21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 335 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2011

Bijgaand doe ik u de geannoteerde agenda toekomen van de Informele Energieraad, die op 19 en 20 september a.s. onder Pools voorzitterschap zal plaatsvinden in Wroclaw (Polen). Tijdens deze Informele Energieraad zal worden gesproken over het externe EU-energiebeleid en over energie-infrastructuur. Het informele karakter van deze Raad impliceert een vrije gedachtewisseling zonder besluitvorming.

De Commissie zal tijdens de Informele Energieraad haar mededeling over de externe dimensie van het EU-energiebeleid, die naar verwachting begin september verschijnt, presenteren. De mededeling zal worden vergezeld door een wetgevend voorstel over intergouvernementele akkoorden. Extern EU-energiebeleid is een prioriteit voor het Poolse voorzitterschap. De discussie tijdens de Informele Energieraad moet een eerste aanzet vormen voor de raadsconclusies die het Poolse voorzitterschap tijdens de Energieraad van 24 november wil aannemen. Uw Kamer zal middels een BNC-fiche geïnformeerd worden over de inhoud van bovengenoemde voorstellen.

Een tweede prioriteit voor het Poolse voorzitterschap is energie-infrastructuur. In oktober komt de Commissie met wetgeving voortbouwend op de mededeling van november vorig jaar (Kamerstuk 22 112 nr. 1102). Gelijk met het wetgevende voorstel over energie-infrastructuur, zal een apart wetgevend voorstel worden gepubliceerd over een nieuw financieel energie-infrastructuurinstrument. Uw Kamer zal middels een BNC-fiche geïnformeerd worden over de inhoud van bovengenoemde wetgevende voorstellen. Het Poolse voorzitterschap is voornemens een voortgangsrapport aan te nemen tijdens de Energieraad van 24 november.

Duitsland heeft aangegeven, tijdens een informeel werkontbijt, in te zullen gaan op de mogelijke gevolgen van wijzigingen in de brandstofmix van individuele lidstaten naar aanleiding van het Duitse besluit kernenergie uit te faseren als gevolg van de kernramp in Japan. Met name Frankrijk heeft druk op Duitsland uitgeoefend om tot een betere informatie-uitwisseling te komen tussen (betrokken) lidstaten. Nederland juicht een optimale informatie-uitwisseling toe.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE ENERGIERAAD 19–20 SEPTEMBER 2011

Extern EU energiebeleid

De Commissie zal tijdens de Informele Raad haar mededeling over de externe dimensie van het EU energiebeleid, die naar verwachting begin september verschijnt, presenteren. De mededeling zal worden vergezeld door een wetgevend voorstel over intergouvernementele akkoorden. De discussie tijdens de Informele Energieraad moet een eerste aanzet vormen voor de raadsconclusies die het Poolse voorzitterschap tijdens de energieraad van 24 november wil aannemen.

De mededeling zal een analyse bevatten van de externe dimensie van het EU energiebeleid en prioriteiten identificeren voor de externe EU energiesamenwerking met als doel het bereiken van de doelstellingen van het EU energiebeleid (waarborgen werking energiemarkt en continuïteit energievoorziening EU, stimuleren energie-efficiënte, energiebesparing en ontwikkeling nieuwe en duurzame energie, en bevorderen inter-connectie energienetwerken).

Voortbouwend op de conclusies van de Europese Raad van 4 februari 2011, zal de Commissie met een wetgevend voorstel komen over intergouvernementele akkoorden (IGA’s). Daarbij gaat het alleen om zogenaamde «Government-to-Government» overeenkomsten. De belangrijkste twee punten waarlangs IGA’s naar verwachting zullen worden bekeken zijn: 1) verenigbaarheid met interne markt wetgeving en 2) voorzieningszekerheid. Met het voorstel wil de Commissie naar verluid een betere coördinatie tot stand brengen van de activiteiten van de EU en de lidstaten met als doel meer consistentie en samenhang in de externe energierelaties van de EU met belangrijke producerende, doorvoer- en consumerende landen.

Nederland is van mening dat de interne markt regels de basis vormen voor het EU energiebeleid. Daarbij gaat het Nederlandse energiebeleid uit van een internationaal perspectief. De Nederlandse energiemarkt maakt deel uit van de (Noordwest) Europese energiemarkt en kent relaties met niet-EU landen en regio’s.

Nederland ziet een duidelijke meerwaarde in een gecoördineerd EU extern energiebeleid bij het bevorderen van een eerlijk speelveld, betere marktwerking, de ontwikkeling van duurzame energie(technologie), het bevorderen van de veiligheid van kerncentrales, het aangaan van strategische energierelaties en bij een energiecrisis (zoals de gascrisis van 2009).

Nederland is daarom voorstander van een gecoördineerd EU extern energiebeleid, maar wel met behoud van een goede balans tussen nationale en bilaterale belangen enerzijds en een gecoördineerde EU inzet anderzijds. Nederland vindt dat het externe EU energiebeleid zich moet beperken tot «Government-to-Government» overeenkomsten en zich niet moet uitstrekken tot onderhandelingen en contracten tussen ondernemingen.

Energie-infrastructuur

De Ministers zullen met elkaar informeel van gedachten wisselen over energie-infrastructuur. In oktober 2011 komt de Commissie met wetgeving voortbouwend op de mededeling van november vorig jaar (Kamerstuk 22 112 nr. 1102). Gelijk met het wetgevende voorstel over energie-infrastructuur, publiceert de Commissie een apart wetgevend voorstel over een nieuw financieel energie-infrastructuur instrument. Het Poolse voorzitterschap is voornemens een voortgangsrapport aan te nemen tijdens de Energieraad van 24 november. De onderhandelingen zullen tijdens het Deense voorzitterschap (eerste helft 2012) verder gaan.

In november 2010 is de mededeling «Energy Infrastructure priorities for 2020 and beyond – a Blueprint for an integrated European energy network» gepresenteerd door de Commissie. In deze mededeling zet de Commissie haar visie met betrekking tot de ontwikkeling van de Europese infrastructuur voor 2020/2030 uiteen. Voornaamste doelen hierbij zijn de aansluiting van alle lidstaten op het Europese elektriciteit- en gasnetwerk en de integratie van hernieuwbare elektriciteitsproductie, door investeringen in (de modernisering van) netwerken. Voorts benadrukt de Commissie dat het primaat voor investeringen in energie-infrastructuur bij de markt ligt. Tegelijkertijd zouden in specifieke gevallen, waar de markt investeringen niet kan realiseren, publieke middelen ingezet moeten worden op basis van objectieve criteria. Hierbij wordt specifiek gewezen op de structuur- en cohesiefondsen en wordt de noodzaak van flexibele innovatieve financieringsinstrumenten genoemd. De Commissie benoemt in haar mededeling een aantal prioritaire corridors (o.a. Noord-Zuid gasverbinding in West-Europa en North Sea Offshore Grid).

Tijdens de Energieraad van 10 juni jl. informeerde de Commissie de Raad over de volgens haar benodigde investeringen in Europese energie-infrastructuur. De analyse van de Commissie geeft aan dat het overgrote deel van de investeringen weliswaar door de markt zal worden opgebracht, maar dat er een investeringsgat van € 100 miljard overblijft dat in eerste instantie niet door de markt wordt opgepakt. € 40 miljard hiervan wordt veroorzaakt door vertraging in de vergunningverlening. De resterende € 60 miljard wordt veroorzaakt door projecten met niet-commerciële bredere EU voordelen (o.a. voorzieningszekerheid) en het gebrek aan instrumenten om de risico’s in deze projecten te verlagen.

Op 29 juni jl. presenteerde de Commissie haar voorstellen voor het EU Meerjarig Financieel Kader (MFK) vanaf 2014. De Commissie stelt hierin onder andere het creëren van een «Connecting Europe Facility» (nieuw financieel infrastructuur instrument; opvolger van de «Trans-European Networks (TEN)») voor. Deze faciliteit komt ten goede aan de EU-doelstelling m.b.t. energie, ICT en transport en wordt gefinancierd uit het EU-budget. Van de in totaal beoogde € 50 miljard in de «Connecting Europe Facility» stelt de Commissie voor dat € 9 miljard naar energie, € 32 miljard naar transport en € 9 miljard naar ICT gaat. Uw Kamer wordt begin september geïnformeerd over de Nederlandse positie t.a.v. het EU Meerjarig Financieel Kader. In oktober presenteert de Commissie naar verwachting het concrete wetgevingsvoorstel voor de «Connecting Europe Facility».

Naast het bovenstaande voorstel voor een nieuw financieel energie-infrastructuur instrument, zal tevens in oktober het wetgevende voorstel van de Commissie over energie-infrastructuur uitkomen. Daarin zal naar verwachting allereerst een nieuwe methode worden voorgesteld voor het identificeren van concrete projecten van Europees belang binnen de prioriteitsgebieden die zijn vastgesteld door de Commissie. Voorts zullen voorstellen worden gedaan om het vergunningverleningtraject in de lidstaten te versnellen. Hierbij wordt gedacht aan het inrichten van een zogenaamde one-stop-shop binnen de lidstaten, het instellen van een tijdslimiet en het verbeteren van het maatschappelijk draagvlak. Daarnaast wil de Commissie het investeringsraamwerk voor grensoverschrijdende infrastructuur verbeteren door regelgevende en financiële prikkels, alsmede door betere mogelijkheden voor kostenallocatie van grensoverschrijdende energie infrastructuur.

Nederland staat terughoudend ten opzichte van Europese financiering van energie infrastructuur, vanwege het marktverstorende karakter dat een dergelijk fonds teweeg kan brengen. Het primaat voor financiering van energie infrastructuur ligt bij (gereguleerde) marktpartijen. De Nederlandse inzet is dat een eventueel fonds pas in werking kan treden als overige barrières voor investeringen zijn weggenomen. Eerst dient de markt te worden voorzien van de juiste instrumenten (implementatie bestaande wetgeving, verbeterde kostenallocatie, stroomlijning vergunningsprocedures). Daarnaast dient een eventueel fonds aan strikte voorwaarden te voldoen om als hefboom te kunnen fungeren voor de benodigde investeringen en om marktverstoring te voorkomen. Nederland denkt daarbij niet aan directe investeringen maar aan indirecte financiering via leningen en garantiestellingen.

De Commissie heeft de lidstaten geconsulteerd over hun vergunningverleningprocedures en welke verbeteringen hierin aangebracht zouden kunnen worden om projecten van Europees belang met grensoverschrijdende effecten sneller te volbrengen. De Nederlandse Rijkscoördinatieregeling (RCR) wordt in deze gezien als een «best practice» hoe de procedure kan worden gestroomlijnd en versneld. De Commissie is voornemens om een beperkt aantal prioriteitscorridors te benoemen waarop deze versnelling van de vergunningverleningprocedure van toepassing is. Nederland staat positief tegenover deze ontwikkeling en kijkt tevens uit naar de aangekondigde voorstellen over betere mogelijkheden voor kostenallocatie van grensoverschrijdende energie-infrastructuur.

Naar boven