21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 340 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2011

Bijgaand doe ik u het verslag toekomen van de Informele Energieraad die op 19 en 20 september jl. plaatsvond in Wroclaw (Polen). De belangrijkste bespreekpunten waren het externe EU energiebeleid en energie-infrastructuur.

Op verzoek van Duitsland en Frankrijk werd tijdens een informeel werkontbijt gesproken over een betere informatie-uitwisseling tussen (betrokken) lidstaten over wijzigingen in de nationale brandstofmix en de mogelijke gevolgen daarvan. Nederland werd tijdens de Informele Energieraad vertegenwoordigd door de Directeur-Generaal voor Energie, Telecom en Mededinging.

De eerstvolgende (formele) Energieraad vindt plaats op 24 november a.s. in Brussel.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

BIJLAGE VERSLAG INFORMELE ENERGIERAAD 19-20 SEPTEMBER 2011

Op verzoek van Duitsland en Frankrijk wordt tijdens een informeel werkontbijt gesproken over een betere informatie-uitwisseling tussen (betrokken) lidstaten over wijzigingen in de nationale brandstofmix en de mogelijke gevolgen daarvan. Dit naar aanleiding van het Duitse besluit kernenergie uit te faseren als gevolg van de kernramp in Japan. De meeste lidstaten tonen zich voorstander van een betere coördinatie van nationale maatregelen die een grensoverschrijdend effect hebben. Daarbij wordt de exclusieve bevoegdheid van lidstaten om te besluiten over hun nationale energiemix niet ter discussie gesteld. Frankrijk en Duitsland stellen de instelling van een Europese coördinatiegroep voor elektriciteit voor. Deze coördinatiegroep heeft als doel informatie-uitwisseling te bevorderen, maar heeft geen besluitvormingsbevoegdheid. Indien de Commissie besluit dit voorstel ook daadwerkelijk voor te leggen aan de lidstaten, zal Uw Kamer hierover nader worden geïnformeerd.

Extern EU energiebeleid

De Ministers geven met hun informele discussie een eerste aanzet voor de raadsconclusies die het Poolse voorzitterschap tijdens de Energieraad van 24 november wil aannemen over de mededeling over het externe EU energiebeleid. Deze mededeling is op 7 september jl. verschenen. Tegelijk met de mededeling is een wetgevend voorstel over intergouvernementele akkoorden uitgekomen. Uw Kamer zal in oktober middels het BNC-fiche uitgebreid worden geïnformeerd over de inhoud en de Nederlandse appreciatie van de mededeling en het bijbehorende besluit.

Commissaris Oettinger presenteert kort de nieuwe Commissiemededeling door aan te geven dat het spreken met één stem niet nieuw is (gascrisis 2009). De Commissaris geeft aan dat in het belangrijkste partnerland van de EU, Rusland, besluitvorming over energie op het hoogste politieke niveau plaatsvindt. Ook nieuwe partners, zoals Turkmenistan en Azerbeidjaan verwachten van de EU één gesprekspartner, één handtekening en één vertegenwoordiging. Aangaande het externe EU energiebeleid is volgens de Commissaris de EU hiervoor het enige juiste niveau. De Commissaris geeft aan dat alleen Nederland en het Verenigd Koninkrijk nog gasreserves hebben en dat wij daarom steeds afhankelijker worden van importen. Naast in Rusland, moet daarom geïnvesteerd worden in de Zuidelijke Corridor (gas uit Kaspische regio en Midden-Oosten naar Europa brengen) en in een partnerschap met Noord-Afrika moeten de mogelijkheden van schaliegas verder worden onderzocht.

Meerdere lidstaten, waaronder een aantal grote lidstaten, staan zeer kritisch tegenover het aan de Commissie ex ante inzage geven in intergouvernementele akkoorden. Ook vinden deze lidstaten het te ver gaan dat de Commissie aan tafel zit bij onderhandelingen over intergouvernementele akkoorden. De lidstaten moeten zelf kunnen bepalen of zij de hulp van de Commissie willen inroepen. Een aantal andere lidstaten vindt het inzage geven in intergouvernementele akkoorden wel een goed idee. Enkele lidstaten benadrukken dat de Commissie zelf ook transparanter moet opereren en betere feedback moet geven over de contacten met derde landen. Bij de ontwikkeling van duurzame energie en het bevorderen van de veiligheid van kerncentrales zien de meeste lidstaten wel de toegevoegde waarde van een gecoördineerd EU extern energiebeleid.

Nederland is van mening dat een gecoördineerd EU extern energiebeleid duidelijke toegevoegde waarde kan hebben, bijvoorbeeld bij het bevorderen van een eerlijk speelveld, betere marktwerking, de ontwikkeling van duurzame energie(technologie), het bevorderen van de veiligheid van kerncentrales, het aangaan van strategische energierelaties en bij een energiecrisis (zoals de gascrisis van 2009). Nederland is daarom voorstander van een gecoördineerd EU extern energiebeleid, maar wel met behoud van een goede balans tussen nationale en bilaterale belangen enerzijds en een gecoördineerde EU inzet anderzijds. Nederland is uiteraard niet tegen meer transparantie ten aanzien van intergouvernementele akkoorden met derde landen of tegen het in lijn brengen daarvan met het EU acquis. Er moet echter goed worden gekeken of het ex ante inzage geven in intergouvernementele akkoorden aan de Commissie wel de juiste oplossing biedt en niet juist zal leiden tot onnodige administratieve lasten en tot een vertraging van het onderhandelingsproces. Ten slotte, vindt Nederland dat onderhandelingen en contracten tussen ondernemingen buiten de reikwijdte van het wetgevende voorstel moeten blijven.

Commissaris Oettinger toont begrip voor de gevoeligheden en hoopt op een constructieve dialoog bij het opstellen van de raadsconclusies die aan de Energieraad van 24 november zullen voorliggen. Het Commissievoorstel probeert een oplossing te bieden voor de verschillen in staatstructuur tussen de lidstaten van de EU en de belangrijkste partnerlanden op het energieterrein. Volgens de Commissaris moeten wij onze (toekomstige) partnerlanden in dit specifieke geval halverwege tegemoet komen om onze voorzieningszekerheid te kunnen waarborgen. De Commissaris benadrukt niet te willen interveniëren in commerciële onderhandelingen en contracten.

Europese energie-infrastructuur

De Ministers wisselen informeel met elkaar van gedachten over Europese energie-infrastructuur. De Commissie komt in oktober van dit jaar met wetgeving voortbouwend op de mededeling van november vorig jaar. Het Voorzitterschap wil een voortgangsrapport aannemen op de Energieraad van 24 november.

Commissaris Oettinger haalt ter introductie drie punten aan:

  • 1. Belang van een goede selectie(procedure) voor de zogenaamde «Projects of Common Interest (PCI's)», gebaseerd op de 10 year network development plans van de Europese Transmission System Operators (TSO’s) organisaties ENTSO-E (elektriciteit) en ENTSO-G (gas) en gebruikmakend van regionale samenwerking.

  • 2. Belang van snellere vergunningverleningsprocedures (max. 5 jaar) en het gebruik van nationale one-stop-shops daarbij.

  • 3. Belang van een marktgebaseerd financieel systeem aangevuld met directe financiering uit het EU budget.

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukt het belang van de implementatie van het derde interne energiemarkt pakket en regionale samenwerking. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukken het belang van het versnellen van vergunningverleningsprocedures en het gebruik van one-stop-shops daarbij. Nederland, maar ook Noorwegen en Denemarken worden genoemd als voorbeeldlanden hoe vergunningverleningsprocedures te versnellen. Enkele lidstaten wijzen op het belang van publieke acceptatie bij het vergunningverleningsproces en vinden dat een tijdslimiet moet worden afgesproken waarbinnen de vergunningverlening moet plaatsvinden. Wat betreft Europese financiering vinden een aantal lidstaten, waaronder Nederland, dat deze niet mag leiden tot marktverstoring. Een aantal andere lidstaten vindt Europese financiering noodzakelijk, maar dan wel op kleine schaal en alleen indien investeringen niet door de markt zelf tot stand komen en indien de voorzieningszekerheid daarmee wordt vergroot (bijvoorbeeld bij het faciliteren van reverse flows voor gasinfrastructuur). Een enkele lidstaat vindt dat indien vergunningen niet op tijd worden afgegeven, dat dan de Europese financiering moet worden terug betaald.

Nederland geeft aan dat het energie-infrastructuurpakket erop zou moeten toezien dat belemmeringen voor marktinvesteringen worden weggenomen. De belangrijkste instrumenten om dit te doen zijn: het vervolmaken van de interne energiemarkt, betere kostenallocatie, nationale one-stop-shops om vergunningverleningsprocedures te versnellen, het gebruikmaken van regionale initiatieven en betere mogelijkheden voor TSO's om investeringskosten door te rekenen in hun tarieven. Met name de implementatie van bestaande wetgeving, zoals het tweede en derde interne energiemarkt pakket loopt achter op schema en moet worden aangepakt. Nederland is voorstander van het versnellen van vergunningverleningsprocedures, waarbij het verlenen van vergunningen een nationale competentie moet blijven. Ten slotte, geeft Nederland aan dat bij het financieren van Europese energie-infrastructuur het primaat ligt bij de gereguleerde marktpartijen en dat moet worden gewaakt voor marktverstoringen en oneerlijke concurrentie. Europese financiering kan alleen het gevolg zijn van marktfalen en moet worden onderworpen aan strenge eisen.

Ter afsluiting roept Commissaris Oettinger de lidstaten op hun medewerking te verlenen. Deze medewerking is volgens de Commissaris noodzakelijk om de bereidwilligheid om te investeren te vergroten. Hierbij zijn de gereguleerde marktpartijen primair aan zet, maar zijn maatregelen op het gebied van vergunningverlening en de inzet van nieuwe financiële instrumenten noodzakelijk om de benodigde investeringen uit te voeren.

Het Poolse Voorzitterschap concludeert dat brede steun bestaat voor een transparante en eerlijke selectieprocedure, het gebruiken van regionale samenwerking en het versnellen van de vergunningverleningsprocedures. De Commissie wordt uitgenodigd om haar plannen over de inzet van directe financiering uit het EU budget (nieuw financieel instrument) verder uit te werken.

Naar boven