. Tijdens het debat over de Staat van de Europese
Unie van 9 februari jl. hebben minister-president Rutte en minister Rosenthal reeds
aangegeven dat Nederland een ordentelijke procedure op dit gebied heeft, namelijk
het vragen van advies aan de Raad van State.
Afgelopen woensdag, 22 februari, heeft Eurocommissaris De Gucht bekend gemaakt dat
de Europese Commissie het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat vragen om te
beoordelen of ACTA – op enigerlei wijze – onverenigbaar is met Europese fundamentele
rechten en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en informatie, het recht
op gegevensbescherming, en het recht op eigendom in het geval van intellectuele eigendom.
Voorts heeft de regering besloten om ter uitvoering van de motie de Raad van State
op grond van artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State om voorlichting
te vragen over deze kwestie, overeenkomstig overwogen en gevraagd in de motie, waarbij
de vicepresident van de Raad van State expliciet wordt gevraagd in hoeverre hij daartoe
ruimte ziet, gegeven het besluit van de Europese Commissie om aan het Hof van Justitie
van de Europese Unie vragen te stellen.
Gezien deze lopende procedures zal het kabinet – conform het gevraagde in de motie
– niet overgaan tot ondertekening totdat onomstotelijk vaststaat dat het verdrag in
lijn is met de grondrechten.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven